Het joodse Nieuwe Testament

De vraag waarom joden en christenen gescheiden wegen zijn gegaan, het onderwerp waarover ik momenteel mijn boek Israël hersteld aan het schrijven ben, brengt de vragensteller al snel naar nogal wat oude bronnen. De joodse Bijbel en het Nieuwe Testament liggen voor de hand. Verder de Mishna, de eerste grote optekening van rabbijnse wijsheid. Deze teksten behoren tot de “mainstream” van de twee religies.

Daarnaast bestaan er teksten die door de religieuze autoriteiten van de twee religies zijn afgewezen. Hiertoe behoren de zogeheten pseudepigrafische werken, zoals het Ethiopische boek Henoch en de Psalmen van Salomo. Omdat de rabbijnen deze teksten niet beschouwden als door God geïnspireerd, zijn ze niet in de Bijbel opgenomen, maar ze documenteren wel degelijk belangrijke religieuze ontwikkelingen. Dat geldt ook voor de Dode Zee-rollen: ook daarin is informatie te vinden die helpt de gedachtewereld van de eerste eeuw na Chr. te reconstrueren, informatie die noch in het christendom noch in het rabbijnse jodendom bewaard is gebleven.

Ik zou niemand de lectuur van de Mishna of de Dode Zee-rollen aanraden. Je moet eerst wat inleidende werken hebben gelezen, want die oude teksten zijn totaal onbegrijpelijk. (Een vergelijking met Geert Wilders’ kennis van de Koran is hier op haar plaats: hij heeft het boek gelezen – wat al heel wat is – maar heeft gemeend dat hij het wel begreep zonder historische uitleg.) Dat uitleg nodig is, geldt overigens voor elke antieke tekst. Wie meent dat in een boekhandel Plato moest staan tussen Pasternak en Poe, of Vergilius naast Vestdijk, is gedoemd om de oude teksten verkeerd te lezen en er te weinig plezier aan te beleven. Zo komt het dat naast mijn oude teksten een stapel commentaren ligt.

Het interessantste daarvan is samengesteld door Amy-Jill Levine en Marc Zvi Brettler en heeft de titel The Jewish Annotated New Testament (2011): curieus, want het Nieuwe Testament geldt niet als een joodse maar als een christelijke tekst. “Wedden dat het wél joods is,” lijken de redacteuren en hun achtenveertig medewerkers (waaronder Geza Vermes) te hebben gedacht, en ze becommentarieerden het hele Nieuwe Testament en voegden er nog drieënzeventig kaders, dertig essays, een woordenlijst, een register en elf tabellen aan toe. Het resultaat staat als een huis: ze slagen volledig in hun ambitie de gebeurtenissen terug te plaatsen in hun joodse context, en dat zou niet alleen zowel joden als christenen moeten interesseren, maar iedereen met belangstelling voor de oude wereld.

De pseudepigrafische werken, de rollen van de Dode Zee én het Nieuwe Testament hebben met elkaar gemeen dat ze het jodendom documenteren in de eeuwen tussen de afsluiting van de joodse Bijbel en de optekening van de Mishna. Terwijl de joodse Bijbel veronderstelt dat de tempel er nog is en de Mishna veronderstelt dat ze er niet meer is, valt in de drie niet-canonieke tekstgroepen allerlei kritiek op die tempel te lezen en worden ook alternatieven geformuleerd. Wie wil weten hoe het jodendom van de ene naar de andere fase is gegaan, kan niet om de pseudepigrafische werken, de Rollen en het Nieuwe Testament heen.

The Jewish Annotated New Testament biedt de tekst van de christelijke geschriften (in vertaling) en eindeloze hoeveelheden aanvullende informatie. Een zeer aanbevolen boek, dat u hier kunt bestellen.

Deel dit:

4 gedachtes over “Het joodse Nieuwe Testament

  1. MNb

    “Dat uitleg nodig is”
    Ik kan mij niet meer inhouden. Wil je nu nog volhouden dat geschiedkunde irrelevant is? Dit is precies de reden waarom de meeste atheïstische critici niet verder komen dan het relatief moderne christenfundamentalisme onderuit te halen – Ken Ham en dergelijke malloten. Het ergste is nog dat ze het zelf niet door hebben.
    Terwijl het zo voor de hand ligt. Als ik de Bijbel de grond in wil boren moet ik eerst weten waar de schrijvers ervan het precies over hadden. En daarvoor heb ik jou en je collega’s nodig.

    1. Dat ben ik niet met je eens. Het is vooral in het protestantse christendom dat de Bijbel een centraal deel is. Atheïstische christenen kunnen alleen het protestantisme treffen door Bijbelkritiek.

      Voor het christendom als geheel is dat een stuk minder. Religiositeit staat of valt immers niet met historische feiten; je kunt een godsdienst baseren op een volstrekt onware mythe en toch blijft de religie staan.

      Er zit een ietwat essentialistische aanname achter dat je, om religie in het heden te begrijpen, de oorsprong daarvan moet kennen. Dáármee ben ik het zeker oneens. Wél is het zo dat kennis van de complexiteit en relaties destijds een brug kan zijn voor mensen heden ten dage om in gesprek te komen. Dat kan geen kwaad. In die zin is het verleden relevant. Zo nu en dan.

Reacties zijn gesloten.