Kwakgeschiedenis: de “vrede” van keizer Augustus

 

Reconstructie van de Augustus van Prima Porta (Allard Pierson-museum, Amsterdam)

Is het beleid van keizer Augustus na twee millennia nog relevant? Ik zou zelf niet onmiddellijk op dat idee zijn gekomen. Wie aan de oude geschiedenis actualiteit wil toekennen, moet óf een continuïteit van toen tot nu aanwijzen, óf een vergelijking maken. Beide benaderingen zijn al in de negentiende eeuw geproblematiseerd door de toen opkomende sociale wetenschappen. Wat in elk geval niet mag, is voorbeelden aanwijzen: er zijn nu eenmaal meer verschillen dan overeenkomsten tussen een rijke postindustriële samenleving en een agrarische samenleving zonder mogelijkheid voldoende welvaart te genereren om, bijvoorbeeld, te industrialiseren of een efficiënt bestuursapparaat op te bouwen.

Ik zou hierover niet zijn begonnen als Eva Ludemann, journaliste voor De Pers, gisteren geen artikel zou hebben geschreven over keizer Augustus. “Uit de geschiedenis moeten we lessen trekken,” begint ze – maar dat kan helemaal niet, zie eerste alinea. Vervolgens gaat ze in op de behoefte die het geteisterde Europa zou hebben aan een sterke man (dit was nieuw voor mij) en adviseert ze een voorbeeld te nemen aan Augustus, wiens regering ze prijst in de meest exuberante termen.

Nog afgezien van het feit dat ze iets met geschiedenis wil waarvoor het verleden zich niet leent, en nog afgezien van allerlei onjuiste details, maakt ze twee fundamentele fouten: ze laat relevante informatie achterwege en ze verwart propaganda en feiten.

Ze schrijft:

In mei 44 voor Christus, twee maanden na de dood van Julius Caesar, kwam Augustus in Rome aan. Hij realiseerde zich dat hij politieke bondgenoten nodig had. Dat werden Marcus Antonius en Marcus Lepidus. Met goedkeuring van de senaat kreeg het zogenoemde triumviraat, het driemanschap, de onbeperkte macht om de crisis in het rijk zo snel mogelijk te bestrijden.

De feiten zijn dat de Senaat in de tweede helft van 44 op voet van oorlog verkeerde met Marcus Antonius. De latere keizer Augustus (nog een jonge man op dat moment) was ondercommandant van het senatoriële leger dat tegen Antonius streed en hem versloeg. Daarbij kwamen de echte commandanten om het leven. De ondercommandant bevond zich ineens in de comfortabele positie dat hij acht legioenen commandeerde, marcheerde naar het onbeschermde Rome en greep de macht. Ludemann zegt er niets van.

Vervolgens verbond de jonge gezaghebber zich met Antonius en Lepidus (het Driemanschap). Zoals Ludemann schrijft begon dit met het bestrijden van de crisis in het Rijk. De talloze legionairs kregen negentien steden aangewezen waar ze mochten wonen. De bewoners mochten vertrekken en kregen geen compensatie. Senatoren die zich hadden uitgesproken tegen de Driemannen, werden vermoord (Cicero is het bekendste slachtoffer). Ludemann schrijft dat het Driemanschap tot stand kwam “met goedkeuring van de Senaat”. Inderdaad: alle mogelijke tegenstemmers waren dood.

Kortom, Ludemann laat belangrijke informatie achterwege. Als ze Europa een Augustus toewenst, roept ze in feite op tot een militaire staatsgreep en de moord op andersdenkenden.

Maar er is een ernstiger punt. Het beeld dat Ludemann schetst van Augustus, is geheel gebaseerd op propaganda, die ze presenteert als feit: de keizer zou de burgeroorlogen hebben beëindigd (hij ontketende er twee), zou alleen capabele bestuurders hebben aangesteld, zou sociale hervormingen hebben doorgevoerd en wat dies meer zij.

Zijn tijdgenoten dachten er anders over. Velleius Paterculus, de enige overgeleverde historicus uit deze tijd, zwaait Augustus de voorgeschreven lof toe – en somt vervolgens uitsluitend rampen op die tijdens diens regering hadden plaatsgevonden. Illustratief is de passage waarin de historicus erop wijst dat de keizer zo vergevingsgezind was dat “geen van de mensen die de wapens tegen hem hadden gehanteerd door hem of op zijn bevel ter dood is gebracht”, een loftuiting die hij illustreert met vier mensen die genoeg twijfels hadden bij Augustus’ clementie om zelfmoord te prefereren.

Dat Ludemann als historica tekortschiet, is tot daar aan toe. De wetenschappelijke oudheidkunde is inmiddels zó ver onder de maat dat het er nog wel bij kan dat ze wordt misbruikt om op te roepen tot een militaire coup. Maar wie propaganda aanziet voor feiten, schiet tevens tekort als journalist. Ik denk dat ik alle artikelen die De Pers nog zal afdrukken van Eva Ludemann, voortaan met enorme scepsis zal lezen.

Deel dit:

15 gedachtes over “Kwakgeschiedenis: de “vrede” van keizer Augustus

    1. Dat ze altijd onzin schrijft, gaat mij wat ver.

      Maar haar opmerking (in een ander stuk in De Pers) dat Jeruzalem voor vrouwen moeilijker toegankelijk werd, verbaasde ook mij. In nog een ander artikel, over de verwoesting van kerken door moslims, ontdekte ik weer andere slordigheden.

      Ik denk overigens dat het echte probleem ligt bij een combinatie van enerzijds gebrek aan eindredactie en anderzijds dertig jaar bezuinigen op onderwijs. Ludemann is, zo bezien, vooral het slachtoffer.

      1. Aha, dat is u ook opgevallen.

        Ook dat betreffende artikel is door Missing Peace evenzo volledig met de grond gelijk gemaakt:
        http://missingpeace.eu/nl/2011/11/dagblad-de-pers-en-het-slechte-nieuws-over-israel/

        De eindredactie laat zeker te wensen over.
        Of het verder gebrek aan onderwijs ligt, is de vraag. Wij constateerden bij andere artikelen vooringenomenheid en luiheid (beide zichtbaar door het klakkeloos overschrijven van Palestijnse bronnen).

  1. Pieter Hoogendoorn

    Inderdaad, de zoveelste onwaarheid van mevr. L. Ik denk dat de oplossing ligt in het plaatsen van waarheidsgetrouwe verhalen, anders wordt het een achterhoedegevecht. En het lijkt me ook niet slim om op mevr. L te blijven focuseren; voor je het weet zit ze bij Pauw & Witteman en mag ze daar haar onjuistheden uitventen. Overigens, tabloids zoals De Pers, Metro, Sprint, etc. worden wel dagelijks door honderdduizenden (jonge) mensen gelezen, die naar ik vrees geen klassieke (goede) opleiding hebben genoten.

    1. Ik vrees dat het probleem niet wordt opgelost door te concentreren op Ludemann, omdat ze eerder symptoom dan oorzaak is. Ook denk ik niet dat het plaatsen van betere informatie helpt. De problemen worden, als ik het goed zie, veroorzaakt doordat wetenschappelijke informatie anno 2011 wordt gezocht op het internet, maar wordt verstrekt in boeken. Anders gezegd, de juiste informatie is niet waar mensen haar zoeken.

      Dit wordt, als het gaat om de Oudheid, nog versterkt door het feit dat de Nederlandse universiteiten überhaupt niets doen om onjuiste informatie te bestrijden. Dat kunnen ze ook moeilijk, doordat die mensen worden betaald om te publiceren in wetenschappelijke tijdschriften. Ik zou zelf daarom een oplossing zoeken in een eenvoudige ministeriële maatregel: de geleerden worden drie jaar lang ontheven van hun plicht wetenschappelijke publicaties te doen, en moeten in die jaren online informatie verstrekken. Een Nederlandse oudheidkundige Wiki opzetten, zoiets.

      Daarna is het natuurlijk wel hopen dat een Ludemann die ook gebruikt. Het Augustus-artikel lijdt zeker onder een zekere gemakzucht, waarmee ze heeft verzuimd de feiten te controleren.

      1. Ik denk dat dat inderdaad een rol speelt. Zeker de wat oudere leerkrachten aan het gymnasium hebben weinig kennis van geschiedenis en herhalen wat zij – soms wel dertig, veertig jaar geleden – hebben geleerd. Dat je in Nederland oudhistoricus mag worden aan een universiteit zonder de historische theorievakken te hebben gehad, draagt zonder meer bij aan het feit dat opgeleide classici oeroude vooroordelen blijven herhalen en overdragen aan jonge kinderen.

        1. Er zijn parallellen met de middeleeuwen. Ik heb mijn docenten meerdere malen betrapt op het hebben van op hun lagere of middelbare school geleerde vooroordelen. Of een beeld van het dagelijks leven dat ze alleen maar uit Hollywood kunnen hebben opgedaan. Maar ook over bekende historische zaken hebben ze door krom denken verkeerde conclusies getrokken. Mijn artikel (een voormalige BA scriptie) over de foutieve interpretatie van zg hinderkeuren verraste hen zeer. Mijn docent Antheun Janse vond het siginificant genoeg om me aan te raden ermee naar Millennium te gaan. Daar is het dus in verschenen in 2009. Reacties tot nu toe? Geen.

        2. Ik kan me, als lerares geschiedenis, wel herkennen in dit beeld. Al je pogingen uit te leggen dat onze democratie is onze waterschappen en via de standenvergaderingen en het principe van de volkssoevereiniteit verder is gegroeid, strandden wanneer je collega klassieke talen weer over Athene begon. Het is zoiets als zeggen dat de stoommachine uit Alexandrië komt, omdat er daar een keer mee is geëxperimenteerd, hoewel dat geen gevolgen heeft gehad – net als met de Atheense democratie.

          Maar een journalist hoort hoor-en-wederhoor toe te passen. Aannemend dat Ludemanns ideeën een gymnasiale herkomst hebben, hoe komt het dan dat ze zich niet houdt aan het “audi et alteram partem”? Waarom gelooft ze haar gymnasiumdocent zonder de informatie te verifiëren? Er schort toch iets aan haar journalistieke vaardigheden.

            1. Hum, ik schort mijn oordeel over Gaza liever op. Ik ben daar nooit geweest. Wat ik van het Midden-Oosten heb gezien brengt me vooral tot de conclusie dat iedereen daar wel wat gelijk en ongelijk heeft, dat oordelen moeilijk is, en dat mensen daar te veel geschiedenis meedragen. Dus ik houd me maar buiten Gaza.

  2. Ik ga met Jona mee dat het probleem zit in “Maar wie propaganda aanziet voor feiten, schiet tevens tekort als journalist.” Een goede journalist laat beide kanten van de zaak zien en laat zich niet verleiden door zijn/haar eigen opinies. Mensen zitten nu eenmaal zo dat ze reageren op de reacties van anderen en een slecht gefundamenteerd artikel in een krant is koren op een molen voor vele anderen. Dat blijkt wel uit dit artikel en de reacties die hierop zijn gegeven.
    Ik hoop dan ook dat DePers en vooral Ludemann dit leest en de intentie krijgen om hun krant kwalitatief beter te maken en voortaan beter vooronderzoek te doen.

    1. Nee, dat is te kort door de bocht, beste Henk. De Pers is beslist geen slechte krant. Ik ga op de zaak-Ludemann in, omdat het een alleszins redelijk medium is. Zou het in de Spits hebben gestaan, dan had ik het laten liggen.

Reacties zijn gesloten.