Historia Augusta (1): inleiding

Hadrianus (Nationaal Museum, Tripoli)

[In september verscheen bij Athenaeum – Polak & Van Gennep de eerste Nederlandstalige uitgave van de Historia Augusta. De vertaling van deze curieuze reeks biografieën van Romeinse keizers is van John Nagelkerken. Dit is de eerste van een reeks van negen blogposts.]

Weinig boeken hebben een zó misleidende titel als de Historia Augusta, “de verheven geschiedenis”. De inhoud, de stijl en de compositie zijn namelijk allesbehalve verheven. Een echt geschiedwerk is het bovendien ook al niet.

Dit is niet de schuld van de schrijvers, want niet zij hebben de titel aan hun werk gegeven. Hij is toegevoegd door de Franse classicus Isaac Casaubon, die in 1603 de eerste wetenschappelijk te noemen uitgave van deze tekst verzorgde. Op dit punt gaan de auteurs dus vrijuit, maar ze zijn wel verantwoordelijk voor andere vormen van bedrog. Ze citeren bijvoorbeeld vervalste documenten en nemen regelmatig een loopje met de feiten. De Historia Augusta is vooral bekend om deze maskerade, en om haar te begrijpen, zullen we iets moeten weten over de anderhalve eeuw waarover het boek gaat, over de bronnen, over de tijd waarin de auteurs leefden en over het toenmalige publiek. Maar eerst: wat mag de lezer verwachten?

**

De Historia Augusta behandelt de levens van zeventig keizers en twee keizerinnen van het Romeinse Rijk. De eerste, Hadrianus, kwam in 117 na Chr. aan de macht; de twee laatste, Numerianus en Carinus, werden vermoord in respectievelijk 284 en 285. De collectie werd samengesteld in de vierde eeuw, en in de zin dat de auteurs terugkeken op het verleden mogen we de Historia Augusta beschouwen als een historische studie.

Maar wel een heel beperkte. De auteurs schrijven vrijwel alleen over de levens en gewoonten van de heersers. De lezer verneemt dus wel hoe de keizers een lange reeks oorlogen uitvochten met buitenlandse vijanden, maar niet wie dat waren en waarom ze met het Romeinse Rijk in conflict raakten. Het zal de lezer verder opvallen dat de machthebbers elkaar steeds sneller opvolgen, maar ook van dit verschijnsel blijft een uitleg achterwege. De auteurs van de Historia Augusta beperken het verleden zo niet alleen tot de daden van de grote mannen, ze verklaren het ook niet. Ze zijn dus geen historici in de normale zin van het woord, maar biografen.

Wat ze over de keizers te vertellen hebben, is meestal geordend volgens een sjabloon die is ontleend aan Suetonius, die de levens had beschreven van Romes eerste twaalf keizers. De afstamming van de vorst staat meestal aan het begin en is soms voorzien van enkele opmerkingen over diens naam. Er is wat aandacht voor ’s keizers vroege leven, voor de voortekens die zijn heerschappij voorspelden, voor zijn troonsbestijging en voor zijn voornaamste regeringsdaden. Zijn gewoontes en religieuze overtuigingen komen aan de orde, er worden wat uitspraken geciteerd en aan het einde van de biografie staat, vanzelfsprekend, de dood van de heerser, met een beschrijving van zijn uiterlijk en een catalogus van de relevante voortekens. Naarmate de lezer verder in de Historia Augusta vordert, wordt de sjabloon losser en komen er meer citaten uit archiefstukken.

Om deze ontwikkeling te beschrijven, onderscheiden oudheidkundigen meestal vier groepen biografieën (zie de tabel hieronder). De eerste groep is nog vrij gedegen. Waar dit negental kan worden vergeleken met andere teksten, klopt de geboden informatie; als deze niet met andere teksten kan worden vergeleken, wordt ze vaak bevestigd door munten of inscripties. Een voorbeeld is de bewering dat keizer Hadrianus in het noorden van Engeland een grote verdedigingswal liet aanleggen, wat overeenstemt met inscripties in de forten langs de Muur van Hadrianus.

Dit negental, dat bekendstaat als de “primaire biografieën”, wordt afgewisseld door een vijftal van mindere kwaliteit, de “secundaire biografieën”. De in deze groep geboden informatie lijkt te zijn ontleend aan de eerste groep en is aangevuld met enkele documenten, waarvan we nog zullen zien dat ze zijn verzonnen. Dat wordt nog erger in de derde en vierde groep, de “overgangsbiografieën” en de “late biografieën”. Hoewel er wel enige betrouwbare informatie in is opgenomen, zijn er nu steeds meer fictieve elementen, en vooral van de laatste groep is de kwaliteit bedroevend. De auteurs nemen niet alleen steeds grotere vrijheden met de sjabloon, maar ook met de waarheid.

Primaire biografieën Hadrianus; Antoninus Pius; Marcus Aurelius; Verus; Commodus Antoninus; Pertinax; Didius Julianus; Severus; Antoninus Caracalla Vaak opgedragen aan keizer Diocletianus of keizer Constantinus
Secundaire biografieën Aelius; Avidius Cassius; Pescennius Niger; Clodius Albinus; Antoninus Geta
Overgangsbiografieën Opellius Macrinus; Antoninus Diadumenianus; Antoninus Elagabalus; Severus Alexander; de twee Maximini; de drie Gordiani; Maximus en Balbinus
Lacune
Late biografieën De twee Valeriani; de twee Gallieni; de dertig tegenkeizers; Claudius Gothicus; Aurelianus;  Tacitus; Probus; Firmus, Saturninus, Proculus en Bonosus; Carus, Carinus en Numerianus Enkele biografieën opgedragen aan de aristocraten Tiberianus, Celsinus en Bassus

[wordt vervolgd]

Deel dit:

4 gedachtes over “Historia Augusta (1): inleiding

  1. Thomas

    Negen blogposts over de Historia Augusta? Dat wordt smullen! De reeks over Bijbelse archeologie vond ik erg boeiend.

  2. CK

    Ik heb ooit het leven van Heliogabalus, “de decadentste keizer van Rome” gelezen. Fijn dat nu de rest ook beschikbaar komt.

Reacties zijn gesloten.