Kernfusie (1)

De toekomst wordt uitgevonden in het Forschungszentrum Jülich. Daar is een laboratorium waar onderzoek wordt gedaan naar de mogelijkheid om door middel van kernfusie energie op te wekken. Het is een van de projecten in het kader van de ITER, de International Thermonuclear Experimental Reactor.

Al vanaf de tijd dat ik Kijk las, wil ik daar meer over weten, en nu de gelegenheid zich voordoet prof. Marco de Baar te interviewen, heb ik me weer eens verdiept in de materie. Hoe zat het ook alweer?

Atomen bestaan uit een negatief geladen buitenschil, die bestaat uit elektronen, en een positief geladen kern, die bestaat uit protonen en neutronen. Omdat de protonen dezelfde, positieve lading hebben, zouden ze elkaar het liefst afstoten, maar ze worden bij elkaar gehouden door een heel sterke kernkracht, die alleen op zeer korte afstanden werkt.

De twee krachten werken elkaar dus tegen. Tot een bepaalde grootte overheerst de sterke kernkracht en kun je energie winnen door kleine kernen samen te voegen (fusie), en boven die grootte overheerst de afstoting en kun je energie winnen door kernen te splitsen. Dit laatste is inmiddels een standaardprocedure in splijtingsreactoren, maar het procedé kent nogal wat risico’s. Fusie is daarentegen ongevaarlijk.

Kortom, hoe voeg je veel kleine atoomkernen samen tot grotere kernen? Daar heb je een hoge temperatuur en druk voor nodig. Op de zon is het simpel: dat hemellichaam is zo zwaar dat middenin een enorme druk heerst. Op aarde kunnen we die ook wel bereiken: waterstofbommen tonen welke hoeveelheden energie vrij kunnen komen bij ongecontroleerde kernfusie. Het doel van het kernfusieonderzoek is deze energiebron wél gecontroleerd te laten plaatsvinden, in een reactor.

[wordt vervolgd]

Deel dit: