Beiroet, 1996

Elie Saab

For roughly twenty-five years between 1950 and 1975 – the darkest period in Lebanese architectural history – Beirut’s developers labored to convert an Ottoman jewel of rare beauty into the most hideous high-rise city in the entire Mediterranean. Then for the fifteen years after that, from 1975 to 1990, the Lebanese – with a little help from their friends and neighbors – did their best to tear it all down again, using an impromptu mixture of suction bombs, phosphorus shells, rocket-propelled grenades and Israeli napalm. Yet somehow neither the uncommon ugliness of the post-war development nor the spectacular pockmarked legacy of the bloodbath that succeeded it were quite as surprising as the almost surreal lines of glass-fronted and spotlit couture shops that have recently reopened amid the craters, and which now line the bombed-out boulevards of Hamra, their windows full of the latest creations by the fashion houses of Milan and Paris.

Dit is hoe de Britse schrijver William Dalrymple in 1996 Beiroet beschreef (From the Holy Mountain. A Journey in the Shadow of Byzantium). Het is wat achterhaald, want inmiddels zijn de fashion houses niet langer alleen die van Milaan en Parijs: de foto toont het hoofdkantoor van Elie Saab, een Libanese modeontwerper die de hele internationale jetset lijkt te kleden. De vervallen Ottomaanse huizen, de lelijke naoorlogse hoogbouw, sporen van de burgeroorlog en hypermoderne glaspaleizen zijn daarentegen nog volop te zien.

Later meer over Dalrymple’s boek.

Deel dit:

Een gedachte over “Beiroet, 1996

  1. Het boek van Dalrymple is prachtig maar stemt niet vrolijk , zijn begin op Athos is boeiend, 2 jaar geleden overnachte ik in het klooster Iviron, de katten hadden het goed. Wat betreft Beiroet,
    in het voorjaar van 1994 per openbaar vervoer door Syrie en Libanon gereisd, per taxi vanuit Damascus naar Baalbek, geen toerist te bekennen , in Beiroet tussen de ruines een hotelletje gevonden, duur, in een kantoorwinkeltje een oude stadsplattegrond gekocht en gevraagd hoe de groene lijn liep,voor een antwoord was de hulp van al het personeel nodig, maar het bleef onduidelijk, de Ambassade in Damascus had de Blue Note bar aangeraden, die nog steeds open was, het bier smaakte goed,
    In de stad was de wederopbouw nog niet begonnen, het museum gesloten ,op Martyr sq. was een soort terrasje en er werden oude ansichten verkocht, de sfeer gemoedelijk maar overal nog militairen via Byblos zigzag naar het noorden en de grens over naar Tartus en eerste Paasdag op het eilandje Arwad doorgebracht.

Reacties zijn gesloten.