Acht jaar nieuwsbrief

Ik rondde zondagavond een nummer af van de Livius Nieuwsbrief, het maandelijkse overzicht van het online beschikbare oudheidkundige nieuws dat ik nu al zo’n acht jaar schrijf. Zonder dat er ooit reclame voor is gemaakt, heeft die inmiddels ruim 4000 abonnees: het is duidelijk dat ermee wordt voldaan aan een behoefte en als ik daaraan mocht twijfelen, dan werd ik wel op andere gedachten gebracht door de aardige reacties en de balans van af- en aanmeldingen. Ik zal er dus nog wel even mee doorgaan.

In acht jaar ­leer je wel patronen zien in het nieuws. Zo is Griekenland ondervertegenwoordigd in de berichtgeving. Er wordt daar veel archeologisch onderzoek gedaan maar de resultaten halen slechts zelden de internationale media, zodat het voor ons lijkt alsof er minder gebeurt dan in Bulgarije, waar elk persbericht Engelstalig is, zodat het land is oververtegenwoordigd. Om een hiermee verwante reden biedt Groot-Brittannië elke maand veel nieuws, waarin ik over het algemeen scherp selecteer, want werkelijk elke metaaldetectorvondst is een bericht bij de om haar kwaliteit zo goed bekendstaande BBC.

Je wordt weinig vrolijk van de berichtgeving uit Italië. Als men daar iets opgraaft, gaat men altijd op zoek in een tekst wat het zou kunnen zijn en zegt vervolgens dat het dat ook werkelijk is. Een Romeinse villa in een dorp waar een keizer is geboren? Dat moet het geboortehuis zijn van die keizer! Een circus? Dat moet de arena zijn van keizer Commodus! Een stuk muur op de Palatijn? Van Romulus!

Dit is een exces, maar het representeert wel een algemenere trend: archeologen zijn verschrikkelijk goed in het maken van overdreven claims. In de allereerste nieuwsbrief zat ook zo’n bericht en ik heb toen voor de grap gezegd dat het me deed denken aan de publiciteitsstunt van de Amsterdamse stadsarcheologen, die beweerden dat ze het kasteel van Gijsbrecht van Aemstel hadden opgegraven. Ik heb nadien nog veertig keer de “Kasteel van Aemstel-prijs” uitgereikt aan de archeoloog die op de meest exuberante wijze naar aandacht zat te hengelen.

Ik ben ermee gestopt: een grap is maar beperkt leuk en de prijs ging elke keer weer naar Israël, waar ze steeds weer iets uit de Bijbel opgraven. Vorige maand waren er een paleis van David, het huis van de profeet Elisa en een bronzen verdragstekst – geen van alle kon de toets der kritiek doorstaan. Het bericht dat de legioenbasis van VI Ferrata was gevonden was helemaal lachwekkend omdat altijd bekend is geweest waar die lag. Dit laatste ging natuurlijk niet over de Bijbel, maar wie in Israël iets vindt dat met het joodse verleden heeft te maken, kan rekenen op een wonderbaarlijke fondsenvermenigvuldiging – en dat doet uiteindelijk afbreuk aan het respect dat mensen hebben voor de archeologie.

Israël staat niet op zichzelf met zijn gepolitiseerde oudheidkunde. Het is altijd grappig hoe Turkse journalisten erin slagen niet aan te geven dat deze of gene opgraving een Griekse stad betreft. Berichten over Iran zijn zeer vaak naar buiten gebracht door nationalisten die er geen genoeg van kunnen krijgen de islamitische republiek belachelijk te maken. Complete leugens, zoals de beschuldiging dat de werelderfgoed-site Pasargadae onder water gezet zou worden bij het bouwen van een stuwdam, zijn niet uitzonderlijk.

Archeologiejournalistiek is in het Midden-Oosten in feite politiek met andere middelen: is het geen nationalisme dan is het wel religieus fundamentalisme. Wat dat betreft is deze vorm van wetenschapscommunicatie overigens ook heel normaal, want in het Midden-Oosten is álle journalistiek in feite politiek. Alleen in Israël, Libanon en Turkije bestaat een pers die enigszins onafhankelijk is en u zult wel hebben gemerkt dat ik de landen geef in volgorde van afnemende persvrijheid.

Het resultaat is deprimerend. Van de archeologische berichtgeving vertoont 40% meer onjuistheden dan eigenlijk kan. In acht jaar heb ik ontdekt hoe extreem kritisch je moet zijn. Dat is overigens ook heel normaal: oudheidkunde is een gewone menselijke activiteit, net als politiek en commercie, en journalisten moeten een academisch nieuwtje bejegenen met dezelfde argwaan als een politiek persbericht of de jaarcijfers van een onderneming.

Ik heb wel eens gedacht dat het bewustzijn toenam dat er fouten werden gemaakt. Ik vond het heel bemoedigend dat de Evangelische Omroep vorige maand op de radio aandacht besteedde aan de werkwijze van de Israëlische archeologische dienst (lees maar). Alleen: de rubriek dwaasheid in de Livius Nieuwsbrief was ook deze maand weer goed gevuld. Dat is des te ontmoedigender, want de meeste desinformatie is geen pseudowetenschap à la brandspiegels van Archimedes, maar wordt naar buiten gebracht door de universiteiten.

Waarom? Het heeft enerzijds te maken met het falende financieringsmodel en anderzijds met het onvermogen om te zien dat slechte berichtgeving de wetenschap schaadt. Laagopgeleiden krijgen een verkeerd beeld van wat wetenschap is en hoogopgeleiden, die de fouten herkennen, voelen minachting voor de onderzoekers. Elke keer dat ik de Livius Nieuwsbrief de deur uit heb, is mijn humeur naar de gallemiezen.

Deel dit:

2 gedachtes over “Acht jaar nieuwsbrief

Reacties zijn gesloten.