Alles hangt met alles samen

De Naboniduskroniek (British Museum, Londen)

Het Babylonische Rijk, dat kort voor 600 v.Chr. vrij plotseling was ontstaan, implodeerde even plotseling. De macht in het Midden-Oosten werd overgenomen door de Perzen, die zo rond 520 een rijk hadden opgebouwd dat zich uitstrekte van de Indus tot de Nijl en van Oezbekistan tot Macedonië. Als we HerodotosHistoriën mogen geloven, dankten de Perzen de heerschappij aan één man: koning Cyrus de Grote, die eerst Iran verenigde (een gebeurtenis die kan worden gedateerd in 550), vervolgens het koninkrijk Lydië in het westen van Turkije annexeerde, en tot slot in 539 Babylon veroverde. Hij overleed in 530.

Zelfs een zeer recent, zeer geleerd en zeer geprezen commentaar op de Historiën veronderstelt dat de verovering van Lydië, die ik in de vorige alinea ongedateerd liet, plaatsvond in 547 v.Chr. Het is echter verkeerd. Het stukje informatie gaat namelijk terug op een kleitablet, de Naboniduskroniek, die verkeerd gelezen is geweest.

Volgens de wetenschappelijke uitgave uit 1975 staat op het tablet dat Cyrus het koninkrijk Lu-… onderwierp in het jaar dat wij 547 noemen. Wat na Lu komt, is niet goed leesbaar, want het tablet bevat een lacune na dit eerste, ook al nauwelijks zichtbare teken.

Maar wetenschappelijke uitgaven van spijkerschriftteksten mag je nooit lezen zonder ook te kijken in de appendix. Het zetten van zo’n boek is namelijk een tijdrovende aangelegenheid waar niet zelden een jaar overheen gaat, een jaar waarin de onderzoeker op nieuwe ideeën kan komen en suggesties krijgt aangereikt. Die worden dan opgenomen in de appendix. Juist op de kwestie welk land er in 547 werd veroverd, corrigeerde de onderzoeker zichzelf: in de appendix erkent hij dat er in feite niets leesbaars staat.

Dat nu is inmiddels ook te pessimistisch gebleken. Er staat vrijwel zeker U-…, en het bedoelde rijk kan niet anders zijn dan Urartu in Koerdistan, het bijbelse koninkrijk Ararat. Wat ook wel zo logisch is, want komend vanuit Iran bereik je eerst Oost- en pas daarna West-Turkije. In elk geval werd in 547 niet Lydië veroverd, en ook al weten zeer geleerde en zeer geprezen commentaren deze informatie te negeren, het is alweer zo’n vijfendertig jaar bekend.

De implicaties ook. Immers, alleen Herodotos beweert dat Cyrus Lydië veroverde vóór Babylon. Zolang de Naboniduskroniek een vermelding van de val van Lydië leek te bevatten, kon Herodotos’ chronologie voor correct doorgaan, maar nu is twijfel wenselijk omdat informatie uit één bron oncontroleerbaar en dus onwetenschappelijk is. Het is goed denkbaar dat Lydië pas vijftien jaar na de traditionele datum is veroverd.

***

Dit heeft verstrekkende consequenties. De Lydiërs van West-Turkije hadden namelijk verschillende Griekse steden onderworpen. Deze hadden de Spartanen om hulp gevraagd, maar die waren op dat moment verwikkeld in een oorlog en gaven aan het verzoek geen gevolg. Deze oorlog is een belangrijk chronologisch ijkpunt in de geschiedenis van het Griekse moederland, en nu we niet langer weten in welk jaar de Perzen Lydië veroverden, moet de chronologie van zesde-eeuws Griekenland, toch al gebaseerd op één opmerking van Herodotos, eveneens worden doorgelicht.

En niet alleen die van Griekenland. Ook die van het westelijke Middellandse Zee-bekken staat ter discussie. Toen de Perzen Lydië hadden veroverd, sloegen veel Grieken op de vlucht. Zij trokken naar het westen. Hun aankomst in Catalonië is een chronologisch ijkpunt voor de archeologie van Spanje, die dus in feite is gebaseerd op de reconstructie van de chronologie uit Babylon.

***

Ik vertel dit met een reden: om te tonen dat in de oudheidkunde alles met alles samenhangt. Je kunt je niet beperken tot alleen teksten of alleen archeologie. Je bent eveneens een slecht onderzoeker als je je beperkt tot één gebied (Griekenland en Rome bijvoorbeeld, of het Oude Nabije Oosten). Dit voorbeeld beslaat gebeurtenissen uit één, redelijk afgebakende periode, maar een oudheidkundige kan zich ook op dit punt zelden beperken. In mijn boek over de Romeinen in de Lage Landen baseer ik een verhaal over een door Germanen geroofde Romeinse slavin op een veertiende-eeuwse bron, dus de oudheidkundige moet niet kijken op een millennium meer of minder.

In elke wetenschap specialiseren onderzoekers zich. Dat heeft een heel simpele reden. Als er niet voldoende data zijn, leg je de natuur op de pijnbank en zorg je dat die er komen. Je doet experimenten, je houdt enquêtes, je brengt extra tijd door in het observatorium. De oudheidkundige kan dat niet. Hij heeft altijd te weinig informatie en moet dus alles in overweging nemen. De oudheidkundige moet van alle markten thuis zijn.

Dit betekent ook dat het wetenschappelijk proces in de oudheidkunde moeilijk in kleine stukjes kan worden opgedeeld. Ergens zit nu een van de vaste lezers van deze kleine blog te grijnzen, want hij weet wat ik zal gaan vertellen in een volgende aflevering. Die kan overigens wel eens na het weekend zijn.

[In een andere vorm verschenen in Spijkers op laag water.]

Deel dit: