Interview Alexandra van Dijk

buro_brycx

Discussiëren over prostitutiebeleid is zoiets als spreken over religie: menig verondersteld feit is gebaseerd op onbewezen aannames en er wordt een hoop gemoraliseerd. Daardoor is het lastig om beleid te maken. Tot voor kort konden bestuurders zich laten adviseren door veldwerkorganisaties als De Rode Draad, waar men weliswaar ook niet alle feiten kende, maar wel beschikte over een uitgebreid netwerk in de seksbranche en dus beter dan wie ook wist wat er speelde.

In het najaar van 2012 moest het kennis- en informatiecentrum zijn activiteiten staken. Dat is jammer, want wie bijvoorbeeld door het laatst-gepubliceerde rapport, “Sekswerk in 2011”, bladert, ziet dat De Rode Draad op gedegen wijze wist te informeren over een onderwerp waarover moeilijk accurate informatie valt te krijgen. De teloorgang van de organisatie komt bovendien op een heel ongelukkig tijdstip, aangezien de aangepaste versie van de Wet Regulering Prostitutie vóór 1 maart van dit jaar bekend zal worden gemaakt door minister Opstelten.

Het leven gaat verder na de Rode Draad. Metje Blaak, lange tijd het gezicht van de organisatie en daardoor wereldberoemd in Amsterdam, werkt nu als ombudsvrouw. De laatste directeur van De Rode Draad, Alexandra van Dijk, richtte begin dit jaar Buro Brycx op, dat advies wil geven aan iedereen die met prostitutie heeft te maken. Ik dronk een kop thee met haar in een café op de Amsterdamse Nieuwmarkt.

De voorspelbare vraag eerst: wat betekent “brycx” en wat zegt het over je bezigheden?

“Brycx” is gebaseerd op het oud-Germaanse /oud-Noorse woord voor brug. Ik wil met het bureau een brug vormen tussen overheidsinstellingen, ketenpartners in de aanpak van mensenhandel en de mensen die in de seksuele dienstverlening werkzaam zijn.

Wat zijn ketenpartners?

Er zijn veel maatschappelijke partijen die op één of andere manier te maken hebben met de bestrijding van de georganiseerde criminaliteit, zoals mensenhandel. Binnen de seksuele dienstverlening komt helaas veel dwang en uitbuiting voor. Daar is weinig zicht op maar diverse organisaties hebben contact met mensen die in de seksuele dienstverlening werken. Om eventuele signalen van misstanden goed te kunnen duiden, wisselen deze organisaties, de ketenpartners dus, informatie uit.

Het gaat om lokale overheden, de politie, het Openbaar Ministerie, de Belastingdienst, de FIOD, de Inspectie SZW (wat vroeger de Arbeidsinspectie heette), de Kamer van Koophandel, de Immigratie- en Naturalisatiedienst, de GGD, de Koninklijke Horeca Nederland, het Centraal Bureau Opvang, het Bureau Jeugdzorg, de Reclassering, en maatschappelijke organisaties voor zorg, opvang en begeleiding van slachtoffers e.a. Ze komen in diverse overlegvormen bij elkaar om ervaringen en informatie uit te wisselen, en ze delen hun bevindingen met de Regionale Informatie en Expertise Centra (RIEC), die zich per regio bezighouden met de aanpak van georganiseerde criminaliteit.

Je merkt, het is een complex netwerk van organisaties en belangen, waarbinnen de uitwisseling van gegevens niet geheel probleemloos verloopt. Het betreft hier immers privacygevoelige informatie en die kun en mag je niet zomaar uitwisselen. Alle ketenpartners trainen hun medewerkers om signalen van misstanden te herkennen en kunnen daarbij ondersteuning gebruiken. Bijvoorbeeld baliepersoneel bij een gemeente, waar een vrouw zich in komt schrijven als bewoner. Ze spreekt de taal niet, iemand vergezelt haar, en hij vertaalt alles voor haar. Of vrouwen die zich inschrijven bij de Kamer van Koophandel en vergezeld worden door – zoals de Utrechtse KvK het eens typeerde – “mannen met leren jassen en dikke gouden kettingen”. Wat doe je dan, als je onderbuikgevoelens je vertellen dat hier weleens iets mis zou kunnen zijn?

Ons bureau biedt, vanuit de kennis en ervaring die we hebben, ondersteuning in al deze processen.

Kortom, samenwerken en informatie delen is uiterst belangrijk om misstanden aan te pakken. Alle partners hebben daarbij hetzelfde doel voor ogen: prostitutie is legaal in Nederland en we willen dat de vrouwen en mannen in de sector zelfstandig kunnen werken, zonder dwang en zonder hun geld af te moeten geven aan anderen.

Waardoor is het zo lastig informatie te verwerven en te delen?

Daarvoor zijn verschillende redenen. Eén ervan is de aard van de prostitutie. De sector is heel internationaal: sekswerkers komen niet alleen uit Nederland, maar uit de hele wereld. Momenteel zijn velen die werkzaam zijn in de sector afkomstig uit Oost-Europa, het Verre Oosten, Latijns-Amerika en West-Afrika. Nieuwe nationaliteiten dienen zich aan, al dan niet door armoede gedreven: Albanië, Oekraïne, Georgië en de kandidaat-lidstaten van de EU, dus Serven, Kroaten en Macedoniërs. Sekswerkers zijn bovendien mobiel: ze kunnen de ene dag in een club werken, de volgende dag achter een raam zitten, en de derde dag iemand privé ontvangen, thuis of in een hotel. Het is daardoor een ondoorzichtige branche, waarin de grens tussen de vergunde en onvergunde sector vervaagt. Niet alleen werkt dat misstanden als dwang en uitbuiting in de hand, het maakt het ook moeilijk om aan adequate informatie te komen.

Een andere factor die de informatieoverdracht belemmert is dat onze maatschappij nog steeds dubbelzinnig en stigmatiserend omgaat met prostitutie. Er is nog altijd een grote behoefte aan seksuele dienstverlening, maar er wordt niet over gesproken. Het helpt niet dat de media de laatste tijd, om overigens begrijpelijke redenen, de nadruk leggen op misstanden als vrouwenhandel en uitbuiting. Zo wordt de wereld van de seksuele dienstverlening uitsluitend geassocieerd met criminaliteit. Diverse organisaties weigeren diensten te leveren aan prostituees. Voor iedere “normale” werknemer beschikbare voorzieningen, zoals het in de arm nemen van een administratiekantoor of het regelen van een arbeidsongeschiktheidsverzekering, liggen daardoor buiten het bereik van sekswerkers. Zelfs diverse overheidsdiensten willen liever niet naar binnen bij seksbedrijven om te controleren op belangrijke zaken als brandveiligheid en arbeidsomstandigheden, omdat zij angst hebben voor criminele toestanden. Terwijl juist deze organisaties zouden kunnen bijdragen aan een duidelijk beeld van de sector.

Een derde reden is dat gemeenten autonoom zijn en op eigen wijze hun prostitutiebeleid inrichten en handhaven. Met het opheffen van het bordeelverbod in 2000 kregen gemeenten de bevoegdheid om een vergunningstelsel in te voeren, om zo de prostitutiebranche te reguleren. Het is sinds die tijd ook geoorloofd om in een bestemmingsplan ruimte aan te wijzen voor seksbedrijven. Deze wetswijziging moest bijdragen aan het reguleren van vrijwillige prostitutie, het tegengaan van onvrijwillige prostitutie en het bestrijden van misstanden. Mensenhandel bestaat echter nog altijd, ook binnen de vergunde sector. Door het ontbreken van landelijke coördinatie bestaan er grote lokale verschillen in vergunningsvoorwaarden en de reikwijdte van de plaatselijke verordeningen.

Er is wel toezicht op de vergunde sector, maar ondertussen blijft de onvergunde sector  grotendeels buiten beeld. Samenwerking, of althans de uitwisseling van informatie, is daarom cruciaal.

Momenteel is de situatie versnipperd. De informatieoverdracht tussen de diverse gemeentes laat te wensen over. Een crimineel die in de ene gemeente is doorzien en aan wie een vergunning voor een seksclub is geweigerd, kan het zo opnieuw proberen in een andere gemeente. Vandaar dat eenheid in het vergunningenstelsel en de uitwisseling van informatie zo belangrijk is bij de bestrijding van mensenhandel.

En jouw bureau adviseert en bemiddelt daarbij. Wat doet Brycx nog meer?

Ik denk dat je eerst moet weten dat we beschikken over een netwerk van mensen die ervaring hebben in de branche en die daarin vertrouwen hebben weten te winnen. Dat betreft niet alleen de vergunde sector, maar ook de onvergunde. Dat is uniek. Dat het bureau onafhankelijk is, is een enorm voordeel.  We spreken – letterlijk – de taal van de prostituees en hebben kennis van hun cultuur.

Communiceren met Hongaarse vrouwen is namelijk heel anders dan met bijvoorbeeld Chinese vrouwen. Vrijwel allen hebben slechte ervaringen met corrupte en criminele overheden in hun eigen land. Vertrouwen in de Nederlandse overheid bestaat daardoor vrijwel niet.  Wanneer een agent of gemeentelijk medewerker met sekswerkers praat en daarna koffie gaat drinken met de exploitant, ben je direct het vertrouwen van deze vrouwen kwijt.

Ons bureau ondersteunt en adviseert daarom organisaties in de communicatie met sekswerkers uit andere culturen. Ervaringsdeskundigheid van een aantal partners, gecombineerd met een zeer actuele kennis van de sector maakt dat het bureau, in alle bescheidenheid gezegd, over unieke expertise en vaardigheden beschikt.

En nu komt er een nieuwe wet. Wat denk je ervan?

De minister van Veiligheid en Justitie beraadt zich momenteel op een nieuwe wet: de Wet Regulering Prostitutie, ofwel de WRP. Het doel daarvan is de misstanden in de sector te voorkomen en te bestrijden. Hoe de wet er precies uit komt te zien is echter nog niet helemaal duidelijk. De leeftijdsgrens van sekswerkers zal vrijwel zeker worden verhoogd naar eenentwintig jaar. Dat vind ik geen slechte zaak, want op die leeftijd ben je beter in staat gefundeerde keuzes te maken over je leven.

Waarschijnlijk zullen alle seksbedrijven voortaan vergunningplichtig zijn en zullen gemeenten daartoe een beleid moeten opstellen. Gemeenten hebben echter al zoveel op hun bord liggen, dat ondersteuning en het delen van kennis hierbij zeer wenselijk is.

Mogelijk gaat de wet ook voorschrijven dat de sekswerkers zich moeten registreren bij een gemeentelijk loket. Daartoe zullen gemeenten voorzieningen moeten inrichten. Amsterdam en Utrecht hebben deze registratieplicht al ingevoerd, maar als grote gemeenten beschikken zij over de ambtelijke capaciteit om dit te doen. Kleinere gemeenten zullen hiervoor waarschijnlijk aansluiten bij centrumgemeenten. Hoe dit uitgevoerd zal worden binnen de kleinere gemeenten is nog volstrekt onduidelijk. We willen met Buro Brycx de lokale overheden bij dit proces adviseren.

Klanten die een niet geregistreerde prostituee bezoeken zullen na invoering van de WRP strafbaar zijn. Maar hoe vergewist de klant zich van de authenticiteit van een registratienummer? Hoe doe je dat bijvoorbeeld, als argeloze toerist, als je de Wallen bezoekt?  Een uiterst moeilijke kwestie, waarover al sinds 2006 wordt nagedacht bij diverse ministeries.

Kunnen we niet beter dadergericht te werk gaan en pooiers en andere uitbuiters aanpakken?

Dat gebeurt ook. Het vergt echter veel capaciteit van de Nederlandse opsporing. Vrouwen doen immers niet graag aangifte van misstanden, want zij zijn bang voor de effecten voor henzelf of hun familie. Als de vrouw geen aangifte doet, is een onderzoek echter bijzonder arbeidsintensief. Alleen daarop inzetten is dus onhaalbaar. En zo komt registratie in zicht.

Vorig jaar zomer heb ik tijdens een hoorzitting in de Eerste Kamer toegelicht waarom vrouwen en mannen in het vak grote weerstand hebben tegen registratie. Waarom zou je jezelf bij een gemeenteloket bekend maken als prostituee, je bent toch al bekend bij de Belastingdienst? Men heeft uiteraard ook groot wantrouwen tegen registers. Niet geheel onterecht, gezien recente ontwikkelingen bij “waterdichte” overheidssystemen als DigiD. Wat gebeurt er bijvoorbeeld als de immigratieofficier bij de grens van jouw herkomstland zou weten dat je in Nederland werkt als prostituee? Dan mag je je eigen land niet meer in en zie je je kindje of familie nooit meer. Prostitutie is immers strafbaar in jouw land van herkomst. De verwachting is dat veel mensen in het vak zich zullen onttrekken aan de registratie en gaan werken op plaatsen die we niet direct in het oog hebben. In hotels bijvoorbeeld. Of vanuit huis, of parkeerplaatsen etc. Waarmee het risico op misstanden alleen maar toeneemt.

Hoe kunnen mensen zich informeren over deze materie?

Een heel goed boek over deze problematiek is De fatale fuik, van Henk Werson. Een aanrader!

Deel dit:

Een gedachte over “Interview Alexandra van Dijk

Reacties zijn gesloten.