Geschiedenis en identiteit

(Gevelsteen, Egelantiersstraat 116, Amsterdam)

Meer geld voor geschiedenis, en een groot nationaal historisch museum, waarom was ik daar nou toch tegen geweest? Het kwam zomaar in de conversatie ter sprake. Met een gezellig tripeltje erbij. Ik nam een slok en vatte mijn kritiek samen. In feite had dat museum helemaal niets te maken gehad met het verleden. Het expliciete doel ervan was de Nederlandse identiteit te versterken, en daartegen heb ik twee bezwaren.

Het eerste is dat geschiedenis niet dient om een identiteit te versterken. Vergelijk het met echte liefde. Dan houd je van iemand omdat het die ene persoon is. Dat is iets anders dan je aan iemand binden omdat die voor jou nuttig is. (Ik weet dat deze twee in feite niet goed te scheiden zijn.) Zo kun je ook van het verleden houden omdat het je boeit, en van het verleden houden om het toepasbaar te maken. In het laatste geval ben je niet in het verleden zélf geïnteresseerd, maar in de bruikbaarheid ervan.

Anders gezegd, mensen die het verleden nodig hebben om er hun identiteit aan te ontlenen, houden in feite niet van geschiedenis; het is slechts een projectie van wat ze in het heden nodig hebben. De historische waarheid is niet hun liefde maar hun eerste slachtoffer, en de ervaring leert dat de historicus die opkomt voor de historische waarheid, al snel het tweede slachtoffer is. Weinig mensen zijn zo lichtgeraakt als nationalisten.

Mijn tweede bezwaar is dat naties artificieel zijn. Ik heb daarover al eens geblogd. Je kunt houden van de streek waar je bent geboren of de stad waar je woont. Dat is een natuurlijke liefde. Zelf heb ik wel iets met Amsterdam, waar ik woon, en met Holland. Je kunt ook houden van je eigen cultuur, en die verschilt tussen de diverse landen van West-Europa slechts gradueel. Nationale staten zijn echter nogal artificiële constructen, ontstaan in de vroege negentiende eeuw, en verdampend in de huidige tijd.

Wat mij betreft waren die tientallen miljoenen gegaan naar streekmusea. Geschiedenis is er niet om hedendaagse politieke ideeën uit te dragen. Het feitelijke schandaal is dat er historici waren die het geld wilden aannemen en zich verkochten aan de politiek.

[morgen meer]

Deel dit:

8 gedachtes over “Geschiedenis en identiteit

  1. Ik vind het altijd merkwaardig dat nationale gesschiedenis erg verbonden is met de politiek, en die band geheel weg is (of lijkt) bij regionale geschiedenis. Tegelijkertijd wordt nationale geschiedenis grotendeels beschreven door academici en regionale geschiedenis is voor een aanzienlijk deel beschreven door vrijwilligers bij de heemkundekring. Wat ik mij afvraag is wie bij de regionale musea betrokken zijn. Zijn dat vaakk vrijwilligers of zijn dat academici?

  2. Dit is weer mooi beschreven, Jona!

    In het bijzonder de stelling:”De historische waarheid is niet hun liefde maar hun eerste slachtoffer, en de ervaring leert dat de historicus die opkomt voor de historische waarheid, al snel het tweede slachtoffer is.”

    De crux is -denk ik- ook, dat voordat de Nationale Identiteit (NI) versterkt kan worden, ‘iemand’ eerst moet definieren wat die NI is, en -impliciet of expliciet- wat die NI niet is.

    Dat komt mijn als onwenselijk voor om de volgende 2 redenen:
    -1- er wordt een eindpunt in de culturele ontwikkeling gedefineerd
    -2- er wordt een lijn getrokken wie binnen de kaders van de NI passen, en wie niet.

    In het huidige klimaat in Europa lijkt me dat makkelijk ontvlambaar.

  3. Gezien de concentratie van o.a. Cito voor louter de geschiedenis van de 20e eeuw en zelfs die van na de tweede wereldoorlog, stel ik voor de rest van de geschiedenis uit het examenpakket te halen. Ik stel verder voor dat per gemeente of regio (en liefst dat laatste) de regionale geschiedenis aan de hand van landschap, bebouwing, gebeurtenissen en personen wordt onderwezen met hulp van streekmusea, -archieven en -historische verenigingen, eventueel aangevuld met AWN afdelingen en genealogische clubs. En dat niet alleen in de school, maar ook erbuiten, en dan bedoel ik niet met een vragenlijstje het museum ingestuurd worden, maar als het ware wroetend in de eigen grond. Dit te beginnen vanaf groep 4 en voortgezet in het voortgezet onderwijs waarin over de regionale en landelijke grenzen gekeken wordt naar de invloed van buiten(land) op de regio. En dan terug in de tijd in plaats van beginnend in de prehistorie en naar nu werkend. Ik houd me aanbevolen voor reacties.

  4. Uiteraard houdt dat ook in dat alle scholen in een regio (dus ook de bevindelijke) hierbij samenwerken. Ik voorzie de meeste problemen juist in dat segment en bij sommige gemeenteambtenaren. Het houdt ook in dat de regio’s zich op dit gebied van Den Haag en het ministerie van OCW losmaken en zelf aan de slag gaan. De onderwijzers en leraren gaan het zelf doen met hulp van de besturen en directies van bovengenoemde instellingen en natuurlijk met die van de ouders. Het dorp gaat weer het kind opvoeden en daar hoort de school ook bij. De regionale verbondenheid wordt gestimuleerd en het nationalisme wordt overboord gegooid. Op den duur gaan we kijken in andere regio’s, en niet alleen Nederlandse. Te beginnen op vakantie in het buitenland kun je je verdiepen in de omgeving en zijn geschiedenis waar je tentje of apartement staat. Bezoek de lokale oudheidkamer ipv de commerciële toeristentrekkers.

Reacties zijn gesloten.