Parodie op de archeologie

Maquette van een IJzertijddorpje op de Palatijn (Antiquarium v/d Palatijn, Rome)

Mogelijk heeft u het bericht ook gelezen: door nieuw wetenschappelijk onderzoek is vastgesteld dat het Pantheon bedoeld is geweest als zonnewijzer. Misschien was u verbaasd. Het staat immers in elke reisgids. Mocht u zo’n boek niet bij de hand hebben, kijk dan in uw exemplaar van De ontdekking van de hemel (blz.712-713) of klik hier. Het door alle media overgenomen persbericht bevatte geen enkel nieuws, en iedere toerist kan dat weten.

Op soortgelijke wijze kunnen de honderden Nederlanders die jaarlijks het Turkse Hierapolis bezoeken, weten dat de apostel Filippos daar ligt begraven, op een heuveltje naast het theater. Toch werd onlangs aangekondigd dat het pas is ontdekt. Onzin dus, en elke toerist kan het weten. Kort dáárvoor was een classica in het nieuws die Homeros’ ideeën over oorlog vergeleek met die uit onze tijd. U hoeft De gammacanon niet gelezen te hebben om te weten dat aristocratische duels niets gemeen hebben met postindustriële massavernietigingswapens en cyber warfare. Als de oudheidkunde in het nieuws komt, is het kwalitatief zelden goed nieuws.

Het is tijd dat iemand uitlegt hoe het wél moet, en gelukkig is daar Andrea Carandini, de archeoloog die de afgelopen twintig jaar leiding heeft gegeven aan opgravingen op het Forum Romanum en op de Palatijn. Volgens een oude traditie zijn deze plaatsen verbonden met de legendarische stichter van Rome, koning Romulus. In zijn Rome. Day One presenteert Carandini zijn vondsten en bespreekt hij de bronnen. Op het eerste gezicht verdedigt hij de stelling dat Romulus werkelijk heeft geleefd en dat de stichting van de stad een werkelijke gebeurtenis is geweest, die hij voorwendt tot op de dag nauwkeurig te kunnen dateren.

Het boekje is echter een parodie: de lezer wordt speels bijgebracht dat hij op zijn hoede moet zijn voor redenatiefouten, en leert zo oudheidkundige informatie kritisch beoordelen. Ik vermoed dat hij vooral schrijft voor eerstejaarsstudenten, maar het boek verdient een breder publiek – bijvoorbeeld van de journalisten die vergeten te controleren hoe het Pantheon tot op heden werd geïnterpreteerd.

Laten we beginnen met een dateringskwestie. Vroeger werd de chronologie van de eerste helft van het eerste millennium gebaseerd op aardewerkvondsten, en Carandini prikkelt de lezer door het nog zo te presenteren. De vondsten die hij met de stadsvorming van Rome associeert, zouden dan dateren uit het tweede kwart van de achtste eeuw. Je hoeft geen oudheidkundige te zijn om achter je oor te krabben: zijn er geen koolstof-14-dateringen mogelijk, en levert dit geen andere data op? Het antwoord is tweemaal ja, maar dat is de pointe niet van Rome. Day One: Carandini wil de lezer aan het denken zetten.

Een andere vergissing die hij demonstratief begaat, is de interpretatie van de vondsten. Op het plaatje hierboven toont het grijze deel ruwweg wat op de rand van het Forum en de Palatijn feitelijk is gevonden: zware en minder zware paalgaten. Er valt weinig van te maken. Aannemend dat het een stadswal is, kan die bijvoorbeeld ook naar voren hebben doorgelopen (op het plaatje: naar beneden). Door de linkergrens van de opgraving te gebruiken als symmetrieas en het plaatje min of meer te spiegelen, maakt Carandini er een compleet poortgebouw van. Zo ontdekt de lezer hoeveel fantasie er zit in een archeologische reconstructie.

Echt geestig is Carandini’s identificatie van een oud huis als het paleis van de opvolgers van Romulus. Iedereen die de krant een beetje bijhoudt, herkent het knipoogje naar de opgravingen van zijn Israëlische collega Mazar in Jeruzalem, die enkele zware muurresten identificeert met het paleis van Salomo.

Het argument voor die gelijkstelling is dat de Bijbel een paleis vermeldt, maar we hebben geen idee hoe en wanneer de betreffende passage tot stand is gekomen. Evengoed kan er een oud gebouw hebben gestaan dat latere generaties als paleis hebben beschouwd. Onze bronnen geven dus weer wat de schrijvers van de Bijbel dáchten dat een oud gebouw was, en Mazars bewijsvoering is incompleet zolang ze niet verklaart waarom de tijdgenoten van de schrijver de juiste identificatie na enkele eeuwen nog goed herinnerden.

De vuistregel is dat informatie uit geschreven bronnen in principe pas mag worden aanvaard als aannemelijk is gemaakt dat ze accuraat is. Geschiedenisstudenten leren dat in hun eerste jaar, maar classici en archeologen krijgen geen geschiedtheorie aangeboden. Met alle nadelen van dien.

Door de vuistregel demonstratief te negeren, vestigt Carandini de aandacht op deze kwestie, en niet alleen door een oud huis te identificeren als een paleis. Het dossier van bronnen waarmee het boek besluit, illustreert perfect hoe fragmentarisch het bronnenmateriaal is: ongeveer vier dozijn teksten, variërend van twee of drie pagina’s tot een handvol regels poëzie. Als we de traditionele stichtingsdatum, 754/753 v.Chr., even voor waar aannemen, dateert de oudste tekst van zo’n vijf-en-halve eeuw ná de stadsstichting; het recentste fragment is nog eens acht eeuwen jonger. Wie de fragmenten leest, en vervolgens ziet hoe Carandini alleen datgene aanbiedt wat past bij een bepaalde reconstructie, heeft voorgoed geleerd hoe amateurhistorici te werk gaan. De jargonterm is ‘naïef positivisme’.

Slordig lezen is ook een beroemde dwaling. Carandini illustreert haar door te veinzen dat de bronnen zeggen dat Rome is gesticht op 21 april. De student kan zelf uitvinden dat de Romeinen op die dag in feite de stichting van hun stad herdachten, wat iets anders is. (Nederlanders vieren op 30 april de verjaardag van koningin Beatrix, die is geboren op 31 januari.)

Voor sommige door Carandini in de tekst verwerkte puzzeltjes zal de student de bibliotheek in moeten. Zo citeert hij ergens de Theogonie, een gedicht van de achtste-eeuwse auteur Hesiodos. Wie de tekst ter hand neemt, zal ontdekken dat het gaat om een toevoeging aan het gedicht door een latere auteur. Elders beschrijft Carandini het veld waarop zieners de vlucht van de vogels observeerden. Bij nadere beschouwing gebruikt hij daarbij informatie uit de eerste eeuw v.Chr. De student zal glimlachen als hij zich realiseert dat dit zoiets is als de kerkelijke maatregelen van Karel de Grote beschrijven aan de hand van het oeuvre van Calvijn, en heeft voorgoed geleerd op zijn hoede te zijn.

De meeste studenten zullen wat hulp nodig hebben om de verouderde informatie door te prikken die Carandini door zijn verhaal vlecht. Zo stelt hij de oosterse culturen tegenover de westerse: de eerste zouden despotische paleiseconomieën zijn geweest, de laatste zouden de vrijheid hebben uitgevonden. Je kunt van een student nog niet verwachten dat hij weet dat dit een verzinsel is van Winckelmann, Wolf en Marx, en het is ook onredelijk aan te nemen dat de student op de hoogte is van de empirische weerlegging. Een student geschiedenis zou echter het type drogredenering (ontologisch holisme) moeten herkennen wanneer hij ergens halverwege zijn eerste jaar zijn tentamen heeft gehaald over een handboek als Lorenz’ De constructie van het verleden of Ankersmits Denken over geschiedenis.

Ik zou uw leesplezier bederven door alle vergissingen te noemen die Carandini in zijn boek heeft gestopt. Ik wil er wel op wijzen dat hij soms doorslaat. Het notenapparaat, dat wordt verondersteld in het dossier met tekstfragmenten, is niet afgedrukt. Om het foutenfestival der hedendaagse oudheidkunde te parodiëren, was het niet nodig om tevens de slordige praktijken van moderne uitgevers op de hak te nemen. En één keer slaat Carandini echt onder de gordel: als hij voorrekent dat er in Rome op een gegeven moment 8918,9 kinderen en 2318,9 ouderen woonden, op een bevolking van in totaal 17.837,8 zielen. Dat gaat mij te ver. De oudheidkunde verkeert in moeilijkheden, zeker, maar ik kan u verzekeren dat haar beoefenaren dit soort schijnprecisie niet werkelijk nastreven.

We mogen echter blij zijn met dit boekje. Hoewel vermoedelijk bedoeld voor studenten, is het zeker ook geschikt voor niet-specialisten. Het Handelsblad en Trouw besteedden ruime aandacht aan Mazar, en schreven uitgebreid over de dateringskwesties. Iedereen die de wetenschapsbijlagen van zijn dagblad een beetje heeft bijgehouden, kan om Rome. Day One grinniken.

Nu zal niemand lang in de waan verkeren dat archeologen kunnen vaststellen dat Romulus op een 21e april is opgestaan met het voornemen een stad te gaan stichten. Carandini roept bij de lezer wel de vraag op wat er wél is gebeurd in het Rome van de Koningstijd. De simpele waarheid is dat we het niet goed weten. Wie desondanks een algemeen overzicht zoekt, kan terecht bij Tim Cornells The Beginnings of Rome,  terwijl men voor de oude sagen het geschiedwerk van Titus Livius kan lezen: mooie verhalen, die ook na twee millennia nog fascinerend zijn.

De waarheid ervan is echter moeilijk vast te stellen. Veel zal veranderen als we eenmaal een accuraat dateringssysteem hebben, een doel dat langzaam in zicht komt. Een aardig artikel over deze materie, dat betrekking heeft op het gehele Middellandse Zee-gebied, vindt u hier. Het is echter geen vrolijke literatuur. Vooral het stuk over de Bayesiaanse analyse is illustratief voor de huidige malaise in de oudheidkunde. De vraag is of het vakgebied niet te ziek is voor Carandini’s medicijn.

[Eerder verschenen op de website van de Amsterdamse Athenaeum-boekhandel. Niet iedereen begreep de ironie, dus ik zeg er nu maar expliciet bij dat dit boek opvallend slecht is.]

Deel dit:

3 gedachtes over “Parodie op de archeologie

  1. Klaas

    Hallo Jona, je link bij:
    “…Een aardig artikel over deze materie, dat betrekking heeft op het gehele Middellandse Zee-gebied, vindt u hier. Het is echter geen vrolijke literatuur. Vooral het stuk over de Bayesiaanse analyse…” verwijst ook naar het stuk over Livius, en niet naar iets over datering.

  2. MNb

    Dit lijkt mij als volstrekte amateur een briljant boekje. Ik ben het niet met u eens dat de grap 8918,9 kinderen te ver doorschiet. Ik citeer uit het Lexicon van Hardnekkige Misverstanden van Krämer en Trenkler, lemma nauwkeurige getallen. “Als we lezen: ‘In de Tweede Wereldoorlog zijn 13.165.233 burgers omgekomen.’ (zoals gemeld in het boek Fighting with Figures van het Britse bureau voor de statistiek)” dan is in de praktijk niet één van die acht cijfers exact.”
    Volgens datzelfde boek vermeldt Herodotus dat het leger van Xerxes exact 5.283.220 man sterk was.
    Misschien moet het natuurkundige gebruik van machten van 10 (maal 10 tot de macht 6 enzovoort) algemeen ingevoerd worden. Ik ben iig blij dat ik tjdens mijn opleiding tot natuurkundeleraar een cursus Verwerking van Meetresultaten heb gehad, waarin het onderwerp nauwkeurigheid aan de orde kwam.

Reacties zijn gesloten.