Slicher van Bath

Ploeger (Gevelsteen, Stoofsteeg, Amsterdam)

Ik weet dat het volgende voor menigeen grenst aan complete waanzin, maar ik ben de laatste dagen bezig met een boek met de titel De agrarische geschiedenis van West-Europa (500-1850). Het is geschreven door Bernard Slicher van Bath, het is alweer een halve eeuw oud (gepubliceerd in 1960) en het vormt geweldige lectuur.

Wie nu twijfelt aan mijn verstandelijke vermogens heeft grosso modo vermoedelijk wel gelijk, maar eventuele gekte kan niet worden afgeleid uit mijn boekenkeuze. Agrarische geschiedenis is namelijk interessanter dan je zou denken, al helpt het wel als je geschiedenislerares op de middelbare school mw Van der Woude was, wier echtgenote Ad een bekende economisch historicus is geweest; en het helpt ook al als je aan de universiteit een docent heb gehad als de te jong overleden Pieter Willem de Neeve, die zijn fascinatie met de antieke agrarische geschiedenis (die Slicher van Bath niet behandelt) uitstekend aan zijn studenten wist over te dragen. Niet aan zijn collega’s overigens: ik herinner me hoe Henk Versnel bij de herdenking van zijn overlijden een borrel achteroversloeg met de woorden dat hij even wat boeren moest wegspoelen.

Voedsel was in Europa lange tijd vooral heel zeldzaam. Een kengetal dat vaak wordt genoemd is dat vóór de introductie van de aardappel negen boeren het eten voor ongeveer tien mensen produceerden. Vergroting van de productie was nog niet zo eenvoudig, want weliswaar kon een boer meer land bewerken als hij er een os bij kreeg en dus een groter stuk land kon ploegen, maar die os at de meeropbrengst weer op. Simpel gezegd: mensen en vee concurreerden om hetzelfde voedsel.

Daar komt nog bij dat het houden van dieren om hun vlees inefficiënt is. Het stuk land waarop vee graast, kan veel meer mensen voeden als er graan op staat (en nog meer als er aardappelen op staan). In de praktijk betekende dit dat het antieke en middeleeuwse dieet voor hooguit een tiende bestond uit vlees, voor 70% uit graan, en dat de overige 20% bestonden uit groente en fruit. Alleen als er gebieden waren die voor de akkerbouw onbruikbaar waren, zoals de uiterwaarden en de heide, was er ruimte voor het houden van runderen, schapen en geiten.

Slicher van Baths boek begint met een hoofdstuk waarin hij alle beperkingen opsomt, en de eigenlijke geschiedenis laat zich lezen als een opsomming van manieren om aan die beperkingen te ontkomen. Ik heb er tijdens mijn studie nogal vaak in gelezen, en hoewel ik eigenlijk alles ben vergeten, herinner ik me twee dingen heel goed. In de eerste plaats het bewustzijn dat er over de geschiedenis van de gewone mensen wel degelijk iets te vertellen is. Er is geen noodzaak om je als historicus te beperken tot cultuur- en grotemannengeschiedenis. De tweede herinnering is vooral de vreugde dat je iets nieuws ontdekte. Hier was nu eens een boek dat ergens over gíng, dat dingen toonde waarvan je het bestaan nog niet vermoedde.

Ik ben niet verder gegaan met agrarische geschiedenis, maar nu ik er even mee bezig was, ervoer ik het plezier opnieuw. Deels door de wetenschap dat het gewoon kan, een goed geschiedenisboek schrijven dat én aan de specialisten én aan het publiek iets heeft te melden, en gewoon in het Nederlands is. Wie de huidige academische productie kent, weet dat men geen boeken meer schrijft, dat men het grote publiek negeert en alles in het Engels moet. De agrarische geschiedenis van West-Europa toont dat er alternatieven zijn en dat die beter zijn; het Hersttij, het Breukvlak en de Mechanisering illustreren uiteraard hetzelfde punt.

En deels kwam mijn plezier eruit voort dat ik zoveel van was vergeten. Het voordeel van een falend geheugen is dat je leuke dingen twee keer voor het eerst kunt ontdekken.

Deel dit:

7 gedachtes over “Slicher van Bath

  1. Ik vind dat helemaal niet gek en wilde dat er meer historici waren die dit boek (en andere boeken en artikelen van zijn hand) lazen. Het staat bij mij al sinds 1980 in de kast en ik heb het middeleeuwse gedeelte ik weet niet hoeveel keren herlezen. Er zijn meer van die klassiekers die elke historicus (en speciaal mediëvisten) zouden moeten lezen: Berents, Het werk van de vos (1985), Verhoeff, De oude Nederlandse maten en gewichten (1983), Temminck Groll, Middeleeuwse stenen huizen (1963), Jobse-Van Putten, Eenvoudig maar voedzaam (1995) en natuurlijk Burgers en Dijkhof, De oudste stadsrekeningen van Dordrecht (1995). Overigens zijn de boeken van Christopher Dyer over hetzelfde onderwerp als SvB, maar dan voor de Engelse middeleeuwen ook zeer leesbaar en verhelderend. Er is een heleboel te weten te komen over gewone mensen in het verleden, alleen zijn de mensen die dat onderzocht hebben niet erg sexy in hun wereldje. Ik bedoel: wie heeft er ooit van Ernest Sabine gehoord die al in de jaren 30 een drietal grote artikelen over vuilnisopruiming, beerputten en hygiène in middeleeuws Londen heeft geschreven? Historici hebben echter steeds geroepen dat middeleeuwse steden smerig waren, tot ik kon bewijzen dat dat op verkeerde interpretaties van stadskeuren berustte. Zie Millennium 22 (2008) 68-91: De mythe van de vuilnisbelt. Ook te downloaden op: http://independent.academia.edu/HenktJong/Papers/1053281/Mythe_van_de_vuilnisbelt.

  2. MNb

    Bedankt voor die links – ik wist nooit dat die drie boeken gewoon op internet staan. Ik heb vele plezierige leesuurtjes in het verschiet.

  3. Pim den Hartog, Zurich

    Leuk artikel. En leuk commentaar van Henk ’t Jong. Meteen diens “Mythe van de vuilnisbelt” gelezen. Altijd fijn om een artikel te lezen, dat voor iemand van buiten het vak begrijpelijk en interessant is.

    1. Ik beschouw het feit dat u mijn artikel niet alleen interessant, maar ook begrijpelijk voor een niet-historicus vindt als een groot compliment. Daarom: mijn hartelijke dank. En natuurlijk: zegt het voort!

  4. Marco Knol

    Is dit niet ook erg interessant leesvoer voor economen? Ik meen me, als niet historicus, te herinneren dat “we” in de middeleeuwen aardig verdienden aan de graanhandel. En anno nu worden er complete regenwouden gekapt om westerlingen een hamburger voor te kunnen zetten. Met allerlei consequenties van dien. Economische geschiedenis, en landbouw is een tamelijk belangrijk onderdeel in de economie, lijkt me ook voor hedendaagse inzichten tamelijk relevant.

    1. Ik twijfel er niet aan dat Nederlandse economisch historici het boek (en ander werk van SvB) kennen, maar of economen erin geïnteresseerd zijn is minder duidelijk. In mijn ervaring hebben die hun handen vol aan het verklaren van de huidige crisis en hoe ze onder hun verkeerde voorspellingen uit moeten komen. Intussen is het niet verkeerd voor hen te weten hoe de economie vroeger werkte al heb ik de indruk dat de historie ervan voor hen bij Keynes ophoudt.

Reacties zijn gesloten.