De waarde van de humaniora

Full disclosure: ik begon niet onbevangen aan de lezing van Oud maar nieuw, de lezing die de Nijmeegse classicus Vincent Hunink een paar maanden geleden uitsprak toen het HOVO zijn cursusseizoen opende. Ik ken hem persoonlijk en hoewel hij geen collega is en te ver woont voor gezamenlijk cafébezoek, heb ik met veel plezier met hem samengewerkt toen ik de inleiding schreef bij zijn vertaling van de Romeinse geschiedenis van Velleius Paterculus.

Wat me inneemt voor Hunink, is dat hij ál zijn academische taken serieus neemt. Zoals een lied pas af is als het wordt gezongen, zo is onderzoek pas af als de burger het kent. De meeste academici doen daar verwijtbaar weinig aan. Hunink doet zijn werk beter: kijk hier maar even wat hij zoal voor u heeft gepubliceerd. Het is vaak nog downloadbaar ook.

Hunink is een van de weinigen die een in de praktijk beproefd oordeel kan geven over de wijze waarop we in onze eenentwintigste eeuw baat kunnen hebben van kennis van “de humaniora”, ofwel de studie van kunst en schone letteren. Dat is een belangrijke en actuele kwestie, want deze studies worden zwaar bedreigd. Bij het nieuws dat ik elke maand voor de Livius Nieuwsbrief doorneem, waren sinds januari 2009 niet minder dan zevenenveertig vermeldingen van bedreigde instituten: elke twee maanden één.

Het minste wat je daartegen kunt doen is uitleggen waarom je vak belangrijk is. Hunink doet dat, en dat kwam mij goed uit, want tot eergisteren werkte ik aan een recensie van een Vlaams en een Engels boek over de waarde van de klassieken. Ik had het idee dat mijn stuk incompleet zou zijn als ik niet aangaf dat de kwestie ook speelt in eigen land. Zo kwam ik bij zijn lezing, die me er weer toe brengt enkele eigen gedachten te verwoorden.

***

Hunink erkent dat je prima kunt zonder kennis van kunst en schone letteren, maar hij vindt ook dat deze een mogelijkheid is om de eigen ervaring te verbreden. Ik denk dat de kernzin deze is:

Via humaniora reiken we uit boven de nauwe grenzen van ons eigen ik, en leven we, in zekere zin, andermans leven.

Of, zoals Hunink het ergens anders zegt: “Het heden is niet genoeg. Je doet jezelf tekort als je het verleden er niet bijneemt.” Je wordt er, met andere woorden, meer mens door. Het is krek zo. Elk boek, elke PDF op je laptop, maar ook een muziekstuk of een film, vertelt een verhaal waarvan je je voordeel kunt doen. Er zijn vele wegen die leiden naar Rome.

Als er vele wegen naar Rome leiden, wordt echter relevant welke de kortste is. Er is – elk postmodern cultuurrelativisme ten spijt – méér te winnen met De donkere kamer van Damocles dan met Zuster Anna wacht op het geluk. Of, om geen boeken maar vakgebieden te vergelijken: wat is de waarde van de klassieken in verhouding tot poëzieonderwijs, lessen over levensbeschouwing, aandacht voor Arabische literatuur of intensiever geschiedenisonderwijs?

Doordat deze vraag zelden wordt gesteld, berusten we in een culturele status quo, en daaraan kleven twee nadelen. In de eerste plaats blijft het onderwijs zo achter bij nieuwe inzichten. Ik lees momenteel een notitie van een mediëvist die constateert dat leraren die een verkeerd beeld van het verleden hebben, een even verkeerd beeld doorgeven aan de volgende generatie. Het tweede bezwaar is dat, zonder criterium over de cultuuruitingen waar het meest mee valt te winnen, de financiering verwordt tot een kwestie van het recht van de sterkste. Men leze Ter navolging van Kees ’t Hart om te weten tot welk wangedrag letterdames en -heren in staat zijn.

***

Hunink denkt dat de beste manier om de humaniora over te dragen iets vergt van hun beoefenaren, en biedt “een overzichtelijk drie-punten programma”. Ook dat is aanleiding tot enkele verdere gedachten.

Huninks eerste punt is gedisciplineerde studie. De ellende is dat deze wordt geblokkeerd. Zolang studenten genoopt zijn een baantje te nemen om rond te komen, en zolang ze gedwongen worden OV-kaarten te kopen en bij hun ouders te wonen, kan er geen sprake zijn van geconcentreerd, veertig uur per week studeren.

Het tweede is dat je moet blijven leren. Onderzoekers moeten, schrijft Hunink, steeds nieuwe teksten zoeken om de geest lenig te houden. Daarmee legt hij de lat wat laag. Een gezonde wetenschap innoveert immers niet in wisselwerking met nieuwe of meer data, maar door nieuwe theorieën. Het academisch specialisme bemoeilijkt dit echter. Archeologen negeren inzichten uit de literatuurwetenschap, classici springen lichtvaardig om met de regels van de historische bewijsvoering en oudhistorici vinden de physics of society te moeilijk. Mijn zorg is dat de innovatie tot stilstand is gekomen.

Hunink en ik zijn het weer eens over zijn derde punt: wees enthousiast. Dat is, helaas, niet het intrappen van een open deur, want ik ken verschillende onderzoekers die al heel vroeg zijn opgebrand.

Ook voor de wetenschapsconsumenten heeft Hunink adviezen. Dat zijn dezelfde. Nummer drie: wees enthousiast. “Voor de prijs van een paar biertjes of koffie met gebak heb je in Nederland een boek.” Helemaal mee eens. Nummer twee: blijf leren. Ook niks mis mee, en tegenover een HOVO-publiek zeker niet gericht tegen dovemansoren. Nummer één: wees gedisciplineerd en vertrouw op wat de docent zegt.

In veel HOVO-groepen zit wel een cursist die het beter weet dan de docent en die vanuit zijn of haar praktijk graag vragen en antwoorden geeft of een college de andere kant op wil sturen.

Ik herken het maar al te goed, maar hier is meer aan de hand. Wetenschapscommunicatie – en daaronder valt ook het HOVO-onderwijs – is de laatste vijftien jaar van karakter veranderd. Het oude “zender-ontvanger-model” is vervangen door een dialoogmodel. Een academicus kan geen beroep meer doen op autoriteit, want hij is inmiddels een autoriteit onder vele. De wetenschap is momenteel haar public relations aan het herijken, de oudheidkunde is daarmee laakbaar traag en ik beken dat ik had verwacht dat Hunink, die nu net een positieve uitzondering is, had herkend wat er aan het veranderen is.

***

Ziezo. U merkt dat ik met plezier heb gelezen in Oud maar nieuw. Wat die titel betekent, moet u zelf maar uitzoeken: u downloadt de tekst hier en u zult er zeker genoegen aan beleven. De tekst fonkelt en het enthousiasme spat van elke bladzijde af. Ik was verrast met een opmerking – zó vreselijk waar – over vertalerswinst die ik vaag had voelen aankomen (ik ken enkele van Huninks vertalingen) maar die toch onverwacht was. Het geheel is gelardeerd met poëzie, waaronder een hilarisch gedicht van Gerrit Komrij dat ik al dagen in mijn hoofd heb en te pas en (naar ik voor mijn vrienden vrees vooral) te onpas aanhaal. En de allerbeste zin is Huninks advies zoveel mogelijk van de klassieken in vertaling te lezen, zelfs al mis je dan

30, 40% van de culturele context. Maar wat geeft dat? Anders miste u misschien 100%!

Downloaden van het e-book kan hier; anders daar opvragen.

Deel dit:

4 gedachtes over “De waarde van de humaniora

  1. anna

    “Nummer één: wees gedisciplineerd en vertrouw op wat de docent zegt.In veel HOVO-groepen zit wel een cursist die het beter weet dan de docent. (…) Ik herken het maar al te goed, maar hier is meer aan de hand. Het oude “zender-ontvanger-model” is vervangen door een dialoogmodel.”
    Inderdaad heel herkenbaar (ben zelf deeltijdstudent geweest). Maar wat zijn uw suggesties?

    Een paar zaken die me binnen schieten, als ik terugdenk:
    – Docenten geven ten eerste geen les vanuit een vacuum, maar larderen ze vaak de lessen met voorbeelden en meningen over terreinen waar ze duidelijk niet in gespecialiseerd zijn (informatie uit de media). Juist op die terreinen krijgen docenten commentaar, wat niet gek is. Er is altijd wel een (ervarings)deskundige in de zaal.
    – Een tweede voorkomende situatie is dat docenten bij het voorbereiden van een les een selectie maken van wat ze willen vertellen. Als bepaalde onderwerpen daardoor niet aan bod komen, zullen daarover vaak vragen komen.Oudere studenten hebben – hoe onvolledig ook – vaak wel enige kennis opgedaan en ook verwachtingen over wat ze gaan leren. Lastig voor de docent, maar wel te verwachten.
    – Een derde situatie is als docenten uitspraken doet die in strijd zijn met de politieke overtuiging van studenten. Dit speelt meer bij jonge mensen. Meerdere keren meegemaakt dat jongere studenten de docent niet geloofden en een keer zelfs weg liepen (geschiedenis Israel/Midden-Oosten, Turkije/Armenie, India).

    Mijn eigen conclusies destijds: ik vertrouw de docent voorzover het zijn specialisatie betreft, daarbuiten heb ik soms wel wat onzin gehoord. Verder kan het helpen om steeds te blijven uit te leggen hoe je tot wetenschappelijke uitspraken bent gekomen, en waarom je keuzes in de stof hebt gemaakt.
    De meeste docenten gaan overigens heel tolerant en gemoedelijk met Hovo’s en deeltijders om. En soms is inderdaad een Hovo/deeltijder destructief voor de les, en zal de docent moeten ingrijpen.

  2. MNb

    1) Nee, er hoeft geen sprake te zijn van gezagsverlies. Jullie dachten toch niet dat ik in bijna 20 jaar onderwijs nooit fouten heb gemaakt? De truc is om fouten uit te zoeken, eventueel toe te geven en er zo nodig de volgende les op terug te komen.
    2) Sorry, afkappen. De docent bepaalt de inhoud van de les. Soms is het mogelijk om een volgende les aandacht te besteden aan verzoeknummers, soms niet.
    3) Ook een docent dient feiten en theorieën van meningen te onderscheiden en de laatsten spaarzaam aan te bieden.

  3. anna

    Treffende titel: “Dit zijn de feiten en daar moet u het mee doen”.
    Als een docent alleen maar “zendt”, dan zal lesgeven aan een kritische groep studenten tegenwind opleveren, al heeft hij nog zo gelijk.
    De overgang van ‘zenden’ naar ‘dialoog’ is uiteraard een breed maatschappelijk verschijnsel, denk aan de relatie arts – patient (vb. iemand die een halve internetbibliotheek – rijp en groen – over zijn klacht leest).
    Eens met de insteek in het artikel dat kennisoverdracht interessanter wordt als de docent laat zien hoe onderzoek in zijn werk gaat (waardoor ook duidelijk wordt waarom iets wel, minder of niet relevant is voor het verhaal). Dat was eigenlijk wat ik met mijn 2e en 3e voorbeeld wilde vertellen.

Reacties zijn gesloten.