De Cyruscilinder

De Cyruscilinder. Dit is geen mensenrechtendocument.

De Cyruscilinder werd ontdekt in 1879 en was op slag een van de beroemdste teksten uit de oude wereld, omdat joodse en christelijke apologeten het voorwerp benutten om te bewijzen dat de Bijbel historisch betrouwbaar was. Dat was echter niet het enige propagandistische gebruik van de cilinder, die tot in onze eigen tijd vooral wordt misbruikt voor politiek gewin.

Cyrus’ eigen boodschap

Het is een van de bekendste feiten uit de oude geschiedenis: in oktober 539 v.Chr. veroverde de Perzische vorst Cyrus de Grote de culturele hoofdstad van de oude wereld, Babylon. Het was niet de eerste keer dat de metropool een nieuwe heerser kreeg, maar in het voorgaande millennium waren de vorsten altijd afkomstig geweest uit het Tweestromenland. Cyrus was echter een machtige nomadenleider, die niet alleen over zijn eigen stam gezag uitoefende, maar ook over andere nomaden uit het huidige Iran en Afghanistan. Bovendien had hij in Turkije de Armeniërs en Lydiërs aan zich onderworpen. En nu voegde hij dus het Babylonische Rijk toe, dat bestond uit Irak, Syrië, Libanon en Israël/Palestina.

De Naboniduskroniek (British Museum, Londen)

De Babyloniërs moeten de inname van hun stad letterlijk met angst en beven hebben afgewacht. Volgens de contemporaine Naboniduskroniek werd er al sinds het voorjaar gevochten, was een opstand in de omgeving van Babylon in bloed gesmoord en was koning Nabonidus van Babylon begin oktober aan de Tigris verslagen, zodat er geen leger meer was om de stad te verdedigen. Maar zelfs als het er zou zijn geweest, was Babylon onverdedigbaar groot. De stad zou worden geplunderd, de vrouwen wachtte verkrachting en de krijgers de staak, en de kinderen zouden met de buit worden weggevoerd. Dat waren de wetten van het antieke imperialisme. De Babyloniërs konden het weten: toen zij de hoofdstad van het oude Assyrië hadden ingenomen, had de plundering een maand geduurd. Maar het bloedvergieten bleef uit. In plaats van met de schatten van Babylon terug te keren, liet Cyrus zijn nomadenbestaan voor wat het was en presenteerde hij zich als een door de Babylonische oppergod Marduk gezonden bevrijder.

Het kwam daarbij goed uit dat de verslagen koning, Nabonidus, enkele religieuze vernieuwingen had doorgevoerd. Zo had hij de maangod Sin een prominentere plaats gegeven in het pantheon en had hij het voor de Mardukcultus belangrijke Nieuwjaarsfestival enkele jaren niet bijgewoond. De priesters van de oppergod haatten hem en waren niet te beroerd hun voormalige heerser in verschillende teksten te presenteren als tiran of geesteszieke.

Een ongeschikte heerser was aangesteld om de macht over het land uit te oefenen en legde <lacune> op aan de bewoners. Hij bouwde een namaak-Marduktempel; in Ur en de andere cultusplaatsen voerde hij een ongepast ritueel in; en niet gehinderd door vrees voor de goden reciteerde hij dagelijks een onheilig offergebed. Zonder eerbied maakte hij een einde aan de reguliere offers, greep hij in de cultusplaatsen in en bouwde hij nieuwe heiligdommen. Met deze maatregelen tastte hij de cultus van Marduk, de godenkoning, aan en deed hij diens stad kwaad. Dagelijks en onophoudelijk liet hij de bewoners extra herendiensten verrichten, zodat hij allen ten gronde richtte.

Dit was een citaat uit de Cyruscilinder. Het iets meer dan drieëntwintig centimeter brede voorwerp, dat momenteel is te zien in het British Museum, is vergelijkbaar met de “eerste stenen” in de bouwwerken uit onze tijd. Het begin van de bouw was ook destijds een plechtige gebeurtenis, waarbij vorsten een mooie inscriptie achterlieten, meestal gegraveerd op een prisma of een cilinder. In zo’n tekst vertelden de heersers vaak iets over de aanleiding tot de (her)bouw, en daarbij kwam niet zelden een deel van de eigen biografie ter sprake. Het is een wonderlijk soort propaganda, niet gericht op de onderdanen, maar op de architecten en vorsten die in later tijd het bouwwerk zouden restaureren – en op hedendaagse archeologen.

In de Cyuscilinder, waarvan de tekst werd gecomponeerd ter gelegenheid van de bouw van een stadsmuur, vertelt de Perzische leider dus dat Nabonidus de goden niet op de juiste wijze vereerde en de Babyloniërs onderdrukte met nieuwe herendiensten. Gelukkig ging het lot van zijn tempel en zijn vereerders de oppergod ter harte:

Marduk, de verheven godenkoning, bezag alle verlaten woonsteden van het land van Sumer en Akkad [d.w.z., Babylonië] en de mensen, die waren verworden tot lijken. Hij trok zich hun lot aan en was genadig. Hij doorzocht en verkende het geheel der landen, elk daarvan. Hij onderzocht alles en vond een rechtvaardig vorst, nam zijn uitverkorene bij de hand, noemde hem bij diens naam Cyrus, koning van Anšan [d.w.z., Perzië], en zegde hem de wereldheerschappij toe. Hij deed het land in het oosten en de Meden neerliggen aan Cyrus’ voeten, en deze hoedde in recht en gerechtigheid als een herder over de donkerhoofdige mensheid, waarover Marduk hem het gezag had gegeven. Marduk, de grote heer en verzorger van zijn mensen, aanzag Cyrus’ goede daden en rechtvaardig hart met vreugde.

Het vervolg is bekend: Cyrus rukte op naar Babylon (“met zijn soldaten, even ontelbaar als de waterdruppels van een rivier”) en veroverde de stad. Zo verenigde de uitverkorene van Marduk het Midden-Oosten in één rijk. Hij presenteerde zich als vredesvorst en liet, zo lezen we in de Naboniduskroniek, “de vrede opleggen”. Hoewel niet precies bekend is wat dit betekent, mag worden aangenomen dat een proclamatie is voorgelezen met een inhoud die leek op het hierboven beschrevene: dat de oppergod Nabonidus had verlaten en een nieuwe koning voor Babylon gevonden. Cyrus was, in één zin samengevat, de legitieme heerser van het Babylonische Rijk.

Op zo’n claim moeten daden volgen, en inderdaad werden de door Nabonidus opgelegde herendiensten beëindigd en volgden ook enkele maatregelen ten gunste van de Mardukcultus. Cyrus doet het verslag daarvan in de eerste persoon, en lijkt het zó belangrijk te hebben gevonden dat hij driemaal vrijwel hetzelfde zegt:

Van de sinds mensenheugenis verlaten heilige steden aan gene zijde van de Tigris – van Nineve, Aššur en Sousa, van Akkad, Ešnunna, Zamban, Me-Turnu en Der tot aan het land in het oosten – deed ik de goden terugkeren, en ik gaf hun een woonplaats voor altoos. Ook hun vereerders verzamelde ik en liet ik terugkeren naar hun steden. De goden van het land van Sumer en Akkad, die tot woede van de godenkoning door Nabonidus waren overgebracht naar Babylon, deed ik op bevel van de grote heer Marduk weer wonen in hun geliefde tempels in hun eigen steden.

Er valt meer te lezen op de cilinder: Cyrus’ titulatuur (“koning van de wereld, grote koning, machtige koning, koning van Babylon, koning van de vier windstreken”), de mededeling dat alle vorsten van de Bovenzee tot de Benedenzee door Marduk aan hem waren onderworpen, en een beschrijving van enkele constructiewerken.

Joodse en christelijke apologie

Tot de inwoners van Babylonië behoorde ook een anonieme Joodse profeet wiens poëzie is toegevoegd aan het Bijbelboek Jesaja. Daarvan zijn grofweg de eerste negenendertig hoofdstukken geschreven door de “echte” Jesaja, de hoofdstukken 40-55 door de Babylonische Jood en het slot door nog een derde schrijver. De tweede auteur, ook wel aangeduid als Deuterojesaja, schrijft dat Cyrus, die als de zon in het oosten zal opkomen en heersers zal verpulveren als in een vijzel en vertrappen zoals een pottenbakker zijn klei, Babylon omver zal werpen.

Dit zegt JHWH tegen Cyrus, zijn gezalfde,
die hij bij de rechterhand neemt,
aan wie hij volken onderwerpt,
voor wie hij koningen ontwapent,
voor wie hij deuren opent
– geen poort blijft gesloten:
“Ik zal voor je uit gaan,
ik zal ringmuren slechten,
bronzen deuren verbrijzelen,
ijzeren grendels stukbreken.
Ik zal je verborgen schatten schenken,
diep weggeborgen rijkdommen.
Dan zul je weten dat ik JHWH ben,
de God van Israël, die jou bij je naam roept.” (Jesaja 45.1-3)

De poëzie van Deuterojesaja bevat verschillende echo’s van Cyrus’ propaganda. De gedachte ligt voor de hand dat de Joodse dichter zijn woorden heeft geschreven nadat Babylon was veroverd en hij een op de Cyruscilinder geënte proclamatie had aanhoord. Maar zo simpel is het niet. Voor een profeet die zijn voorspellingen pas ná de gebeurtenissen toevertrouwde aan het perkament, zijn Deuterojesaja’s profetieën wel erg inaccuraat. De Babylonische vrouwen hebben bijvoorbeeld nooit de in Jesaja 47.1-3 voorspelde slavenarbeid verricht. Andere elementen die we van een voorspelling-achteraf zouden hebben verwacht, ontbreken: als de dichter zou hebben geweten dat Babylon zonder slag of stoot was gevallen, zou hij dat wel hebben vermeld als bewijs van Gods hulp aan Cyrus. Maar het blijft onvermeld. De dichter is ook opvallend terughoudend over het heil dat de Joden te wachten stond. God zegt van Cyrus:

Dit is Mijn herder,
alles wat Ik wil, brengt hij ten uitvoer:
hij geeft opdracht Jeruzalem te herbouwen
en voor de tempel de fundering te leggen. (Jes. 44.28)

Veel meer wordt er niet aan toegevoegd. Een batterij indrukwekkende heilsvoorspellingen valt vooral op doordat er werkelijk niets concreets in staat. De conclusie moet zijn dat de profeet, onder de indruk van Cyrus’ overwinningen in Medië (550), Armenië (547) en Lydië (c.542), de geest kreeg en een reeks voorspellingen opschreef, maar nog niet wist hoe het eindspel in Babylon precies zou verlopen.

Alvorens te zoeken naar een andere verklaring voor de parallellen tussen de tekst van Deuterojesaja en de Cyruscilinder, is het zinvol te kijken naar de gevolgen van de ontdekking van de cilinder. In de negentiende eeuw woedde een stevige discussie over de status van de Bijbel. Een reeks wetenschappelijke ontdekkingen had twijfel doen ontstaan aan het gezag van dit boek als historische bron. Daarom werd elke tekst die de in de Bijbel vermelde historische feiten bevestigde, door christelijke en joodse apologeten aangegrepen als argument tegen wat destijds zo poëtisch “het ongeloof” heette. Het was dan ook voorpaginanieuws toen de wetten van Hammurabi werden gevonden, en hetzelfde lot viel ten deel aan de afbeelding van de Israëlische koning Jehu op de Zwarte Obelisk van Salmanasser, Sanheribs verslag van zijn belegering van Jeruzalem en soortgelijke teksten. De Daily Telegraph financierde in 1873 zelfs een expeditie naar Mosul om in de ruïnes van Nineve te zoeken naar de ontbrekende helft van een Londens kleitablet dat het verhaal van de Zondvloed bevatte. Ook de Cyruscilinder viel in de categorie “de Bijbel heeft toch gelijk”.

Herodotos (Agora Museum, Athene)

Dat was niet omdat de cilinder bewees dat Cyrus Babylon had ingenomen. Dat was niet alleen bekend uit de Bijbelboeken Jesaja en Daniël, maar ook uit de publicaties van een half dozijn Griekse en Romeinse auteurs, waarvan Herodotos’ Historiën de bekendste zijn. De Cyruscilinder hielp historici bij het opsporen van onjuistheden in de bronnen (Daniël noemt de veroveraar ‘Darius de Mediër’; Herodotos meent dat de stad na een belegering werd ingenomen), maar het feit zélf was al bekend. Veel belangrijker was de passage uit de cilinder waarin driemaal stond dat Cyrus de goden en hun vereerders naar huis liet terugkeren. Dit valt ook te lezen in het deel van de Bijbel dat bekendstaat als het Chronistische Geschiedwerk (d.w.z., Kronieken, Ezra en Nehemia). Bovendien bevestigde de cilinder wat Deuterojesaja had beweerd: dat Cyrus zichzelf presenteerde als uitverkorene van de Almachtige.

Het werd nog beter toen iranologen zich verdiepten in de tekst van de cilinder. De bekendste religie van het oude Iran is de leer van de profeet Zarathuštra, die een vorm van monotheïsme lijkt te hebben gepredikt en steeds benadrukte dat de gelovigen moeten streven naar rechtvaardigheid, aša. (Uiteraard zal niemand zeggen dat hij het tegendeel beoogt, maar de religieuze onderbouwing van het streven naar rechtvaardigheid – anders gezegd, de vervlechting van ethiek en godsdienst – was wel degelijk een vernieuwing.) De Perzische religie kent ook een uitverkoren verlosser, de saošyant, die orde op zaken zal stellen en aša zal doen heersen. De Perzische koningsnaam Artaxerxes, “hij die in rechtvaardigheid heerst”, is een van de bekendste uitdrukkingen van dit ideaal. De cilinder, waarin de nadruk ligt op “het recht en de gerechtigheid” van Cyrus’ heerschappij, en Deuterojesaja bevatten soortgelijke ideeën, zoals de volgende passage van laatstgenoemde auteur, die door Marin Luther King’s “I have a dream”-toespraak ook buiten joodse en christelijke kring bekendheid kreeg.

Hemel, laat gerechtigheid neerregenen,
laat haar neerstromen uit de wolken,
en laat de aarde zich openen.
Laten hemel en aarde redding voortbrengen
en recht doen ontspruiten. (Jesaja 45.8)

De overeenkomsten tussen de Iraanse religieuze ideeën, de cilinder en Deuterojesaja leidden destijds tot de conclusie dat Cyrus religieuze redenen had gehad om de Joden te begunstigen en dat de Joden redenen hadden om Cyrus te erkennen als uitverkorene des Heren. Weinig teksten leken de Bijbel zo mooi te bevestigen en aan te vullen als de Cyruscilinder. Het hierboven geschetste is nog in talloze publicaties te vinden. Gemakshalve wordt steeds over het hoofd gezien dat de Cyruscilinder de terugkeer van de Joden niet vermeldt, en alleen maar steden noemt uit het Tweestromenland.

Keizerlijke propaganda

Cyrus overleed in juli 530 v.Chr., misschien als gevolg van verwondingen opgelopen tijdens een veldslag tegen een groep steppenomaden. Vijfentwintighonderd jaar en drie maanden later, van 12 tot en met 15 oktober 1971, werd deze gebeurtenis herdacht. Sjah Mohammad Reza al-Pahlavi van Iran hield bij het graf van Cyrus een lofrede, wendde zich naar de grafkamer en sprak de gevleugelde woorden dat de stichter van de Iraanse monarchie in vrede kon rusten, omdat zijn opvolger over hem waakte. Onder de aanwezigen waren, behalve de jonge kroonprins en zijn moeder Farah Diba, zo’n beetje alle vorsten van onze planeet plus een enkel democratisch gekozen staatshoofd. Het feest der gekroonde hoofden kostte – volgens de laagste schattingen – een kwart miljard dollar en droeg niet weinig bij aan de vervreemding tussen zijne keizerlijke majesteit en zijn onderdanen.

Tegelijk werd in New York aan de secretaris-generaal van de Verenigde Naties, Oe Thant, een replica aangeboden van de Cyruscilinder, die werd gepresenteerd als ’s werelds First Human Rights Charter en als een oeroud Perzisch symbool. Het voorwerp pronkte ook op een Iraanse postzegel en in Teheran werd een speciaal monument gebouwd waarin de cilinder ooit tentoongesteld moest worden.

Het was niet voor het eerst dat de sjah zichzelf presenteerde als opvolger van Cyrus. Al vroeg in de jaren zestig had het plan bestaan de verovering van Babylon te herdenken. Sindsdien hadden de sjah en zijn ministers in verschillende toespraken de cilinder gepresenteerd als mensenrechtendocument en erop gewezen dat de Bijbel bevestigde dat Cyrus’ beleid ook werkelijk was uitgevoerd. Waar de Cyruscilinder ooit had gediend om de historische waarheid van de Bijbel te bevestigen, diende de Bijbel nu om een interpretatie van de cilinder te onderbouwen. In een brief aan Oe Thant wordt minder naar de Joodse geschriften dan naar de cilinder verwezen: Cyrus had Babylon niet laten plunderen, had de bevolking niet gemolesteerd, had zich bekommerd om de heiligdommen, had gedeporteerden laten terugkeren en had de horigheid had afgeschaft. Dit laatste is een wel heel vrije weergave van wat Cyrus feitelijk schreef: hij had enkele herendiensten afgeschaft die Nabonidus had toegevoegd aan het gebruikelijke pakket.

In zijn dankwoord lepelde Oe Thant enkele soortgelijke woorden op, waaronder een opmerking met de strekking dat Cyrus een voorbeeldig heerser was omdat hij Babylon zonder geweld had bemachtigd. Je vraagt je onwillekeurig af hoe hij dit met droge ogen heeft weten uit te spreken. Ook het compliment aan de Pahlavi-dynastie dat deze zich zo voorbeeldig inzette voor de mensenrechten, zal tot opgetrokken wenkbrauwen hebben geleid bij de politieke gevangenen in de cellen van de Iraanse geheime dienst.

Er zijn soms belangrijkere zaken dan de historische waarheid. De opmerkingen dat Cyrus de horigheid had afgeschaft en geen geweld had willen toepassen moeten maar worden beschouwd als aansporingen aan moderne regeringsleiders. Toch zat er een lelijke adder onder het gras, want de Cyruscultus diende een heel concreet, binnenlands politiek doel. Het door de Iraanse autoriteiten gecreëerde beeld van de op religieus gebied tolerante Cyrus was in feite een opdracht aan de sji’itische geestelijkheid zich tot religieuze studie te beperken. De overheid zou zich niet met de moskee bemoeien als de ayatollahs zich buiten de politiek hielden. Door Cyrus te presenteren als uitvinder van de scheiding van moskee en staat, hoopte Mohammad Reza dit beginsel aanvaardbaar te maken voor zijn onderdanen, erop speculerend dat hun nationale trots het zou winnen van hun religieuze gevoelens. Dat Cyrus zijn overwinning aan Marduk had opgedragen, werd zorgvuldig uit de publiciteit gehouden en ontbreekt dan ook in de aan de Verenigde Naties overhandigde vertaling.

De sji’itische reactie was verdeeld. Sommige gelovigen zochten naar een mogelijkheid nationale trots te combineren met Islam, en legden een schriftpassage over een machtige heerser, de Hoornenman, uit als een beschrijving van Cyrus (Koran 18.83-98). En ook al beweren moderne geleerden en soennieten dat dit een verwijzing is naar Alexander de Grote, de opvatting heeft nog altijd aanhangers. Andere sji’itische leiders gaven blijk van een zekere afkeer van die wereldlijke heerser van tweeënhalf millennium geleden. (De ironie dat ze daarmee in feite instemden met de sjah dat Cyrus boven de religies had willen staan, lijkt hun te zijn ontgaan.)

Vervalsing

Sinds het Cyrusfestival zijn ruim veertig jaren verstreken. Mohammad Reza Sjah werd verdreven door grootayatollah Ruhollah Khomeiny en de politieke gevangenen werden bevrijd. Het monument waarin de Cyruscilinder tentoongesteld had moeten worden, werd omgedoopt tot Vrijheidstoren. Ayatollah Sadeq Khalkhali ontketende een schrikbewind dat de mensenrechtenschendingen van de sjah al snel deed vergeten, en talloze aanhangers van de sjah vluchtten naar het buitenland.

Het waren meestal hoogopgeleide mensen die hun talen spraken en hadden gedeeld in de droom van een Iran waarin moskee en staat gescheiden waren. Cyrus was in zekere zin deel van hun zelfbeeld, een historische belichaming van een ideologie die zij zó waren toegedaan dat ze in ballingschap voor moesten gaan. Kritiek op de Perzische vorst – of het nu Cyrus of de sjah was – kwam hard aan. Het was méér dan historische kritiek: het werd uitgelegd alsof ze hadden gedeeld in een verkeerde ideologie.

Maar die kritiek kwam. Om te beginnen van iranologen, die kanttekeningen begonnen te plaatsen bij de theorie dat Zarathuštra een vorm van monotheïsme had gepredikt. Ze wezen er ook op dat het idee dat een saošyant de kosmos zou vernieuwen te jong was om Deuterojesaja te hebben beïnvloed. Bovendien werd de vraag gesteld of Cyrus en de andere koningen van het Perzische Rijk wel aanhangers waren van de leer van Zarathuštra. Die wilden bijvoorbeeld de heilige aarde en het heilige vuur niet verontreinigen met kadavers, en lieten daarom hun doden over aan de honden en gieren. Dat valt slecht te rijmen met het feit dat voor Cyrus een graf werd gebouwd. De Perzische vorst was vrijwel zeker geen aanhanger van Zarathuštra en waarschijnlijk ook geen monotheïst. Als hij de Joden liet terugkeren, deed hij dat niet omdat hij hen aanzag voor geestverwanten.

Sterker nog, het is maar de vraag of Cyrus de Joden toestemming gaf Jeruzalem te herbouwen. Ook de Bijbel is daarover niet zo heel duidelijk. Sommige Bijbelboeken melden dat de tempel werd herbouwd ten tijde van koning Darius I de Grote (r. 522-486), andere melden dat de stad rond het midden van de vijfde eeuw werd herbouwd. Dat zou betekenen dat er gedurende ruim een halve eeuw een tempel stond temidden van een ruïne: op zich niet onmogelijk, maar de vraag of het werkelijk zo is geweest dringt zich wel op. De opvatting dat Cyrus de Joden nooit heeft begunstigd is zeker verdedigbaar en dat doet afbreuk aan de stelligheid waarmee de Perzische vorst is gepresenteerd als mensenvriend.

De Naboniduscilinder uit Sippar (British Museum, Londen)

En uit de tekst van de cilinder valt Cyrus’ filantropie, zo is inmiddels gebleken, ook al niet af te leiden. Een bouwinscriptie uit Sippar, een paar jaar vóór de Cyruscilinder gemaakt voor Nabonidus, vermeldt dat de Babylonische koning in een droom van Marduk bevel kreeg de Maantempel van Harran te herbouwen, en dat Nabonidus tegenwierp dat die stad onbereikbaar ver lag in het gebied dat beheerst werd door de Meden.

Maar Marduk zei: ‘De Mediër die je noemt, zijn land en zijn bondgenoten bestaan niet langer.’ En […] de goden deden Cyrus opstaan, de koning van Anšan, hun werktuig. Met een klein leger vernietigde hij de Medische horden.

De auteurs van de twee cilinders behoorden tot hetzelfde kleine team van koninklijke schrijvers. De samensteller van de Cyruscilinder kon de veroveraar typeren als werktuig van Marduk omdat zijn collega dat al eerder eveneens had gedaan. Meer in het algemeen kan worden gesteld dat de daden die in de cilinder aan Cyrus worden toegeschreven, nogal stereotiep zijn. Elke Babylonische vorst herstelde tempels. Iedere koning in het Tweestromenland droeg zorg voor het welzijn der goden. Het laten terugkeren van gedeporteerden en de beelden van goden was het wisselgeld dat elke heerser in het oude Midden-Oosten hanteerde. De bewering onrechtmatige herendiensten te hebben afgeschaft, is niet uniek. Kortom, de Cyruscilinder bewijst alleen dat de Perzische vorst zich presenteerde zoals de Babylonische elite dat verwachtte. Dit verklaart ook waarom er overeenkomsten zijn met de poëzie van Deuterojesaja: zowel Cyrus’ Babylonische klerk als de Joodse dichter benutten het jargon dat behoorde bij de ideale heerser.

Mok met de vervalste tekst

Dit is een conclusie die de Iraanse ballingen niet erg goed bevalt, en dus heeft men de feiten maar aangepast. Al enkele jaren circuleert op het internet – inmiddels het voornaamste kanaal van overdracht van historische kennis – een vervalsing, die herkenbaar is aan passages als deze:

Ik verklaar dat ik de tradities, gewoontes en godsdiensten van de volken in mijn rijk zal respecteren en dat ik, zo lang ik leef, geen van mijn gouverneurs en ondergeschikten zal toestaan er anders dan met respect over te oordelen. […] Het staat ieder vrij mijn bewind te aanvaarden, en als iemand het verwerpt, zal ik nooit oorlog voeren om mijn macht te herstellen.

In 2010 was de Cyruscilinder voor het eerst in Iran; souvenirstalletje bij het archeologisch museum van Teheran

Als je tekst geen Charter of Human Rights is, moet je er zelf maar een Verklaring van de Rechten van de Mens van maken. Helaas wordt de vervalsing zelden als zodanig herkend. Zo citeerde Shirin Ebadi haar toen ze de Nobelprijs voor de Vrede accepteerde. De tekst staat ook te lezen op de website van de verdreven koninklijke familie van de Malediven, stond in 2008 in de National Geographic (die rectificeerde) en op de website van de BBC (die niet rectificeerde). De huidige Iraanse regering, die geen prioriteit legt bij de bestudering van het voorislamitische verleden, heeft de propagandistische lezing van de sjah min of meer overgenomen, met dit verschil dat de religieuze passages uit de Cyruscilinder nu wél worden gelezen.

Uit een Iraans souvenirwinkeltje. De cilinder ligt op z’n kop.

Éen van de plekken waar de propaganda van de sjah het duidelijkst uitgedragen is geweest, is de Wikipedia, waar wetenschappelijke, betrouwbare informatie systematisch werd weggewerkt. Wetenschappers die er iets van zeiden, konden rekenen op persoonlijke aanvallen. Nadat ik de correcte Babylonische tekst en een vertaling online had geplaatst, heb ik graffiti op mijn deur aangetroffen en ben ik bij mijn huis opgewacht.

Het British Museum heeft lange tijd niets gedaan. Ik ben zelf eens langs gegaan om de mensen daar te smeken of ze alsjeblieft een vertaling op de website wilden plaatsen, zodat in elk geval de vervalsing kon worden weerlegd. Dat is uiteindelijk ook gebeurd. Later heeft het British Museum zijn “Wikipedian in Residence” gevraagd een goed artikel over de Cyruscilinder te maken, wat uiteindelijk ook gebeurde – om vervolgens langzaam te worden gevandaliseerd.

De waarheid ondergesneeuwd

Het is verontrustend dat mensen bereid zijn teksten te vervalsen om hun geloof in verouderde propaganda te behouden; maar nog veel verontrustender is het dat geen enkele academische instelling iets heeft gedaan om deze desinformatie tegen te gaan. Nog erger is dat een deelterrein van de wetenschap, de iranologie, in feite monddood is gemaakt: de waarheid – zo goed of kwaad als we die kennen – valt te lezen in wetenschappelijke publicaties, maar bereikt het publiek niet langer.

Je kunt nu de wrange grap maken dat de oudheidkunde de meest geavanceerde wetenschappelijke discipline van allemaal is, omdat ze allang monddood was gemaakt vóór de klimaatwetenschap als eerste van de andere disciplines in opspraak kwam. Ik vind de grap niet langer leuk. De feitelijke vraag is immers of een discipline die het publiek niet bereikt, nog gesubsidieerd mag worden. Het is in elk geval in strijd met het rendementsbeginsel.

Literatuur:

  • J. Harmatta, “Les modèles littéraires de l’édit babylonien de Cyrus”, in: Acta Iranica 1 (1974) 29-44
  • A. Kuhrt, “The Cyrus Cilinder and Achaemenid Imperial Policy”, in: Journal for the Study of the Old Testament 25 (1983) 83-97
  • R.J. van der Spek, “Cyrus the Great, Exiles, and Foreign God: a Comparison of Assyrian and Persian Policies on Subject Nations”, in: M. Kozuh e.a. (eds.), Extraction and Control. Studies in Honor of Matthew P. Stolper (2014) 233-266
  • H.P. Schaudig, Die Inschriften Nabonids von Babylon und Kyros’ des Großen (2001 Münster)
  • A. Sh. Shahbazi, “Iranians and Alexander”, in: American Journal of Ancient History n.s. 2 (2003), 5-38

[Dit was de tweeënnegentigste aflevering in mijn reeks museumstukken; een overzicht is hier.]

Deel dit:

4 gedachtes over “De Cyruscilinder

  1. mnb0

    “De Babyloniërs moeten de inname van hun stad letterlijk met angst en beven hebben afgewacht. Volgens de contemporaine Naboniduskroniek werd er al sinds het voorjaar gevochten, was een opstand in de omgeving van Babylon in bloed gesmoord.”
    Dat spreekt elkaar enigszins tegen. Als er in de omgeving van de stad reden tot opstand was, waarom niet in de stad zelf? En (potentiële) opstandelingen zullen de ondergang van hun politieke elite helemaal niet erg hebben gevonden.
    Als je gelijk hebt met Deuterojesajah wordt dit bevestigd.

    “Wikipedia, waar wetenschappelijke, betrouwbare informatie systematisch werd weggewerkt.”
    Daaruit kunnen we concluderen dat jouw vak relevanter is voor het huidige tijdsgewricht dan de mijne, natuurkunde en wiskunde, want op de betreffende pagina’s gebeurt dat eigenlijk nooit.

    “Nadat ik de correcte Babylonische tekst …..”
    Ah, de aanhangers van de antieke kampioen van de mensenrechten nemen het met die mensenrechten niet zo nauw.

    “Ik vind de grap niet langer leuk.”
    Nee, de tijd is wel rijp voor nog slechtere grappen.

    1. (1)
      Wat betreft de gevechten rond Babylon: of die opstand iets met de politieke elite te maken had, weten we niet.

      (2)
      Mijn vak is ontzettend relevant. De Oudheid zelf is dat niet. Als mensen eenmaal vrij zouden komen van het verleden – niet de ambitie hebben te zijn zoals hun voorouders, niet de noodzaak voelen het te beoordelen met moderne maatstaven – kan het gewoon een prettig, irrelevant vak zijn.

Reacties zijn gesloten.