Bloed over de kinderen

De blinde Synagoge (Krijtbergkerk, Amsterdam)

“Zijn bloed kome over ons en onze kinderen”: weinig passages uit het Nieuwe Testament hebben de relatie tussen jodendom en christendom zozeer op scherp gezet als deze woorden uit het Evangelie van Matteüs (27.25). Ze zijn te vinden in de beschrijving van het verhoor van Jezus door de Romeinse prefect Pontius Pilatus, die niet werkelijk overtuigd is van Jezus’ schuld. De Jeruzalemse menigte wordt kwaad en eist de veroordeling. Om die eis kracht bij te zetten, roept het publiek “zijn bloed kome over ons en onze kinderen”.

In de Middeleeuwen hadden de christenen er geen moeite mee deze woorden uit te leggen als rechtvaardiging van anti-joods geweld. De joden hadden destijds de messias afgewezen en kregen nu alleen maar het bloed over hun hoofd waarom hun voorouders hadden gevraagd. De Krijtberg, een negentiende-eeuwse katholieke kerk in Amsterdam, heeft nog steeds een standbeeld van een “blinde synagoge”: het idee dat het jodendom als geheel nog in de eigen tijd verantwoordelijkheid droeg voor een gebeurtenis van vele eeuwen geleden, was in 1883 nog springlevend. Zouden we de bouwers van de kerk hebben gevraagd waarop ze deze beschuldiging baseerden, ze zouden waarschijnlijk hebben geantwoord dat de joden het konden krijgen zoals ze het hebben wilden – “zijn bloed kome over ons en onze kinderen”.

Ruim honderd jaar later – in 1985 om precies te zijn – leidde de passage weer eens tot beroering. Het predikantenechtpaar Lucas en Jenny Goeree pikte de aloude uitlegtraditie weer op en beweerde dat de woorden een wenszin waren, en dat de joden de Holocaust aan zichzelf hadden te wijten. Ze waren niet de laatsten die zulke dingen beweerden: in 2004 was het de beurt van Mel Gibson, die de woorden opnam in zijn film The Passion of the Christ. De Nederlandse distributeur vond toen een elegante oplossing door ze in de ondertiteling onvertaald te laten, maar het is zinvol de kwestie nog eens te bespreken, in de hoop dat ze nooit meer opduikt.

Het misverstand is dubbel. In de eerste plaats komt de passage niet voor in de evangeliën van Marcus en Johannes, de enige onafhankelijke bronnen voor het verloop van de rechtszaak. (De jongere evangelisten Matteüs en Lukas ontleenden hun informatie aan de oudere Marcus.) De woorden zijn alleen vermeld in het Matteüsevangelie en lijken een persoonlijke toevoeging van de auteur. Het is daardoor minder waarschijnlijk dat de uitspraak historisch is dan als we haar hadden aangetroffen bij zowel Marcus als Johannes. Twee getuigen zijn meer dan één, vooral als de laatste ook nog jonger is.

Toch blijft denkbaar dat Matteüs zich iets herinnert wat Marcus en Johannes niet vermelden. Dat brengt ons op het tweede punt: de betekenis van de woorden. De Nieuwe Bijbelvertaling is op dit punt behulpzaam. Ze geeft het vers weer als “Laat zijn bloed óns dan maar worden aangerekend, en onze kinderen” en in een voetnoot in de in 2008 verschenen NBV-Studiebijbel tekent men aan dat het geen wenszin is, maar dat het volk een juridische formule gebruikt waarmee de verantwoordelijkheid wordt bepaald.

Het is typerend voor Matteüs dat hij, op punten waar hij Marcus aanpast, traditioneel joodse elementen invoegt en dat maakt het eigenlijk alleen maar extra wrang dat de woorden als anti-joods zijn uitgelegd.

Deel dit:

4 gedachtes over “Bloed over de kinderen

  1. MNb

    “Het is daardoor minder waarschijnlijk dat de uitspraak historisch is”
    Sorry, dit argument voldoet voor de historische, ie wetenschappelijke benadering, maar niet voor de theologische. Goed, de joodse menigte heeft die woorden niet gebruikt. Dat is voor een atheïst als ik nogal wiedes, want op grond van het minimalisme ga ik er toch al vanuit dat het overgrote deel van de Bijbel legende is, inclusief de Evangeliën.
    Punt is dat óók Mattheus tot de canon behoort. Zolang dat het geval is, zolang christenen volhouden dat op één of andere manier de Bijbel goddelijk geïnspireerd is, zolang zij dergelijke passages niet schrappen, maakt ook deze uitspraak deel uit van hun geloof.
    Wil ik christenen het krediet geven dat de uitspraak een metafoor is en niet letterlijk opgevat moet worden. Helaas deugt ook de metaforische uitleg niet naar onze 21e eeuwse maatstaven: collectieve verantwoordelijkheid van de joden voor het verwerpen van de Messias, die zij zelf voorspeld hadden. Dat idee is volstrekt in overeenstemming met alle verhalen uit het OT, waarin hele steden en volkeren uitgeroeid werden om de wandaden van een enkeling. De uitleg in de voetnoot van de Nieuwe Bijbel maakt Matth 27:25 voor mij geenszins beter te verteren.
    De oud-historicus mag kersen plukken, omdat hij/zij objectieve criteria bezit de historische van de legendarische kersen te scheiden. De theoloog kan niet zeggen: dit gedeelte is goddelijk geïnspireerd (in welke betekenis dan ook), maar dat gedeelte niet.
    Persoonlijk vind ik dat veel te veel Nieuwe Atheïsten zich toeleggen op literalisme, maar daaruit volgt niet dat de metaforische uitleg wél acceptabel is.

    “de woorden als anti-joods zijn uitgelegd.”
    Ook de bepaling van de verantwoordelijkheid middels deze juridische formule neemt de kern van het christelijke antisemitisme – collectieve verantwoordelijkheid van het joodse volk – op geen enkele wijze weg.
    De kwestie is wat mij betreft één van de tamelijk vele die aanleiding geven het christelijk geloof af te wijzen.
    Er is bovendien nog een ander punt. Zoals Mano Singham al schreef:

    “De ware aard van een religie laat zich zien in de wijze hoe haar aanhangers anderen behandelen als zij domineren.”

    Het moge duidelijk zijn dat het betreffende citaat hierin een negatieve rol heeft gespeeld.
    Begrijp me goed. Ik juich het toe als christenen – of wie dan ook – het idee van collectieve schuld afwijzen. Voor de beoordeling van hun geloofssysteem levert je historische benadering echter slechts een drogreden. Voor de vraag wat er destijds nu precies gebeurd is natuurlijk niet.

    1. Je neemt als norm aan dat christelijke theologen de Bijbel letterlijk zouden moeten nemen. Maar dat is niet zo. Dat doen alleen evangelische christenen. De gemiddelde protestantse of katholieke theoloog laat de historische analyse vóór gaan.

    2. Joris

      De historische bijbelkritiek neemt aan dat Mattheus van na de verwoesting van de Tweede Tempel dateert (70 n Chr). Rond die tijd begon de christelijke beweging zich meer en meer van haar joodse wortels los te scheuren. Dat was zeker nog niet het geval met het vroegste christendom, zoals dat rond Jezus ontstond en zoals je dat tegenkomt in de brieven van Paulus en het Marcusevangelie.

      Veel hedendaagse theologen verwelkomen zo’n historisch-kritische lezing van de nieuwtestamentische teksten. Daarmee is het bijvoorbeeld mogelijk om overtuigend onderscheid te maken tussen de vroegste tendensen van de christelijke beweging en de veranderingen die ze onderging, toen ze zich vestigde als een duurzame religie met een eigen gezagsstructuur en een canoniek boek. Of nog weer later, toen ze een staatsgodsdienst werd. Zo’n meer genuanceerd beeld van het christendom is niet alleen van waarde voor historici, maar ook voor theologen en zelfs voor atheïsten, als ze zich een goed oordeel willen vormen.

      Je kunt natuurlijk blijven volhouden dat christenen de hele bijbel en bloc als Gods Woord zouden moeten verheerlijken. En je kunt vinden dat de bovengenoemde historische inzichten niet terzake doen bij wat jij noemt “de beoordeling van hun geloofssysteem”. Maar dan kom je ironisch genoeg wel in het gezelschap terecht van fanatiekelingen als Mel Gibson.

  2. Johan De Wael

    Het gaat in elk geval om de bloedschuld, een typisch joodse kwestie. Dat Pontius Pilatus zo’n sterk symbolisch geladen gebaar stelt als de handwassing (te vergelijken met Jezus’ voetwassing) is weinig geloofwaardig. Na de verwoesting van de tempel (70) worden Jezus’ volgelingen uit de synagoge geweerd. De joodse christenen proberen zich naar de Romeinse machthebbers toe te profileren als een onafhankelijke groep (sekte) en zetten zich af tegen de traditionele joden. In dit licht moeten we denk ik deze passage begrijpen.
    Bij Marcus vinden we al dat Pilatus de joden voor de keuze stelt: Jezus of Barabbas. Wanneer ze schreeuwen dat hij Jezus moet kruisigen, vraagt hij: “Wat heeft hij dan voor kwaad gedaan?” (Mc. 15.14) En als ze blijven schreeuwen, wil hij het volk tevreden stellen, laat Barabbas vrij en laat Jezus geselen en kruisigen.
    Mattheus volgt de gedachtengang van Marcus en heeft hier nog een schepje bovenop gedaan: de Romeinse gouverneur Pontius Pilatus (die overigens volgens de bronnen geen enkel respect toonde voor de joodse godsdienst en er geen enkel probleem mee had om joodse rebellen massaal te laten afslachten) stelt met de handenwassing een door en door joods gebaar om zich van bloedschuld te zuiveren… Daarop nemen de joden zelf in koor de bloedschuld op zich. In de loop der jaren is Pontius Pilatus, die in feite een bloeddorstige massamoordenaar was, geleidelijk aan meer en meer sympathiek voorgesteld… en het joodse volk met hun hogepriesters dus antipathieker.

Reacties zijn gesloten.