Nederlandse Kelten

IJzertijdarmbanden uit Rossum (Rijksmuseum van Oudheden, Leiden)
IJzertijdarmbanden uit Rossum, die je aan de Kelten mag toeschrijven (Rijksmuseum van Oudheden, Leiden)

Een simpele lezersvraag: waren er Kelten in Nederland? Helaas is het antwoord niet zo gemakkelijk omdat “Kelt” zo’n beetje alles kan betekenen. Er is namelijk nogal wat verschil tussen – om eens wat te noemen – degenen die zichzelf beschouwden als Kelten, degenen die in de klassieke bronnen worden aangeduid als Kelten, de taalfamilie die door moderne onderzoekers Keltisch wordt genoemd, datgene wat archeologen beschrijven als Keltisch en tot slot de religieuze en de kunsthistorische definities.

Wellicht had het woord oorspronkelijk slechts betrekking op de mensen onmiddellijk ten noorden van de Griekse kolonie Marseille, waar een stam lijkt te hebben gewoond die Keltisch heette. Dit zou dan de enige groep zijn geweest die zichzelf als Keltisch heeft geïdentificeerd, want de diverse stammen in West-Europa hebben zich nooit beschouwd als onderdeel van één groot volk. Dat is een Grieks idee.

Al in de vijfde eeuw v.Chr. gebruikte de Griekse onderzoeker Herodotos de naam voor de bewoners van een veel groter gebied, waarin zowel het huidige Port-Vendres (aan de voet van de oostelijke Pyreneeën) als de bron van de Donau lagen. Een eeuw later benut Eforos het woord voor iedereen uit het westen. Bij hem heetten overigens alle noorderlingen “Skythen”, alle oosterlingen “Perzen” en alle zuiderlingen “Libiërs”.

Bij weer latere auteurs wordt “Keltisch” synoniem voor “barbaars”. Zo duidt de Griekse auteur Cassius Dio de stammen ten oosten van de Rijn zo aan, hoewel deze volken in vrijwel alle andere bronnen Germanen heten. (Als Dio het over Germanen heeft, bedoelt hij de inwoners van de Romeinse provincies Neder- en Opper-Germanië.) In het verlengde van Dio’s woordkeuze ligt het gebruik van “Kelten” door christelijke en middeleeuwse auteurs ter aanduiding van alle niet door de Romeinen onderworpen gebieden, zoals de bewoners van Ierland.

Dit woordgebruik zou de klassieke auteurs hebben verbaasd, want die beschouwden de bewoners van de Britse eilanden nou juist als niet Keltisch. Caesar meent bijvoorbeeld dat Belgische stammen Het Kanaal waren overgestoken, en hoewel we dit niet zonder meer voor waar hoeven aan te nemen, bewijst deze opmerking dat de Romeinse veldheer de Britten niet als Keltisch heeft herkend en zijn Keltische tolken moeite hadden met de Britse talen. Ook de geograaf Strabon maakt een onderscheid tussen Britten en Kelten.

Desondanks: in de Late Oudheid waren de Ieren komen gelden als Kelten. Er is bijvoorbeeld wel eens sprake van een Keltisch christendom met een eigen kunsthistorische stijl. De eerste linguïsten identificeerden de Ierse taal als onderdeel van een Keltische taalfamilie, die er inderdaad is geweest en zich over grote delen van Europa heeft uitgestrekt. Ook het Schots hoort daarbij en het bekendste gebruik van het woord “Keltisch” is dan ook de naam van de legendarische voetbalvereniging uit Glasgow, Celtic. De zelfbenoemde druïdes die elk jaar weer naar Stonehenge komen, staan ook in deze traditie, waarin “Keltisch” in feite zoiets wil zeggen als “voor-Engels” en “voor-Romeins”.

Tot slot is er datgene wat de archeologen beschouwen als Keltisch: dat is een IJzertijdcultuur die ook wordt aangeduid als “La Tène”, naar de eerste vindplaats. In de zesde eeuw v.Chr. vinden we deze cultuur in het gebied van de Vogezen, het Zwarte Woud, Beieren en Bohemen. Daarvandaan verspreidde ze zich in de vierde eeuw naar Italië, Frankrijk, Spanje, de Britse eilanden en langs de Donau.

Als we het laatantieke woordgebruik even buiten beschouwing laten, hebben we dus drie betekenissen: de Griekse, die buitengewoon vaag is; een linguïstische; een archeologische. Ze overlappen niet volledig en daarmee komt ook het antwoord in zicht op de vraag of er Kelten in Nederland zijn geweest. Er is altijd wel een Griekse betekenis te noemen. Archeologisch moet je aarzelen: sommige dingen die je in de La Tène-cultuur zou verwachten, ontbreken. Ik vind het altijd lastig taalkundige argumenten te beoordelen, maar zoals ik het begrijp sprak men hier vanaf pakweg 100 v.Chr. steeds vaker een vooral Germaanse taal.

Wat daaraan voorafgaat, tja. Dat kan een vorm van Keltisch zijn geweest of een taal uit een daarmee verwante taalfamilie. Eén ding lijkt me wel vast te staan: de bevolking heeft zichzelf nooit Keltisch genoemd.

Deel dit:

9 gedachtes over “Nederlandse Kelten

  1. Erik Bouwknegt

    Nou zijn er in Nederland wel wat plaatsnamen die duidelijk Keltisch zijn (in de taalkundige betekenis dus), maar dat zegt niet alles, kan ook zijn dat de Romeinen voor hun naamgeving Gallische namen kozen. Of dat nou was omdat ze die plaatsen bevolkten met Galliërs die ze van verderop haalden, of dat de plaatselijke bevolking Gallisch was, of dat ze hun namen kozen aansluitend op de Gallische namen verder naar het zuiden is niet altijd uit de namen zelf af te leiden. In andere gevallen lijkt het duidelijk dat de Romeinse versie van de plaatsnaam een verlatijnste vorm was van een Gallische naam, maar is de huidige versie de Germaanse vorm van diezelfde naam. Al gaat dat laatste ook vaak niet op.

    Ik beperk me hier even tot het taalkundige, en omdat Gallisch taalkundig gezien in elk geval een Keltische taal is, verwant aan hedendaagse Keltische talen als Iers-Gaelic en Welsh, noem ik het verder maar even ‘Keltisch’.

    Zo heette Heerlen in de Romeinse tijd Coriovallum, wat een Keltische naam is, maar is de huidige vorm met een H- i.p.v. C- Germaans, en die klankverandering heeft niet pas later plaatsgevonden, want de Germaanse klankverschuiving (die o.a. van een k-klank via een ch-klank tot een h-klank maakte) had al voor de Romeinse tijd plaatsgevonden). M.a.w. Heerlen gaat niet rechtsreeks terug op Coriovallum, maar op een Germaanse vorm náást Coriovallum (Charjawallan, Harjawallan o.i.d.).

    Aan de andere kant gaat Nijmegen wel rechtsreeks terug op het Romeinse Noviomagus, wat ook een Keltische naam is, en het Nij- zou ook een Germaanse vertaling van Novio- kunnen zijn (of omgekeerd Novio- een Keltische vertaling), maar -magus zeker niet, dat is Keltisch. Bovendien komt die naam op meer plekken in het Romeinse Rijk voor en dan verder altijd in Keltisch gebied. Probleem is dan weer wel dat de volledige naam van Nijmegen, Ulpia Noviomagus Batavorum, ook verwijst naar de Bataven, een volk waarvan we dan wel weer zo goed als zeker weten dat het Germanen waren.

    Nog weer anders ligt het bij een naam als Blerick (bij Venlo), dat teruggaat op Blariacum, daarin zit geen enkele verwijzing naar Germanen, en de huidige naam gaat rechtsreeks terug op de (verlatijnste) Keltische naam. Het achtervoegsel -acum maakt dat het niet anders dan een Keltische naam kan zijn, we vinden dit achtervoegsel in talloze plaatsnamen verder naar het zuiden in onbetwist Keltisch gebied, in Noord-Frankrijk als -ai of -y, in Zuid-Frankrijk als -ac. Voorbeelden zijn Camaracum => Cambrai, Cluniacum => Cluny, Cariacum => Chirac, en de naamgenoten Aureliacum => Orly (bij Parijs) en Aurillac (in de Auvergne).

  2. “Ook het Schots hoort daarbij”
    Om de verwarring nog wat te vergroten: in de 9e eeuw werden de inwoners van Ierland Schotten genoemd.

    https://nl.wikipedia.org/wiki/Johannes_Scotus

    Dus de Kelten die toen in Ierland woonden waren Schotten, die niet braaf katholiek waren, terwijl de huidige Kelten in Glasgow Schotten zijn met wel een braaf katholieke achtergrond, vooral als ze voorouders van Ierse afkomst hebben. Laten we de protestante Schotten maar even buiten beschouwing laten, want ik begrijp er nu al niets meer van.

    1. Dirk

      En dan heb je het nog niet over het Keltische Scottish Gaelic en het Germaanse Scots. Om er scotch bij te pakken.

    2. Robbert

      De keltische Ieren heetten Scoten en praktiseerden het aparte keltische christendom (vgl. het bekende keltische kruis met de zon in het midden). Dit christendom hebben de Scoten vanaf de 6e eeuw in (voornamelijk) West-Schotland ingevoerd (oa St Columba in op het eiland Iona); de Scoten gingen op in de oorspronkelijke bewoners, de Picten, maar gaven hun naam aan het land.
      Langzamerhand is het keltische christendom overgegaan in/overgenomen door de Rooms-Katholieke kerk, in Schotland maar ook Ierland.
      Los van daarvan: de zachte Ierse whiskey is goed te genieten, welk geloof je ook aanhangt. In de Schotse whisky is wel veel meer keus…

    1. Erik Bouwknegt

      Blariacum is een Latijnse naam, met de onzijdige uitgang -um, iets heel anders dan het -um in Blaricum.
      Blaricum komt in middeleeuwse geschriften voor als Blarinchem (o.a. in 1343 en 1429), wat zich laat ontleden als Blar-inga-heim. Tegenwoordige plaatsnamen op -um (ook wel -om/-em/-hem, uit -heim = woonplaats) komen meestal uit ruwweg de Karolingische tijd (zo tussen de 8e en 10e eeuw), hetzelfde geldt voor de combinatie -inga-heim. Het achtervoegsel -ing(a) betekent hier zoiets als ‘zij die horen bij’, het geheel betekent dan ‘de woonplaats van de lieden/familie/volgelingen van Blar’, waarbij het mij onbekend is wat de oervorm van dat ‘Blar’ is geweest; her en der kom ik als verklaring wel een hypothetische voornaam ‘Bladheri’ tegen, maar die lijkt nogal spekulatief en is voorzover mij bekend verder niet bekend uit historische bronnen, dus ik zou dat niet als zekerheid aannemen.

      Evengoed is het erg onaannemelijk dat de tegenwoordige plaatsnaam Blaricum ook maar iets te maken heeft met de tweeduizend jaar oude plaatsnaam Blariacum. Als de naam van Blaricum echt zo oud zou zijn, zou die door allerlei klankveranderingen ondertussen z’n Latijnse vorm allang hebben verloren, net als Blerick.

  3. Geband van Joop

    Bij zoveel geleerdheid past mij slechts zwijgen. In plaats van te spreken heb ik daarom Beethoven opgezet om iets van de Keltische cultuur te kunnen opsnuiven: wisten jullie dat Beethoven heel veel Ierse, Schotse en Wels(h)e, dus ‘Keltische’, volksliederen heeft gearrangeerd (en Beethovens voorvaderen kwamen uit Mechelen zodat hij bijna een Nederlandse Kelt was ;))?

    Zoals bekend was Beethoven een echte romanticus, dus geen componist die voor opdrachtgevers componeerde (zoals Mozart) maar die vanuit zijn hart componeerde (muziek als zelfexpressie) en financieel onafhankelijk wilde zijn. Maar ook een romanticus moet eten en wat weinig bekend is is dat Beethoven veel liederen schreef/bewerkte om brood op de plank te hebben. Bepaald niet onverdienstelijk overigens, ook al krijgen z’n liederen (onterecht!) zo ongeveer de minste aandacht van z’n oeuvre: Schuberts meer bekende briljante liederen liggen direct in het verlengde van die van Beethoven. Daarbij zijn oude volksliederen van bijzonder belang voor de romanticus die immers zoekt naar de authenticiteit, natuurlijkheid en de wortelen van de natie (tegenover de gekunsteldheid van bv. de barok en het rationalisme van de Verlichtingsdenker die in technologie en vooruitgang gelooft en aldus meer naar de toekomst kijkt).

    Geschiedkunde is daarom denk ik de ultiem romantische wetenschap en zo bijna een contradictie want het ligt niet in de (rationalistische) aard van wetenschap – de speurtocht naar universele en noodzakelijke oorzaken met aldus ‘kennis is macht’ als belofte – om achterom te willen kijken (en bv. Aristoteles achtte geschiedkunde dan ook verwanter aan poëzie dan aan wetenschap). Geschiedkunde is ofwel een ontdekken van toevallige feiten met toevallige oorzaken en dan een nietszeggende wetenschap van onsamenhangende feitjes ofwel een construeren van een continuum en samenhang, een alles herleiden tot een metafysische ziel/oorsprong dat zichzelf in de geschiedenis ontwikkelde en uitdrukte en zo een vertellen van een verhaal/mythe (literatuur). In dat laatste geval verliest geschiedkunde zich in metafysica. Met de Kelten lijkt het zo ook te moeten zijn: we construeren een oeroud Keltisch volk, een Keltische ziel dat de romanticus poogt terug te vinden in bv. de Ierse en Schotse volksmuziek, of we hechten zo veel aan de feiten dat alles als los zand door onze vingers glipt en de Kelten voor onze ogen verdampen.

    Sorry voor dit zijpaadje: de zondag inspireert nu eenmaal tot quasi-diepzinnige meditaties. 🙂

  4. “waar een stam lijkt te hebben gewoond die Keltisch heette”
    ??

    Om de lezersvraag te beantwoorden: ja, ik ga er van uit dat hier mensen woonden die onder tenminste één van de categorieën vallen die we nu ‘Keltisch’ noemen. Of het nu hele volksstammen waren of tweetalige ‘Kust-Kelten’, dat laat zich denk ik niet meer vaststellen. Onderzoek hiernaar heeft weliswaar grote stappen vooruit gedaan (30 jaar geleden kwam hier geen Kelt voor) maar kent helaas te veel grenzen om een echt beeld te kunnen verschaffen.

    Overigens, voor degenen die onderzoek naar oud DNA fascinerend vinden, ik hoorde onlangs dat het voornaamste exportproduct uit Denemarken (ze zijn daarin wereldleiders schijnbaar) sperma is. Een-derde van het sperma gebruikt voor ivf in het Verenigd Koninkrijk zou uit Deense heren afkomstig zijn. Dat is nog eens voer voor toekomstig onderzoek – de vroege 21ste-eeuwse Deense invasie van Engeland! 🙂

Reacties zijn gesloten.