Timboektoe (2)

Zomaar een oud handschrift, niet uit Timboektoe (Vaticaanse Bibliotheek, Rome)

Ik vertelde in de vorige post dat er in Timboektoe informatie ligt die nergens anders beschikbaar is. Maar hoe belangrijk is die? Ik had ooit een Nigeriaanse geliefde, die spinnijdig kon worden om het gemak waarmee Europese historici het konden hebben over “the people without history” (de titel van een boek dat overigens probeerde de balans recht te zetten). Voor haar was de geschiedenis van West-Afrika een halszaak. Een alleszins begrijpelijk standpunt, maar we moeten eerlijk erkennen dat niet iedereen evenveel waarde hecht aan dat onderwerp, zoals het u ook vrij staat geen belang te stellen in de precieze recitatiewijze van de Koran.

Wat maakt informatie belangrijk? Wie zegt dat álles belangrijk is en dat níets verloren mag gaan, kiest er tevens voor elk jaar miljoenen, misschien wel miljarden uit te geven. Een voorbeeld is onze eigen Nederlandse rijksoverheid. De hoeveelheid geschreven informatie die zij elk jaar produceert, wordt uitgedrukt in kilometers, en het is domweg niet mogelijk om alles te bewaren. Dat hoeft gelukkig ook niet. Ligt er eenmaal een accountantsverklaring, dan bewaren we de onderliggende stukken nog een jaar of vijf, en daarna kunnen de bonnetjes en declaraties richting archiefvernietiging. Net zoals de correspondentie met burgers of adreswijzigingen. Het mag gewoon weg. Omgekeerd blijven archiefstukken met betrekking op de Tweede Wereldoorlog, hoe triviaal ook, zonder uitzondering bewaard.

Het is te kostbaar álles te bewaren en daarom moet je selecteren. Het is daarbij echter van belang dat er neutrale criteria zijn om vast te stellen wat bewaard moet blijven en wat niet. Dat geldt voor gewone archiefstukken, maar ook voor bijvoorbeeld historische en archeologische monumenten. Dan komen vragen op rond de fysieke kwaliteit van de voorwerpen, hun zeldzaamheid of representativiteit, het wetenschappelijke belang, de historische waarde en wat “belevingswaarde” wordt genoemd. Aan de hand van deze criteria maken erfgoedspecialisten hun afwegingen – of het nu gaat om historische monumenten, archeologische voorwerpen of archiefstukken.

Een mooi voorbeeld is Libië, dat in Tripoli een prachtig Nationaal Museum heeft en even verderop de uitgestrekte ruïnestad Lepcis Magna. Hun belevingswaarde is vrij hoog en de fysieke kwaliteit is uitstekend. Om die reden staan beide ook op de monumentenlijst, maar anders dan u zou verwachten zijn het slechts subtoppers. Hoe mooi de sculptuur in het museum en hoe indrukwekkend de architectuur in Lepcis ook moge zijn, ze zijn verre van uniek. Italië, Spanje, Griekenland, Turkije en Syrië bieden hetzelfde. Wat in Libië uniek, van enorme wetenschappelijke waarde en van groot historisch belang is, en daarnaast ook nog een uitstekende fysieke kwaliteit bezit, zijn de gebouwen en monumenten van de Limes Tripolitanus.

De westerse media hebben, tijdens de recente burgeroorlog, vooral gelet op Tripoli en Lepcis. De Limes Tripolitanus trok de aandacht niet en hoe de monumenten van pakweg Ghirza er nu bij staan, weet ik niet. Van het belangrijkste museum, dat van Banu Walid, staat vast dat het is geplunderd. Een onvervangbaar stuk erfgoed van de mensheid, dat volgens de gangbare criteria bewaard had moeten blijven, is voorgoed verloren, en het is uitgesproken wrang dat de westerse media hebben rondgebazuind dat de schade in Libië wel meeviel. Dat Tripoli en Lepcis zijn gespaard is fijn voor de toeristen, maar voor de mensheid als geheel heeft zich een catastrofe voltrokken.

De manuscripten in Timboektoe vallen ook in deze categorie. Uniek, representatief voor een niet goed bekende cultuur, wetenschappelijk belangrijk, van enorme historische waarde. Volgens de gangbare criteria teksten die tot elke prijs bewaard moeten blijven. En toen kwam het bericht, eerder deze week, dat ze waren vernietigd.

[wordt vervolgd]

Deel dit: