Mijn boek terug!

Fictie is om van te genieten, niet om hoogdravende studies aan te wijden. Wie De drie musketiers leest kan zich laten meeslepen door het avontuur, kan zich afvragen hoe je een bepaalde passage met behoud van gevoelswaarde kunt vertalen, en kan met een medelezer bomen over de vraag waarom de roman in vredesnaam deze titel heeft gekregen. Daaraan kun je plezier beleven en dat is genoeg.

Deze simpele waarheid heeft in de literatuurwetenschap niet altijd vanzelf gesproken. De zoektocht naar de auteursintentie en dergelijk fraais heeft lang geduurd, misschien – ik weet het niet – doordat de critici verlangden naar wetenschappelijke respectabiliteit en ze geen universitaire studierichting meer konden oprichten nadat ze zouden hebben erkend dat de lezer de baas is, dat er evenveel interpretaties als lezers zijn, en dat er dus weinig intersubjectiefs valt te falsifiëren of corroboreren.

Inmiddels is de soevereine heerschappij van de lezer echter een respectabel literatuurtheoretisch uitgangspunt. Zó respectabel zelfs, dat het aforisme dat de schrijver na publicatie zelfmoord zou moeten plegen om niet met zijn eigen interpretatie het leesplezier te bederven, inmiddels mag gelden als een van de afgezaagdste clichés uit de literatuurwetenschap.

Het is verbazingwekkend dat literatuurtheoretici zich überhaupt ooit met zaken als auteursintentie hebben beziggehouden. Ruim twee eeuwen geleden realiseerde de theoloog Friedrich Schleiermacher (1768-1834) al dat de door Immanuel Kant (1724-1804) tot stand gebrachte filosofische omslag impliceerde dat de lezer bepaalt wat God in de Bijbel zegt; voor Schleiermacher een netelig relativisme, maar al eeuwen eerder als uitgangspunt genomen door de Joodse farizeeën. De Babylonische talmoed bevat een leuke anekdote (Baba Mezi’a 59B) waarin een stem uit de hemel de interpretatie van een schriftvers geeft, en de rabbi’s repliceren dat God zich erbuiten moet houden. Hij had de Wet gegeven op de Sinaï, en moest Zich niet nu niet meer bemoeien met de uitleg. Eens gegeven bleef gegeven. Veertien eeuwen na de totstandkoming van de talmoed heeft de literatuurwetenschap zich aangesloten bij het standpunt van de rabbi’s dat de lezer vóór de schrijver gaat. De auteur is dood. En dat werd tijd ook.

Maar ach, het uitgeversvak. Boeken zijn niet te verkopen door ze aan te kondigen als “een in simpel Nederlands geschreven roman, met een alwetende verteller en een gesloten einde, over de gevolgen van een moord in de bezettingstijd”. Wat wél werkt is het aanprijzen als “een roman van Mulisch” of liever nog “de nieuwste Mulisch”.

En daar is de auteur weer.

Dus krijgen we foto’s van de schrijver op de achterflap – alsof de lezer het boek beter, spannender of onderhoudender zal vinden nu de auteur zich tussen hem en de tekst plaatst. Pletter toch op met je foto.

Dus krijgen de auteurs websites als almamathijsen.nl (“mijn carrièretip voor mensen met een mooi hoofd: word schrijver”) of heleenvanroyen.nl (“ontvang als eerste GRATIS de nietsverhullende naaktfoto’s”) – alsof een boek beter wordt als je de schrijfster in d’r blote kont hebt gezien.

Dus krijgen we krantenartikelen waarin critici geen roman bespreken, maar ingaan op de wijze waarop Michaël Zeeman zijn Wikipedia-pagina verfraaide en die van Joost Zwagerman saboteerde – alsof het lezer ook maar een zier kan schelen dat Zeeman nooit voor diefstal is veroordeeld of dat de lezer Zes sterren er slechter door zou vinden. Het is totaal irrelevant.

Kortom, de Auteur Van Het Boek is al een eeuw of achttien dood, en juist nu de literatuurwetenschap de diagnose beaamt, doen commerciële belangen de zombie uit zijn graf opstaan. Maar de schrijver is niet belangrijk en door anders te pretenderen, perken de uitgevers de vrijheid van de lezer in. De dames en heren worden bedankt.

[Eerder gepubliceerd op Recensieweb.]

Deel dit: