Het ontstaan van Amsterdam

Archeologiejournalist Theo Toebosch woont al jaren bij me om de hoek (of ik bij hem), en sinds we dat hebben ontdekt, gaan we wel eens lunchen. Ik kan daarom niet claimen dat het volgende een onbevooroordeelde recensie is. Maar zijn boekje, De Nieuwezijds Kolk en de Nieuwendijk in dertiende-eeuws Amsterdam. Een archeologische speurtocht is aardig genoeg om onder de aandacht te brengen, en niet alleen omdat de opgravingen aan de Nieuwezijds Kolk en de Nieuwendijk, ofwel het zogenaamde Kasteel van de Heren van Amstel, de gemoederen ooit nogal bezighielden.

Het ontstaan van Amsterdam is namelijk voldoende interessant zonder de archeologische controverses. Toebosch behandelt ook andere opgravingen in het stadscentrum, zoals die aan de Nieuwendijk, Kalverstraat, Warmoesstraat en aan de Dam. Een van de verrassendste conclusies – niet heel nieuw, maar toch aardig – is dat, anders dan de namen doen vermoeden, de Amsterdamse Oudezijds jonger is dan de Nieuwezijds.

Het lijkt ook mogelijk, al is er ruimte voor twijfel, aan de hand van de wijze van bewoning af te leiden dat aan weerszijden van de Amstel verschillende groepen bewoners hebben gewoond, waarbij de mensen van de Nieuwezijds afkomstig waren uit Holland en de kolonisten op de Oudezijds uit Utrecht. Bij mij kwam de vraag op of er nog een verband was met Amsterdamse dialectologie, want nog in de vroege twintigste eeuw kon een onderscheid worden gehoord tussen de twee oevers van de Amstel. Na al die eeuwen immigratie zou het me verbazen als er nog Utrechtse dan wel Fries-Hollandse invloeden hoorbaar zouden zijn geweest, maar uitsluiten kun je het niet.

Ook leuk om te vernemen: de dam is, aan het begin van de dertiende eeuw, vermoedelijk aangelegd door Friese kleiwerkers, die niet het destijds in Amsterdam gebruikelijke aardewerk gebruikten, maar hun eigen potten en pannen. Wie de dam ook aangelegd heeft – de graaf van Holland, de heer van Amstel of de bisschop van Utrecht – het is iemand geweest die ook in wat verderop gelegen gebieden gold als iemand van aanzien, die, als hij je uitnodigde voor een grote klus, zijn toezeggingen zou nakomen.

Het centrale deel van het boekje is een catalogus van voorwerpen. Een enkele daarvan is gewoon mooi, zoals een verrassend goed bewaarde schaar die is opgegraven aan de Nieuwendijk. Een hoefijzer krijgt ongebruikelijk veel, en interessante, uitleg. Een kek dameslaarsje bewijst dat de draagster schoenmaat 27 had.

Het aardigste is dat Toebosch aan het einde vooral toont dat de discussie nog open is. De eerste mensen die zich, ergens rond 1200, vestigden aan de Nieuwendijk, waren misschien boeren, maar misschien ook turfwinners, terwijl er ook ambachtslieden woonden. Wat de reden was om er te gaan wonen, daarover bestaat geen consensus. De dam zal zijn aangelegd om wateroverlast te keren, maar hoe aannemelijk dat ook is, er is geen absolute zekerheid. En tot slot: het kasteel is jonger dan aanvankelijk werd gepresenteerd. Dat wisten we eigenlijk al, maar het is goed alle argumenten eens bij elkaar te hebben.

Kortom, een gewoon goed, leuk boekje. Eerlijk ook. Enkele minder aardige trekjes, zoals de kinderachtige ruzies tussen historici en archeologen, worden niet verbloemd. Maar vooral: De Nieuwezijds Kolk en de Nieuwendijk in dertiende-eeuws Amsterdam geeft aan welke conclusies aannemelijk zijn en welke niet. Het onthoudt zich van de schijnzekerheden die zo vaak moeten doorgaan voor wetenschapspopularisering. In plaats van een gemakzuchtig ‘dit zijn de feiten en daarmee moet u het doen’, krijgt de lezer het debat te zien en de grenzen van wat kenbaar is.

Alleen al om die reden is dit boekje aanbevolen. (Maar ook omdat Theo morgen mijn lunch betaalt.)

Deel dit: