Libanese identiteiten (1)

De Sykes-Picot-overeenkomst
De Sykes-Picot-overeenkomst (Wikimedia Commons)

Wie de film Lawrence of Arabia heeft gezien, kent het verhaal. Tijdens de Eerste Wereldoorlog rukte de Britse generaal Allenby van Egypte op naar Palestina en Syrië. In zijn strijd tegen de Ottomaanse Turken kreeg hij de hulp van het leger van Arabische opstandelingen, gecommandeerd door de latere koning Faisal. Hem was toegezegd dat in de gebieden die op de Turken zouden worden veroverd, een Arabisch koninkrijk zou komen.

De Britten hadden echter meer afspraken gemaakt: met de Fransen was overeengekomen dat zij de veroverde zouden verdelen. Het kaartje toont deze zogenaamde Sykes-Picot-overeenkomst. Deze strijdige toezeggingen vormen de oorzaak van de huidge problemen in het Midden-Oosten.

In de jaren twintig ontstonden verschillende nieuwe staten, waar de Britten en Fransen grote invloed uitoefenden. Om te beginnen Faisals eigen koninkrijk in Irak en het emiraat van zijn broer Abdullah, Transjordanië. Palestina, met een grote joodse bevolking, werd namens de Volkenbond bestuurd door de Britten; Libanon, met een grote christelijke bevolking, kreeg Frans bestuur; tot slot Syrië, dat eveneens door de Fransen werd bestuurd. Alleen in het verre zuiden ontstonden volledig onafhankelijke Arabische staten: Jemen en het land dat nu Saoedi-Arabië heet.

Dit waren allemaal Arabische landen, en over het algemeen hebben ze geen problemen met hun zelfbeeld. De twee uitzonderingen zijn Palestina en Libanon, die waren ontstaan rond al bestaande, semi-autonome eenheden: de zionistische gebieden in Palestina en de christelijke provincie Libanon. Zouden deze gebieden uit alleen joden en alleen christenen hebben bestaan, dan waren er vermoedelijk geen problemen geweest, maar dat was niet het geval: zoals de joden niet de enige bewoners waren van Palestina, zo waren de christenen niet de enigen in Libanon. In beide landen leefden Druzen en soennitische moslims, en in Libanon kwamen daar nog sji’ieten bij. Dat maakte het scheppen van een “vaderlandse identiteit” moeilijk.

In Palestina kwam het in 1928, van 1936 tot 1939 en in 1947-1948 tot geweldsuitbarstingen, waarin aan de ene zijde de Arabieren stonden, meest soennitisch, en aan de andere zijde de joden, die deels altijd ter plekke hadden gewoond en deels behoorden tot de steeds grotere migrantenstroom uit Europa. Zoals bekend wonnen de joden dit laatste conflict, werden veel bewoners verdreven en ontstond het Palestijnse vraagstuk. In Libanon zou de strijd van 1975 tot 1990 duren en was er geen duidelijke winnaar.

De Libanese historicus Kamal Salibi publiceerde zijn nu klassieke boek A House of Many Mansions in 1988, tegen het einde van de Burgeroorlog. De auteur is niet onomstreden, omdat hij over de oude geschiedenis nogal wat rare dingen heeft beweerd, maar dit boek is gedegener. Het biedt een historisch overzicht van de zelfbeelden van de verschillende Libanese bevolkingsgroepen. Als zoiets voor Nederland, zoals ik in mijn vorige post aangaf, al niet makkelijk is, dan is ze dat in Libanon al helemaal niet. Morgen daarover meer.

Deel dit:

8 gedachtes over “Libanese identiteiten (1)

  1. Joris

    Mooie film, maar historisch niet betrouwbaarder dan Disneys Pocahontas. De echte Lawrence wist van meet af aan van de Engels-Franse afspraken, maar liet de Arabieren in de waan dat ze vrij zouden worden. In zijn boek Seven Pillars of Wisdom en in de rest van zijn korte leven bleef hij het zichzelf verwijten. “I began to wonder if all established reputations were founded, like mine, on fraud.”

  2. Jammer dat dit niet in het engels is. 🙁 Er zijn een enorme hoop misverstanden over dat gebied in de wereld die leiden tot nogal onfrisse visies en onstellend domme geopolitieke manoeuvres.

  3. MNb

    “Dat maakte het scheppen van een “vaderlandse identiteit” moeilijk.”
    Ja, maar dat is geen voldoende voorwaarde voor (burger)oorlog. In Suriname wonen stadscreolen (afstammelingen van de slaven die in 1863 hun vrijheid kregen), bosnegers (afstammelingen van gevluchte slaven, die in de 18e eeuw na guerrilla oorlogen hun vrijheid kregen als ze maar in de jungle bleven wonen), hindoestanen (afstammelingen van Indiase contractarbeiders), javanen (afstammelingen van Indonesische contractarbeiders), indianen, chinezen, libanese christenen (jawel) plus alles wat er na de onafhankelijkheid nog bij is gekomen of gebleven. Alle wereldgodsdiensten zijn hier ook nog eens vertegenwoordigd. Aan wederzijdse stereotypen ontbreekt het hier dan ook niet.
    Natuurlijk is er een burgeroorlog geweest. Die heeft echter eigenaardig genoeg de nationale identiteit alleen maar versterkt middels een gezamenlijk slachtoffergevoel.
    Dus waarom in Libanon wel en in Suriname niet?
    Gokje: bevolkingsdichtheid.

    1. Klopt, klopt, klopt. Alleen die bevolkingsdichtheid, dat weet ik zo net niet. Wat zou er zijn gebeurd als een met de Surinaamse chinezen verwante legermacht, opgericht om de kolonels uit Brazilië te verdrijven, zich in Suriname had gevestigd, vanuit het zuiden van dat land Brazilië had beschoten, waarop de kolonels terug zouden hebben geschoten en alleen de bosnegers zouden hebben geraakt? Dat zou de parallel zijn voor de PLO, waarvan de aanhangers (seculiere) soennieten waren die Israël beschoten, dat de sji´ieten in het zuiden van Libanon onder vuur nam.

    2. MNb

      Dat is een interessante vraag, die laat zien hoe slecht vergelijkingen opgaan.

      “een met de Surinaamse chinezen verwante legermacht”
      Die zou met enige voorbereiding nog geen dag nodig hebben gehad om de macht over te nemen, want de helft van de Surinaamse bevolking woont in Groot-Paramaribo. We zouden wel de Amerikanen er achteraan hebben gekregen, evenmin een aanlokkelijk vooruitzicht.
      Dus ja, Suriname heeft geluk gehad dat buitenlandse machten er grotendeels buiten zijn gebleven. Alle partijen beseften dat – de multinationals Suralco en Billiton zijn alle oorlogsjaren met rust gelaten.

      “kolonels uit Brazilië”
      In de jaren 80 heeft Bouterse korte tijd met Khadafi geflirt. Toen de Amerikanen begonnen te pruttelen wist hij niet hoe snel hij ze moest lozen. Dan is er nog sprake geweest van een Amerikaanse interventie. Van Mierlo heeft die tegengehouden en tot op vandaag weet niemand of dat een verstandige beslissing is geweest of niet.
      Met Brazilië onderhield Bouterse goede contacten. Ik denk niet dat veel Surinamers bezwaar hadden gemaakt tegen aansluiting bij Brazilië, met goedkeuring van de VSA uiteraard. Zij hadden eventueel nog altijd de vluchtroute naar Nederland.

      “vanuit het zuiden van dat land Brazilië”
      In het zuiden van Suriname woont nauwelijks iemand en aan de overkant van de grens ook niet. Dat bedoelde ik met bevolkingsdichtheid. Iets soortgelijks geldt voor de oostgrens. De enige grensplaats van betekenis, Albina, is wel volledig aan puin geschoten. Dat heb ik in 1991, kort na het vredesakkoord, kunnen zien nadat het plaatsje was opengesteld. Die indruk zal ik nooit meer vergeten, ook al was het niets (geen luchtmacht, geen zware artillerie) vergeleken bij Libanon.

      “waarop de kolonels terug zouden hebben geschoten en alleen de bosnegers zouden hebben geraakt?”
      Vervang de kolonels door het militaire regime en je hebt de essentie van de Surinaamse burgeroorlog te pakken. Aan het eind – er waren al verkiezingen geweest – heeft Bouterse nog geprobeerd de etnische kaart te spelen middels een obscure indiaanse militie genaamd de Toekajana’s, maar daar is niet veel van terecht gekomen.
      Nogmaals, het is maar een gok. Toch is het een feit dat het in Suriname veel gemakkelijker is om elkaar te ontlopen. Nogal wat bosnegers zijn gevlucht naar de Franse kant, waar ze maar weinig problemen opleverden omdat daar ook al ruimte genoeg is. Palestijnse vluchtelingen zitten daarentegen tragisch iedereen in de weg.
      In die zin is bevolkingsdichtheid wel degelijk een factor van belang, lijkt me.

Reacties zijn gesloten.