Synesios (3): Huwelijk

Een laat-antieke dame van stand (Qasr Libya, niet ver van Kyrene)

[Dit is de derde van vijf blogposts over Synesios van Kyrene. De eerste is hier.]

Synesios keerde nu terug naar Afrika. In de winter van 400/401 was hij in Alexandrië, waar hij een christelijke dame ontmoette, met wie hij na een korte verloving trouwde. Hoe zij heette, is onbekend: in zijn brieven heet ze gewoon “mijn vrouw”. Dat hij zich, om met haar te mogen trouwen, bekeerde tot het christendom, vermeldt hij nergens, maar is aannemelijk. Het huwelijk werd namelijk ingezegend door Theofilos, de patriarch van Alexandrië, die er de man niet naar was een huwelijk te sluiten dat niet voldeed aan alle christelijke regels. Synesios zal zich dus hebben laten dopen, al is ook denkbaar dat hij altijd christen is geweest maar er niets mee deed.

Voor Synesios zelf maakte het weinig uit. Zijn houding wordt geïllustreerd in Brief 154 (aan Hypatia), waarin hij op milde wijze de draak steekt met zowel christelijke filosofen als de loze heidense welsprekendheid, en erop wijst dat de echte waarheid zó onweerstaanbaar is dat ze zich op verschillende manieren uit.

Pas na enkele jaren keerde het echtpaar, in gezelschap van drie pasgeboren zonen, vanuit Alexandrië terug naar Kyrene, waar veel was veranderd sinds Synesios er zes jaar eerder was vertrokken. Ten zuiden van de stad lag de halfwoestijn, waar de Laguatannomaden rondtrokken. Af en toe overschreden ze de grens van het Romeinse Rijk voor een korte plundertocht. Synesios had in het verleden al eens deelgenomen aan een patrouille. Maar inmiddels hadden de Laguatan de weg geleerd en was er meer troepeninzet nodig, zodat Synesios een bescheiden legertje organiseerde, uitrustte en financierde (Brief 132). Het mocht weinig baten. Ergens rond 406 werd zijn landgoed overgenomen door de barbaren, die het gingen gebruikten als basis om de omgeving verder te verkennen en te verwoesten.

Synesios vestigde zich in Kyrene, waar hij een tweede huis bezat. Er waren nog volop gelukkige momenten: hij had tijd voor literaire activiteiten en de jacht. De vele brieven uit deze tijd tonen een man die heen en weer wordt geslingerd tussen een filosofisch verlangen naar rust (bijv. Brief 148) en het gevoel dat hij aan zijn stand verplicht was minder gelukkigen bij te staan (Brief 95). Een lange reeks aanbevelingsbrieven bewijst dat hij bereid was zijn netwerk, dat reikte tot de patriarch van Alexandrië en de praetoriaanse prefect in Constantinopel, in te schakelen. Een zekere naïviteit en bijgelovigheid is hem niet vreemd: zo roept hij een moordenaar op naar de rechtbank te gaan en de doodstraf aan te nemen, omdat anders zijn ziel maar zal rondspoken (Brief 44).

In deze jaren schreef hij het essay Dio, gewijd aan een filosoof-redenaar uit de eerste eeuw die door Synesios werd beschouwd als rolmodel. Ook schreef hij een traktaat over de constructie van een astrolabe en een buitengewoon onderhoudende Lof der kaalheid, een schertsredevoering vol verfijnde humor. In Het Egyptische Verhaal, of: De Voorzienigheid vertelt hij de aloude mythe van Osiris na, en wel zó dat het duidelijk is dat het eigenlijk gaat over Synesios’ wederwaardigheden tijdens zijn gezantschap naar Constantinopel. Het is in feite een sleutelroman.

[Dit was de derde van vijf blogposts over Synesios van Kyrene. Wordt vervolgd.]

Deel dit: