De lol van geschiedenis (1)

Alexander met ramshoorns (Numismatisch museum, Athene)

Het jaar weet ik niet. Maar als u er belang in stelt, lezer, dan moet het ergens rond 2004 zijn geweest. In elk geval was het na middernacht.

Ik werkte al een tijdje aan een boek over Alexander de Grote en bestudeerde met Bert van der Spek (Vrije Universiteit) de voortekens rond de dood van de Macedonische veroveraar. Die staan vermeld in verschillende Griekse bronnen (Arrianus, Diodoros, Ploutarchos, Appianus), en Bert had al eens geopperd dat tenminste een van de in die bronnen genoemde Babylonische sterrenwichelaars, een zekere Belefantes, identiek was aan een Bel-apla-iddin die we kennen uit het spijkerschriftmateriaal. Veel van de Griekse verhalen leken plausibel, maar welk hemels voorteken was er dat de dood van Alexander voorspelde?

We weten veel over de Babylonische astrologie. We bezitten de Astronomische dagboeken, waarin de waarnemingen staan opgetekend en de gebeurtenissen waarvan men geloofde dat ze door hemelse voortekens waren voorspeld. We kennen ook de antieke voortekencatalogus, Enûma Anu Enlil. Ze vormen twee kanten van hetzelfde project. Als iets ongebruikelijks aan de hemel gebeurde (een maansverduistering bijvoorbeeld), dan kon men in de catalogus opzoeken wat dat betekende (in dit geval de dood van een heerser binnen honderd dagen). De Astronomische dagboeken zijn de empirische basis van de catalogus en het begin van de wetenschappelijke methode van observeren, deduceren, generaliseren en falsifiëren/corroboreren.

Het Astronomische Dagboek dat de slag bij Gaugamela vermeldt (British Museum, Londen)

Bert had al enkele delen in de catalogus gevonden die relevant waren voor ons begrip van hoe men destijds keer naar de maansverduistering van 20 september 330, kort voor de slag bij Gaugamela. Dit is de verklaring uit Enûma Anu Enlil:

Als op de dertiende of veertiende ululu de maan wordt verduisterd, de wake voorbijgaat en het donker blijft, de omtrekken van de maan donker zijn als lapis lazuli, ze verduisterd is tot aan haar middelpunt en haar westelijke kwadrant bedekt is, de westenwind waait, de hemel donker blijft en het licht bedekt is …
… dan zal de zoon van de koning een reinigingsritueel ondergaan voor de troon, maar hij zal de troon niet bestijgen. Een indringer zal een inval doen met de vorsten uit het westen; acht jaar zal hij het koningschap uitoefenen [lacune]; een vijandelijk leger zal hij overwinnen; er zal overvloed en rijkdom op zijn weg zijn; hij zal voortdurend zijn vijand achtervolgen, en zijn voorspoed zal geen einde kennen.

Deze voorspellingen waren niet geheim. Na dit voorteken moet het Perzische leger, dat grotendeels bestond uit rekruten, zwaar gedemoraliseerd zijn geweest. Er is veel bewijsmateriaal dat dit bevestigt. Bert had dus een prachtige ‘match’ gevonden tussen antieke astrologie en historische gebeurtenissen. En nu wilden we het hemelse voorteken vinden dat de dood van Alexander voorspelde, maar dat was lastiger.

Hoewel we met z’n tweeën waren – ik wist wat meer van astronomie dan Bert, Bert wist veel meer van spijkerschrift dan ik – hadden we na een jaar nog niets gevonden. Hij had de kleitabletten honderden keren bekeken, ik had eindeloos het planetarium op mijn computer gedraaid, maar we ontdekten geen enkel voorteken dat correspondeerde met Enûma Anu Enlil. Tegelijk wisten we zeker dat de bronnen betrouwbaar waren. Je vindt niet dagelijks in een Griekse bron de naam van een sterrenwichelaar wiens handschrift je uit de kleitabletten kent.

***

Het jaar weet ik niet. In elk geval was het na middernacht. Ik keek weer eens naar de vertaalde teksten van de hemelse voortekens. Alexander stierf op 11 juni 323, maar er was geen maansverduistering, het voorteken wat we zochten. Wel was er in mei een zonsverduistering, maar dat voorspelde geen onheil. De volgende maansverduistering was pas in oktober, acht zonnejaren na de slag bij Gaugamela.

En toen sloeg de bliksem bij me in. We hadden steeds in de verkeerde richting gezocht. We hadden gezocht naar een voorteken van de dood van Alexander, maar we hadden moeten kijken naar een tekst over de lengte van zijn regering. Het stond nota bene in het voorteken dat ik hierboven citeer “acht jaar zal hij het koningschap uitoefenen”. We hadden de oplossing maandenlang op ons bureau gehad zonder haar te herkennen. Een intens gevoel van vreugde maakte zich van me meester.

Ik trok een fles wijn open, stak een sigaar op en stuurde een mailtje naar Bert. Die sliep evenmin en belde me op. Ineens realiseerde ik me hoe absurd het was: twee volwassen kerels die midden in de nacht als kinderen zo blij zijn omdat ze een stuk klei begrijpen van drieëntwintig eeuwen oud.

Deze ervaring – de blikseminslag en de vreugde dat je ineens iets van het verleden begrijpt – is waarom mensen het verleden bestuderen. Het kan behoorlijke schokkend zijn. Champollion viel flauw toen hij begreep hoe de hiërogliefen werkten (maar niet nadat hij “Je tiens l’affaire” had uitgeroepen). Deze ervaring, deze schok: dat is de reden om het verleden te bestuderen. De vraag “waarom houd je je bezig met geschiedenis?” is even stompzinnig als “waarom zit je graag in de tuin?”, “waarom schaakt u eigenlijk?” of “hou je van wandelen?”

Geschiedenis is gewoon leuk en dat is genoeg. De vraag waartoe het dient is niet ter zake. Dat verklaart vanzelfsprekend niet waarom overheden geld besteden aan historisch onderzoek. Dat is een heel andere kwestie.

Literatuur

R.J. van der Spek, “Darius III, Alexander the Great and Babylonian scholarship” in: Achaemenid History 13 (2003) 289-346

Deel dit:

3 gedachtes over “De lol van geschiedenis (1)

Reacties zijn gesloten.