Tweemaal Alexander de Grote

Alexander de Grote met olifantenhuid (Metropolitan Museum of Art, New York)

1.

Er was een tijd waarin de Macedonische veroveraar Alexander de Grote, die tussen 334 en 323 het machtige Perzische Rijk onderwierp en via Afghanistan doorstootte naar Oezbekistan en Pakistan, gold als een verlicht heerser die niets minder voorstond dan de eenwording van de mensheid. Hoewel veel mensen nog altijd vertrouwd zijn met deze interpretatie, die ons bijvoorbeeld tijdens de opening van de Olympische Spelen van Athene in 2004 op de televisie werd getoond en die te vinden is op veel internetsites, beschouwen historici haar als achterhaald.

Sinds de gruwelen van de Tweede Wereldoorlog staan we immers wat wantrouwig tegenover Verlichte Politieke Leiders Die Vechten Voor Grote Idealen. Bovendien hebben we sinds de Dekolonisatie geleerd de culturele verworvenheden van niet-westerse samenlevingen meer op waarde te schatten, en daaronder vallen ook het oude Perzië, Babylonië en Egypte. De verspreiding van de Griekse beschaving was niet altijd een zegen. In Babylonië werd bijvoorbeeld de “ladder van de ondervraging” geïntroduceerd, de pijnbank. Moderne historici schetsen een ander portret van Alexander en gebruiken daar vooral de tinten zwart en donker grijs.

Dat twee tegengestelde visies kunnen bestaan, betekent meestal dat de onderzoekers het slachtoffer zijn van een valse dichotomie: als Alexander niet goed was, dan moet hij slecht zijn geweest. Zulke tegenstellingen worden meestal pas overwonnen als iemand een totaal nieuwe visie ontwikkelt, die deze tegenstelling als het ware overstijgt en verklaart hoe de eerdere beelden zijn ontstaan. Dit is inderdaad gebeurd. De afgelopen dertig jaar zijn veel spijkerschriftteksten ontcijferd, en er is een nieuwe synthese ontstaan over het oude Perzische rijk. (Het cruciale boek is Pierre Briants Histoire de l’empire perse uit 1995.) Veel van Alexanders beleid kan nu worden uitgelegd als aanpassing aan oosterse gewoonten. Sommige afgrijselijke straffen, die ooit óf werden weggemoffeld óf werden uitgelegd als bewijs voor Alexanders wreedheid, blijken nu voortzettingen van Perzische rechtspraktijken. De Macedoniër wilde zich presenteren als lid van het Perzisch koninklijk huis, om zo zijn legitimiteit te onderstrepen.

In Alexander the Great. A New History (2009) verzamelen Waldemar Heckel en Lawrence Tritle enkele artikelen over de verovering van Perzië. De meeste zijn speciaal voor de gelegenheid geschreven door een aantal bekende geleerden, zoals de al genoemde Briant. Er is een interessant stuk over Alexanders Macedonische achtergrond en er zijn twee erg goede artikelen over zijn opvolgers. Een artikel over Alexanders seksualiteit mist daarentegen relevantie – het zou ertoe doen als hij zijn beleid erop had afgestemd, maar dat is niet het geval. We lezen verder over Alexanders hof, leger, religie, moeder, veroveringen en portretten. Zijn relatie tot de Grieken komt in twee stukken aan bod, de Perzen en hun koning Darius III krijgen elk een hoofdstuk, het modieuze onderwerp “Romeinse beelden van Alexander” ontbreekt niet, en de bundel eindigt met een even zwakke als overbodige vergelijking van de schilderingen van LeBrun en de film van Oliver Stone.

2.

Biedt de bundel, zoals de titel belooft, een nieuwe Alexander? Hierop zijn twee antwoorden mogelijk. Het ene zal worden gegeven door oudhistorici, het ander kunnen we geven door meer algemene criteria op het boek los te laten.

Eerst het oudhistorische antwoord: we zijn op de goede weg. Vergeleken met soortgelijke bundels is de kwaliteit bovengemiddeld tot goed. Sommige auteurs negeren het potentieel van de nieuwe spijkerschriftteksten, maar we kunnen hen dit nauwelijks kwalijk nemen, aangezien deze bronnen zeer langzaam worden gepubliceerd, en het nog altijd mogelijk is aan de hand van het oude materiaal mooie artikelen te schrijven.

De eenvoudige waarheid is dat, hoewel er een nieuwe synthese van de Perzische geschiedenis in het algemeen is, nieuwe bronnen over de tijd van Darius en Alexander nog zeldzaam zijn. Het was pas in 1993 dat onderzoekers begrepen dat de Darius die wordt vermeld in een tekst die wordt aangeduid als “Assyrian and Babylonian Chronicle 8” niet Darius I is, maar Darius III. De gevolgen van deze ontdekking worden nog volop bediscussieerd, onder andere door de Nederlandse historicus Bert van der Spek en de Vlaming Thijs Boiy. Er is ook een kleitablet in het British Museum dat melding maakt van een bepaald ritueel, de substituutkoning die werd aangesteld als de voortekenen slecht waren voor de heerser, maar dat tablet is nog niet gepubliceerd.

Het is maar één van de ongeveer honderdduizend ongepubliceerde Babylonische tabletten in het British Museum. Er zijn teveel teksten en te weinig fondsen om ze snel uit te geven. Eens zullen we de oude tegenstelling tussen de goede en slechte Alexander volledig hebben overwonnen, maar tot het zover is, kan het potentieel van de spijkerschriftbronnen niet volledig worden verwezenlijkt. Met andere woorden, de revolutie is begonnen, maar het is te vroeg om de gevolgen te overzien. Alexander the Great. A New History biedt daardoor geen volledig vernieuwde Alexander. Diens portret wordt op dit moment nog volop geschilderd, en de auteurs die Heckel en Tritle hebben gerekruteerd, dragen daaraan zeker bij. Daarmee is de bundel “state of the art”.

Het probleem is echter dat “the art” geïsoleerd is geraakt. Omdat oudhistorici, door een veelheid aan redenen, vaak niet in staat zijn gelijke tred te houden met de ontwikkeling van de wetenschap in het algemeen, zal het boek de algemeen georiënteerde lezer tegenvallen.

3.

De inleiding die Heckel en Tritle aan hun boek toevoegen, begint met zelfbewieroking:

One of the strengths of this volume is that it includes contributions by scholars outside the English-speaking world.

En ik maar denken dat het vanzelfsprekend is dat historici publicaties in vreemde talen lezen. Blijkbaar is dat niet langer het geval. Zou ik aan een universiteit werken, ik zou me de ogen uit het hoofd schamen en alles op alles zetten om het gewone kwaliteitsniveau weer te bereiken. Heckel en Tritle lijken echter al tevreden als ze voor één keer voldoen aan wat van ze verwacht.

Eerst dacht ik dat het alleen maar een ongelukkige formulering was, maar dat is te optimistisch. De ondertitel van het boek, A New History, introduceert namelijk een soortgelijk probleem. Heckel probeert een definitie te geven van wat “nieuw” is, en wijst erop dat sommige auteurs een goede samenvatting geven van hun specialismen terwijl andere schrijvers kiezen voor frisse benaderingen. Er is ruimte voor debat, en dat noemt Heckel nieuw. Maar debat, samenvatting en frisse benaderingen zijn, voor historici, de normale dagelijkse gang van zaken. Heckels definitie betekent dat elke historische publicatie altijd nieuw is, en er dus geen noodzaak is in de ondertitel te focussen op de nieuwheid van deze Alexander.

Het echte probleem is echter niet dat Heckels “nieuw” een platitude is. Hij negeert dat voor wetenschapstheoretici – en dus voor elke wetenschapper – het woord “nieuw” een specifieke betekenis heeft. In de jaren zestig en zeventig werd steeds duidelijker dat de wetenschappelijke waarheidsclaims moeilijk controleerbaar waren. De bekendste publicatie is Kuhns bekende The Structure of Scientific Revolutions, waarin werd aangetoond dat geleerden alleen vooruitgang kunnen boeken binnen een bepaald kader, het “paradigma”. De vervanging van het ene kader door het andere blijkt vaak een irrationeel, onwetenschappelijk proces te zijn. Zo werd de oude Alexander, de stralende veroveraar die het beste met de mensheid voorhad, minder vervangen door de nieuwe, inktzwarte Alexander door rationele argumenten dan door een verschuiving van onze opvattingen over de niet-westerse beschavingen, die op haar beurt was veroorzaakt door de Dekolonisatie.

Als reactie op deze grondslagencrisis werd gezocht naar een nieuwe manier om wetenschap te bedrijven, waarbij waarheidsclaims werden gerelativeerd. Bij de financiering van het onderzoek kwamen andere criteria een rol te spelen. Een gevolg in de geschiedvorsing is, althans in Nederland, de opkomst van onderzoeksteams: immers, een proefschrift dat verschijnt in een reeks op elkaar afgestemde publicaties, wordt tenminste geciteerd, wat bij het werkstuk van een individuele onderzoeker maar staat te bezien. Een andere nieuwe kwaliteitseis is methodische innovatie of, zoals Imre Lakatos het in een beroemd geworden formule vastlegde, “a progressive research program”. In een normale mensentaal: een discipline moet methodisch iets nieuws bieden.

Heckel en Tritle zouden makkelijk een boek hebben kunnen produceren dat voldeed aan de normale wetenschappelijke definitie van “nieuw”. Er zijn namelijk verschillende methodische innovaties, zoals de kwantificatie van de aantallen munten die antieke heersers sloegen, een methode die betrekkelijk recent is ontstaan. François de Callataÿ en V.K. Golenko hebben bijvoorbeeld aangetoond dat de hoeveelheid edelmetaal die Alexander in de Perzische hoofdsteden bemachtigde, precies overeenkwam met de hoeveelheid geld die Alexanders opvolgers aan soldij uitgaven in de zogeheten Diadochenoorlogen. Daaraan kwam in 301 een einde, niet doordat er iets was beslist, maar omdat het geld op was. De nieuwe methode is dus veelbelovend, maar er is geen aandacht voor numismatiek in het boek van Heckel en Tritle. Evenmin is er aandacht voor de recente bijdragen uit de paleoklimatologie, hoewel inmiddels vaststaat dat Alexander profiteerde van een klimatologische anomalie tussen 335 en 325. De fascinerende opkomst van een vierde historisch verklaringsmodel, de sociale fysica, wordt zorgvuldig genegeerd, hoewel er zeker voor de aanloop van het conflict boeiende conclusies mogelijk lijken. De hele bundel had, methodisch gezien, ook een eeuw geleden geschreven kunnen zijn.

Er is geen wetenschappelijk criterium waarmee de Alexander van dit boek “nieuw” kan worden genoemd. De betekenis lijkt dan ook ontleend aan een ander jargon: dat van de reclame. Het wordt gebruikt zoals in een advertentie een wasmiddel op een nieuwe formule lijkt te zijn gebaseerd of een draagbare telefoon nieuwe gadgets heeft.

Ik weet niet wat dit betekent. Is het denkbaar dat onze academici, die er steeds minder zeker van zijn dat hun onderzoek gefinancierd zal worden en hun projecten moeten “verkopen”, open staan voor de wijze waarop het bedrijfsleven zaken aan de man brengt? In een tijd waarin het ministerie van Onderwijs en Wetenschappen kwaliteit definieert als een kwantiteit aan artikelen, is het alleen maar waarschijnlijk dat een economische denkwijze invloed gaat uitoefenen op de onderzoekers die de kwantiteit maar moeten zien te halen. Het gebeurt ook in musea. In Rome was onlangs een expositie over Flavische keizerlijke propaganda – een mooi onderwerp – die werd aangekondigd als een tentoonstelling over Vespasianus. Geen historicus heeft geklaagd dat dit simpelweg een onjuiste voorstelling van zaken was. Op soortgelijke wijze verkoopt “de nieuwe Alexander” beter dan “artikelen over Alexander”.

Een andere verklaring zou kunnen zijn dat de oudhistorici geïsoleerd zijn komen staan binnen de wetenschap. Daar zijn meer argumenten voor te noemen. Als oudhistorici en archeologen bijvoorbeeld spreken over “interdisciplinair onderzoek”, bedoelen ze zonder uitzondering “multidisciplinair onderzoek”, domweg omdat ze de specifieke definities van die uitdrukkingen niet kennen. Het lijkt me zeker denkbaar dat de samenstellers van Alexander the Great meer weten van hun specialisme dan van wetenschap in het algemeen.

Uiteraard is er geen boek zo slecht of je kunt er wel wat van leren. Zoals ik al aangaf zijn de artikelen op zich interessant, en ik benadruk dat Alexander the Great. A New History, voor een oudhistorisch boek, niet uitzonderlijk slecht is. Het illustreert echter ook dat de oude geschiedenis gevaarlijk geïsoleerd aan het raken is van de rest van de wetenschap. Dat laat de lezer uiteindelijk achter met een gevoel van verdriet.

Deel dit:

Een gedachte over “Tweemaal Alexander de Grote

  1. Mooie én pijnlijke recensie. Ik ben natuurlijk geen oudheiddeskundige, maar ik herken zaken die ook in het middeleeuwse wereldje gaande zijn. Om maar te zwijgen van de afleidingen ervan in de populaire literatuur.

Reacties zijn gesloten.