De ontkenningsfase

(Zeedijk 8, Amsterdam)

Mijn liefde voor de wetenschap wordt, geloof ik, niet altijd beantwoord. Ik zou willen dat onze academici compromisloos naar de waarheid zochten en deze, als ze onprettig is, gewoon onder ogen zagen. Maar dat gebeurt niet.

De incidenten waaraan ik refereer, zijn welbekend. Dit voorjaar was er de plagiaatkwestie rond Karl-Theodor zu Guttenberg, daarop volgden nog vijf fraudegevallen in Duitsland, in Frankrijk was Philippe Gugler gedwongen terug te treden en in Nederland kwamen behalve Diederik Stapel ook Roos Vonk en Don Poldermans in opspraak. Oudheidkundigen als ik hebben wrange herinneringen aan de smerige Golb-affaire uit 2010.

Zijn deze gevallen representatief? Dat zou ik niet willen beweren. Ik geloof althans niet dat er systematisch wordt gefraudeerd. Ik vermoed echter ook dat het vaak voorkomt, wat iets anders is. Hierop duiden de cijfers van Daniele Fenelli. Ik denk bovendien dat er veel fouten worden gemaakt doordat de onderzoekers onvoldoende inzicht hebben, zoals wordt gesuggereerd door het onderzoek van Bakker & Wicherts. In januari zal mijn De klad in de klassieken uitkomen, waarin ik aannemelijk wil maken dat mijn eigen vakgebied wetenschappelijk niet meer meekomt. We zouden graag meer cijfers willen hebben, maar ook tot die er zijn, lijkt het standpunt dat er iets verkeerd is aan de universiteiten, mij alleszins verdedigbaar.

Het is onverstandig dat bestuurders de ernst van de situatie ontkennen. KNAW-directeur Dijkgraaf zei op 9 september in De Volkskrant dat de geconstateerde problemen niet-representatief waren. Cijfers om dat te onderbouwen, gaf hij niet. De directeur van NWO, Jos Engelen, sprak ook van uitzonderingen (De Pers, 31 oktober), en ging evenmin in op de cijfers. Elmer Sterken, de rector magnificus van de universiteit waar Stapel zijn fraudeurscarrière kon beginnen, zei, toen een interviewer hem met de cijfers confronteerde, dat ze overdreven moesten zijn en dat hij ze niet geloofde.

Vandaag is het dus de voorzitter van de VSNU, Sijbolt Noorda, die verklaart dat Diederik Stapel het aanzien van de Nederlandse universiteiten niet heeft geschaad. Ik ga hier niet langer uitleggen dat het onverstandig is te ontkennen dat er problemen zijn. Denk gewoon even aan Nout Wellink, die vandaag ook in het nieuws was. Eerst ontkende hij dat er inflatie was door de invoering van de euro, vervolgens zei hij dat het optisch bedrog was, daarna erkende hij dat er geldontwaarding was, en tot slot gaf hij toe dat hij er vóór de invoering van de euro voor was gewaarschuwd.

Op soortgelijke wijze steken Dijkgraaf, Engelen, Sterken en Noorda de kop in het zand. Ik heb me enige tijd afgevraagd waaraan dit me nou zo deed denken. En ineens wist ik het: in het wegredeneren van onwelvallige informatie lijken de geleerden als twee druppels op climate denialists. Als cijfers je niet bevallen, negeer je ze, en als een journalist doorvraagt, zeg je dat ze overdreven zijn.

Ik denk overigens dat de vier heren evenveel van de wetenschap houden als ik. Ze zien echter dat hun geliefde dood is en verkeren in de eerste fase van de rouwverwerking: de ontkenningsfase. Heel menselijk, maar ik had liever gehad dat wetenschappers onprettige waarheden gewoon onder ogen zien.

Deel dit:

2 gedachtes over “De ontkenningsfase

  1. Dat onderzoek van Fenelli gaat wel over ‘scientists’, hè. Ik ben benieuwd of er wel eens zo’n onderzoek naar gesjoemel in de humanoria is geweest. En wat daar dan uit kwam.

    1. Ja, dat is er. Het heet De klad in de klassieken en komt volgend jaar uit.

      Maar alle gekheid op een stokje: ik denk dat het er niet snel zal komen, omdat de geesteswetenschappen veel subjectiever zijn. Wat volgens de ene onderzoeker een juiste conclusie is, daar zet de andere onderzoeker vraagtekens bij. Daarom moeten we kijken of de methoden goed worden toegepast. Dat levert geen vrolijk beeld op.

Reacties zijn gesloten.