Synesios (1): Jeugd

Dit is niet Synesios, maar een eind-vierde-eeuws portret uit de Glyptothek in München. Synesios zou kaal worden, maar kan er als jonge man zo hebben uitgezien.

Hij was filosoof, maar van zijn ideeën weten we weinig. Hij was bisschop, maar niet uit overtuiging. Hij was echtgenoot, maar noemt nergens de naam van zijn vrouw. Hij was diplomaat, krijger, reiziger, instrumentbouwer en sofist. Hij liet drie toespraken, zes essays, tien hymnen, twee preken en 159 brieven na, maar wordt nauwelijks gelezen. Hij heette Synesios en kwam uit Kyrene. Dit is de eerste aflevering van een reeks van vijf blogposts over een man over wie ik nog eens een boek wil schrijven.


Synesios moet zijn geboren rond 371, tijdens de regering van keizer Valens. Zijn geboortestad was Kyrene, een op dat moment precies duizend jaar oude Griekse stad in het noordoosten van het huidige Libië. Het gebied was spreekwoordelijk vruchtbaar en Synesios’ familie had daarvan geprofiteerd. In de vierde eeuw behoorde ze tot de rijkste van de stad en ze beweerde af te stammen van een van de oorspronkelijke Dorische kolonisten. Hoewel we ons mogen afvragen of Synesios zijn stamboom werkelijk vijftig generaties kon terugvoeren, bewijst de claim dat hij buitengewoon bemiddeld was – alleen de allerrijksten konden een Ahnengalerie van een millennium claimen.

Zijn rijkdom stelde Synesios in staat te studeren in Alexandrië, bij de heidense filosofe Hypatia, die hem onderwees dat de Schepping uit één God was voortgekomen, daardoor in harmonie verkeerde, en dat de Schepper voor de mensheid zorgde. Ze had ook belangstelling voor wiskunde, en het is opvallend dat Synesios, als hij het heeft over filosofie, vooral zaken op het oog lijkt te hebben die wij tot de natuurwetenschappen rekenen. De vrouw moet grote indruk hebben gemaakt op haar leerling, die tot zijn dood met haar bleef corresponderen.

Tot Synesios’ medestudenten behoorde een zekere Herculianus, aan wie hij tien brieven richtte. De twee jonge mannen moeten zeer vertrouwd zijn geweest en de vriendschap was bestand tegen een stootje: ook nadat Synesios in 395 in een loslippige bui een geheim verklapte en er verwijdering optrad, bleven ze elkaar schrijven. De jongste brief dateert vermoedelijk uit 402.

Ten gevolge van zijn loslippigheid lijkt Synesios Alexandrië te hebben moeten verlaten, en hij bracht een bezoek aan Athene. Vergeleken met het instituut van Hypatia vielen de filosofische scholen van Athene hem tegen: de oude stad leek op een geslacht dier na een offer: er blijft niets over dan wat stukken huid om ons te helpen het dier te reconstrueren dat ooit heeft geleefd (Brief 136). In deze tijd liet hij zich ook inwijden in de Eleusinische Mysteriën, enkele maanden voordat de Visigotische leider Alarik het heiligdom liet sluiten.

Rond 396 trok Synesios zich terug op zijn landgoed, waar ik filosofie, wiskunde, astronomie – kortom: van alles – studeer en verder het land verbouw, uit jagen ga, af en toe een robbertje vecht met een horde plunderende barbaren, en soms in de rechtszaal optreed om iemand te verdedigen die onverdiend in moeilijkheden is geraakt (Brief 15). Met andere woorden, het gewone leven van een Griekse of Romeinse grootgrondbezitter.

Synesios schreef ook wel eens wat, en enkele van zijn publicaties zijn overgeleverd. Hij beheerst de dialecten waarin de Grieken van zijn tijd zich uitdrukten: zuiver Attisch in zijn brieven en essays, zuiver Dorisch in de lichtvoetige hymnen waarin hij bijvoorbeeld de schoonheid van de Schepping bezingt. Anders dan zijn tijdgenoten ontbreekt elke zweem van pedantheid: hij citeert wel eens een auteur als Homeros, maar heeft er geen behoefte aan te koketteren met zijn belezenheid door obscure schrijvers aan te halen. Het maakt Synesios tot een auteur die ook voor ons prettig leesbaar is.

Meestal dan. Helaas is zijn essay Over dromen nogal warrig, al is wel duidelijk dat hij meent dat dromen een manier zijn om het goddelijke te begrijpen zonder dat daarvoor dure offers hoeven worden gebracht of tempels bezocht. Het traktaat Over het fokken van honden is verloren gegaan, maar daar staat tegenover dat zijn Vierde brief over is, een levendige beschrijving van een schipbreuk waarin het komische en tragische elkaar op de voet volgen.

[Dit was de eerste van vijf blogposts over Synesios van Kyrene. Wordt vervolgd.]

Deel dit:

4 gedachtes over “Synesios (1): Jeugd

  1. MNb

    Die man verdient inderdaad een boek, al was het maar omdat ik heel nieuwsgierig ben naar zijn natuurwetenschappelijke overdenkingen.

  2. “enkele maanden voordat de Visigotische leider Alarik het heiligdom liet sluiten”. In feite liet Diocletianus in 392 het heligdom sluiten, maar er was blijkbaar nog voldoende in bedrijf in 396 toen Alaric er met Ariaanse Christenen een ende aan maakte. maar aangezien Alaric slechts de aanvoerder van een bende Gotische federaten was, had hij zeker geen authoriteit om ook maar iets te sluiten. waarschijnlijk zat er ergens een kerkelijke authoriteit achter, zeker omdat Alaric snel uit de regio verdween en de Ariaanse kerk zeker geen meerderheid in de regio had. Blijkbaar waren er te weinig aanhangers om de zaak later weer op te starten.

      1. Natuurlijk. Hoe kom ik nu weer op Diocletianus? Of het moet mijn ingewortelde afkeer van Theodosius zijn geweest… 🙂 maar goed, mijn punt was dat Alaric niet echt een autoriteit had die heligdommen kon sluiten – net een jaar eerder was hij met zijn Goten het rijk binnengevallen en maar nauwelijks door Stilicho afgeremd.

Reacties zijn gesloten.