“Het is volbracht”

Els Borst (©Wikimedia Commons | Dinsdagskind)

De D66 heeft nooit een geheim van gemaakt van haar visie dat de scheiding tussen kerk en staat scherper moet worden getrokken, zoals de christelijke partijen er geen geheim van maken dat zij maatregelen willen nemen waarvoor de motivatie in laatste instantie bijbels is. De standpunten sluiten elkaar uit maar in een open samenleving kunnen ze naast elkaar bestaan.

Toch zit het niet iedereen lekker. Sommige christelijke Kamerleden, maar ook de scriba van de Protestantse Kerk in Nederland, Arjan Plaisier, klagen dat er langzamerhand een, mede door de D66 geïnstigeerd, klimaat bestaat van christenpesten. Die beschuldiging is niet uit de lucht gegrepen. Ik heb een even goedwillende als maffe Facebookvriend die met merkbaar plezier kritiek levert op het christendom, en regelmatig zijn oordeel klaar heeft vóór hij de feiten kent. Als puntje bij paaltje komt is het iemand met het hart op de juiste plek, en menigeen kan aan zijn engagement een voorbeeld nemen, maar ik begrijp dat sommige gelovigen zijn te snelle kritiek oneerlijk vinden. Er is zeker enige grond voor een vermoeden dat christenen worden gepest.

In een recent artikel op de website van Trouw wijst Elma Drayer er echter op dat dit wel meevalt. Welk bewijs is er nu eigenlijk? De D66 neemt een standpunt in dat niet onredelijker is dan dat van de christelijke partijen, en welke concrete voorbeelden zijn er nu van expliciet getreiter?

Een evangelische vriend nam de handschoen op en noemde als voorbeeld Els Borst, de D66-minister van Volksgezondheid, die, nadat in 2001 de Euthanasiewet was aangenomen, concludeerde dat een moeizaam wetgevingsproces ten einde was: “het is volbracht”. Dat zijn – ik leg het even uit voor de jonge lezertjes – volgens het Johannesevangelie de laatste woorden van Jezus van Nazaret. Herinner ik het me goed, dan zei ze het ook nog tijdens de Goede Week, zodat het gebruik hard aankwam bij de christelijke Kamerleden. Al heel snel maakte Borst dan ook excuus.

Met mijn evangelische vriend raakte ik in een discussie. Dat het excuus wel zo netjes was, daarover zijn we het eens. Tegelijkertijd komt het me voor dat de christelijke Kamerleden de zaak wat hoger opnamen dan de kwestie rechtvaardigde. “Het is volbracht” is, zo zei ik, net als “op zwart zaad zitten”, “fiolen van toorn vergieten” of “in zak en as zijn” een dermate ingeburgerde uitdrukking dat je mensen niet de maat moet nemen als ze haar onnadenkend gebruiken. De samenleving is pluriformer dan vroeger en je kunt niet langer aannemen dat iedereen elke bijbelse uitdrukking meteen herkent.

Een tweede vriend mengde zich in de discussie. Hij is handig met computers en had met Google nagezocht hoe vaak de uitdrukking werd gebruikt. Van de tweeduizend hits die hij controleerde, waren er slechts tien niet bijbels. De uitdrukking was, zo gaf hij aan, in feite nooit ontdaan van haar christelijke context en Borst moest hebben geweten dat de opmerking grievend zou worden gevonden.

Of toch niet? Hoe representatief is het materiaal dat we vinden op het internet? Bijbelse teksten, preken en verkondigende lectuur zijn over het algemeen makkelijk online te vinden. Misschien zijn ze oververtegenwoordigd: ik zou niet weten hoe ik dat zou kunnen vaststellen. Wat we online zeker niet aantreffen, is de dagelijkse omgangstaal. Taalonderzoeker Ewoud Sanders heeft in zijn wekelijks rubriek in het NRC Handelsblad verschillende voorbeelden gegeven van uitdrukkingen die niet zijn te vinden in gedrukte of gedigitaliseerde teksten, maar die desondanks wel degelijk bestonden, ja zelfs populair waren, in het mondelinge taalgebruik.

Als oudheidkundige kijk ik geboeid naar dit probleem. We begrijpen precies wat Els Borst bedoelde en we begrijpen ook waarom het voor de christelijke partijen grievend was. We kunnen dus zien dat er twee leefwerelden botsten. Terwijl we dus heel veel weten, kunnen we niet vaststellen of Borst, toen ze deze woorden bezigde, redelijkerwijs kon vermoeden hoe hard ze tegen een andere leefwereld botste. Dat we, in het volle licht van onze moderne tijd, zo’n simpele vraag al niet kunnen beantwoorden, stemt somber over ons begrip van antieke teksten. Ik denk dat we van menige Griekse, Romeinse of Joodse uitspraak geen idee hebben wat ze betekende.

Deel dit:

6 gedachtes over ““Het is volbracht”

  1. Willem.

    Als we het moeten doen met een onhandige opmerking van Els Borst van 12 jaar geleden, valt dat christenen pesten dus nogal mee.

    Willem.

  2. Ik had, toch niet geheel onbelezen, geen idee dat ‘het is volbracht’ een bijbelse context heeft. Volgens mij moet je toch echt heel bijbels zijn opgevoed om dat te weten, hoewel ik zondagschool braaf heb bezocht is dat toch niet blijven hangen.

  3. MNb

    Als atheïst die niet meer godsdienstonderwijs heeft gehad dan drie keer zondagsschool kende ik de betekenis van de uitdrukking wel degelijk. Tja, het is een beetje goedkoop, dat “het is volbracht”. Ik haal dat soort trucs nooit uit, als ik christenen (maar uitsluitend op internet) wil pesten ken ik andere, effectievere manieren. En het doet me plezier te melden dat jij me daarvoor enige munitie hebt aangedragen, JL, in je messias-serie op Livius.org.
    Maar ik vind de klagers dienaangaande nogal hypocriet. Ik herinner me een christelijke minister die atheïsme “ook een religie” noemde en dat is geen haar beter. Op excuus zit ik nog steeds te wachten – of eigenlijk ook niet. Dat schijnt in atheïstische gevallen minder hoge prioriteit te hebben. Het zal me verder worst wezen, maar dan ben ik ook niet van plan me iets aan te trekken van christelijke zieligdoenerij – hun marterlaarscomplex, om een voorbeeld van mijn pesterij te geven.
    Laat het duidelijk zijn dat volgens het CBS atheïsten en agnosten nog altijd de minderheid vormen, ieder ongeveer 15%. Gelovigen vormen ook in Nl de meerderheid.
    Dat geschreven hebbende vind ik dat D’66 zich nogal eens druk maakt over trivialiteiten. Er is nog maar één schokkend religieus privilege over in Nederland: de dubbele financiering die religieuze scholen genieten. Maar dat onderwerp durft D’66 niet aan.

  4. shirhashirim

    Een ander kenmerk van pesterijen is ‘deniability’: de pester zal zijn pesterij doorgaans zo vormgeven dat achteraf altijd ontkend kan worden dat het een pesterij betrof.
    Dat maakt het nog moeilijker om te bepalen of het echt een pesterij betreft.

Reacties zijn gesloten.