Germaans aardewerk

Germaans aardewerk uit Kontich
Germaans aardewerk uit Kontich (België)

De bovenstaande grauwe pot fotografeerde ik op de jubileumexpositie van de Antwerpse Vereniging voor Romeinse Archeologie, waarover ik gisteren blogde. Hij is opgegraven in Kontich en lijkt te dateren uit de late tweede eeuw of de eerste helft van de derde eeuw. Het voorwerp is heel anders dan het gelijkmatige, op pottenbakkersschijven gemaakte aardewerk dat normaal was in de Romeinse tijd. Deze pot is met de hand gevormd en geïmporteerd van buiten het imperium.

Lange tijd zouden archeologen het hierbij hebben gelaten. Als keramiek werd opgegraven – zeker in een Griekse of Romeinse context – keek men vooral naar de artistieke eigenschappen. Als het beschilderd was of gevormd in mallen was het mogelijk het aardewerk te dateren, wat weer handig was om de opgraving te dateren. Veel meer deed men er echter niet mee. Met grauw aardewerk als dit, dat dus ergens tussen 175 en 250 is vervaardigd, was men snel klaar.

Inmiddels wordt aardewerk vrij systematisch chemisch onderzocht om vast te stellen waar de klei vandaan komt. Zo ontstaat zicht op handelsnetwerken. In dit geval blijkt het voorwerp te komen uit het noordwesten van Duitsland. Elders in Vlaanderen is aardewerk gevonden dat is vervaardigd in Drenthe.

Dit is interessant. In de derde eeuw begonnen de stammen tussen IJssel en Weser steeds intensiever samen te werken. Door handel met de Romeinen waren sommige mensen rijker geworden, en zij trouwden onderling, eventueel buiten hun eigen groep, zodat de stammen steeds meer werden bestuurd door één intertribale elite. Samenwerking werd steeds eenvoudiger en zo ontstond een soort superstam, de Franken.

Al eerder waren er Germaanse stammen geweest die het Romeinse Rijk hadden aangevallen. In 173 waren het bijvoorbeeld de Chauken geweest, die vermoedelijk overzee van Groningen en Ostfriesland naar West-Vlaanderen waren gekomen. Een in deze jaren bij Maldegem gebouwd Romeins fort illustreert de Romeinse reactie. Later werden andere forten ingericht, zoals Aardenburg en – iets later – Oudenburg.

Zulke forten waren nodig, want de Chauken kregen navolgers. Rond 230 bezweek de Rijngrens; we weten niet wie verantwoordelijk was voor het platbranden van de vele forten, maar het kan een van de eerste gezamenlijke Frankische acties zijn geweest. Na het midden van de derde eeuw zijn er nog meer van dit soort operaties, en hoewel Rome zich steeds herstelde, bleven de Germanen oprukken. In het museum van Aardenburg is het skelet te zien van een gesneuvelde man: geen Romein, want hij is niet gecremeerd, maar een Germaan die werd begraven. In de vierde eeuw volgden massale Frankische migraties naar het zuiden, waardoor de Taalgrens van de Rijn verschoof naar waar ze nu ligt.

De handgemaakte pot uit Kontich is te oud om te zijn meegenomen door de vierde-eeuwse landverhuizers. Misschien was hij eigendom van een familie die door de Romeinen is krijgsgevangen genomen of van iemand die op eigen gelegenheid vanuit pakweg de vallei van de rivier de Eems richting Antwerpen verhuisde. Wellicht nam een koopman het voorwerp mee.

Zoals zo vaak weten we het niet, maar het illustreert in elk geval dat er contacten waren tussen gebieden die ruim 300 kilometer uit elkaar lagen. Belangrijker is dat deze simpele pot documenteert hoe Germaanssprekenden zich begonnen te vestigen in wat nu Vlaanderen heet – met andere woorden: hoe de Taalgrens, die België nog altijd verdeelt, begon te ontstaan.

[Dit was de drieënveertigste aflevering in mijn reeks museumstukken; een overzicht is hier.]

Deel dit:

11 gedachtes over “Germaans aardewerk

      1. Olav

        De eerste gedachte die ik had bij het plaatje was: is die pot soms door een kind gemaakt, of door een hobbyist die hoognodig een brilletje nodig had maar daar nog enkele eeuwen op moest wachten? En had je dat in die tijd eigenlijk ook al, hobbyisme? Ik veronderstel maar van wel. Geef iemand met een beetje vrije tijd een stuk klei en er zal haast altijd wel iets mee gebeuren.

        De tijdgenoten moeten toch ook wel gezien hebben dat het niet echt een museumstuk was. Ze waren vast bekend met ordentelijk vormgegeven aardewerk. Waarom is het dan toch bewaard gebleven? Sentimentele overwegingen?

        Of was het toch pure armoede, dat men zich geen aardewerk kon veroorloven? En geen pottebakker, zodat men wel zelf wat moest knutselen.

        1. Of misschien: men had het ding, het functioneerde zoals een pot functioneerde, dus je hield hem en spaarde op de kosten van een pottenbakker. Nieuw aardewerk was niet goedkoop: het wordt vaak opgegraven met antieke reparaties.

              1. Dat denk ik ook. Wij bezien te vaak oude voorwerpen door een bril van supperrijkdom (relatief gezien) en een gewenning aan perfecte fabrieksproductie. Dat dan een oud voorwerp asymmetrisch en/of lelijk is, was niet noodzakelijkerwijs ook toen het geval. Ik denk dat men vroeger vooral iets praktisch wilde hebben, en daarna pas een leuk randje ter versiering.

  1. Joep Rozemeyer

    Interessant die vroege pot uit N-W-Duitsland in Kontich. Die past eigenlijk wel mooi bij de inval van de Chauken (Saksen?) in Vlaanderen. In 175 werd Doornik verwoest door Chauken, en gezien die pot waren ze destijds mogelijk ook in de regio Antwerpen.
    Die Chauken kregen inderdaad navolgers: vanaf 356 infiltreerden Angel-Saksen in het gebied van de Belgische kust; dit gebied kreeg de benaming ‘Litus Saxonicum’. De geschiedschrijver Melis Stoke zegt dat reeds tijdens de regering van keizer Valentinianus I (364-375) Gallië werd bedreigd door Saksische piraten. Volgens Johannes de Beke vielen er rond 400 Vilten binnen, en in 438 namen de Franken het gebied in bezit en verdrongen de Angel-Saksen naar Morinië, het gebied bij kaap Swartenes (Cap Griz-Nez), en uiteindelijk naar Groot-Brittannië.

    Is het waarschijnlijk dat de pot door ‘anderen’ werd meegenomen? Is het niet eenvoudiger aan te nemen dat het de Chauken waren die destijds in de streek aanwezig waren?

    1. Ik zou iets voorzichtiger zijn met data en (stam)namen. We hebben maar een beperkte notie van wie nu bij wie hoorde, of dat een groep invaller eigenlijk wel onder de vlag opereerde die een later geschiedsschrijver erop plakte. Ik neem aan dat Melis Stoke oudere bronnen gebruikte. 😉
      De Chauken vertonen een patroon van piraterij en handel dat ook de friezen niet onbekend was, en ik denk zelf dat we ervan uit mogen gaan dat dit soort praktijken van de Sont tot het Zwin niet ongewoon waren. De Saksen die uiteindelijk in Frankrijk te vinden zijn, worden in elk geval niet naar Britannië verdreven – die komen ergens anders vandaan. Overigens treffen we in de latere 5de eeuw nog zeker saksen aan bijvoorbeeld rond de Loiremonding.

      Terug naar de pot. Als het geen handelswaar kan zijn 9en waarom eigenlijk niet?), moeten we dan per se een hele stam verhuizen om die pot daar in de grond te krijgen?

  2. In Zele is zgn Driesum-type terpenaardewerk teruggevonden. Dat type aardenwerk wordt na 325 niet meer aangetroffen op de Friese terpen. Er wordt eigenlijk in de periode 325-425 nauwelijks iets gevonden. Dit Lijkt in het hele beeld te passen van de zich vormende Franken.

    En die pot van Kontich is wellicht heel mooi het vuur in gegaan, maar door iets te heet gebakken een beetje vervormd. Maar daardoor wellicht extra waterdicht.

Reacties zijn gesloten.