Apollonios van Tyana (8)

Apollonios van Tyana (Bodemuseum, Berlijn)

[Dit is het achtste van twaalf stukjes over de antieke charismatische wijze Apollonios van Tyana, die ik presenteer ter gelegenheid van de verschijning van de door mijn vriendin Simone Mooij gemaakte vertaling van FilostratosLeven van Apollonios. Het eerste stukje is hier.]

Nu we “achter” de tekst van FilostratosLeven van Apollonios hebben gekeken en hebben vastgesteld wat er te weten valt over de voorfilostrateïsche tradities, kunnen we kijken welk beeld we daaruit krijgen, en om dat enigszins objectief te doen, maken we gebruik van enkele authenticiteitscriteria. Ze zijn ontwikkeld in het onderzoek naar de historische Jezus, maar kunnen algemener worden toegepast.

Het eerste is onafhankelijke bevestiging. Als een auteur die niet werkelijk is geïnteresseerd in Apollonios iets bevestigt dat we ook weten uit de voorfilostrateïsche tradities, is het redelijk aannemelijk dat dit element wel historisch betrouwbaar zal zijn. Een voorbeeld uit het Jezusonderzoek is dat ook heidense bronnen als Tacitus en Lucianus vertellen dat Jezus is gekruisigd. Daarmee is niet alleen het bestaan van Jezus aannemelijk gemaakt – zelfs bronnen die negatief over Jezus oordelen ontkennen zijn bestaan niet – maar ook de wijze waarop zijn leven ten einde kwam.

Een tweede criterium is meervoudige attestatie. Als de voorfilostrateïsche tradities én onafhankelijk van elkaar zijn én met elkaar in overeenstemming zijn, is het redelijk zeker dat we de historische waarheid op het spoor zijn. In feite is dit het rechtbankprincipe dat een verhaal overtuigender is naarmate er meer getuigen zijn. In het Jezusonderzoek kunnen we bijvoorbeeld wijzen op het echtscheidingsverbod, dat in zes verschillende, onafhankelijke bronnen wordt vermeld. Het probleem bij het zoeken naar de historische Apollonios is het bepalen van de onafhankelijkheid.

Het derde criterium is gêne. Een bron heeft vaak een duidelijke tendens of bias; wat daarmee in tegenspraak is, is blijkbaar informatie die niet kon worden weggepraat. De evangelisten, die aan hun lezers willen overdragen dat Jezus uit de dood is opgestaan, zouden liever een andere getuige hebben gehad dan Maria Magdalena, die immers door zeven boze geesten bezeten was: je voert niet iemand als getuige op die door tegenstanders kan worden weggezet als psychoot. Dit was dus informatie die de evangelisten niet konden negeren. Iets dergelijks is mogelijk voor Apollonios.

Het vierde (en zwakste) criterium is consistentie. Soms kan de waarheid van een bewering worden afgeleid uit andere gegevens. Dit kan ik het beste illustreren door het morgen toe te passen.

Deze criteria zijn, op zichzelf, nooit sterk genoeg om verder te komen, maar de combinatie blijkt te werken, zoals we morgen zullen zien als we ze toepassen op d historische Apollonios van Tyana.

Deel dit:

9 gedachtes over “Apollonios van Tyana (8)

  1. Onder vraag 32 in de rubriek christendom/judaïsme op freethinker ben ik ingegaan op de vrouwengetuigenis. Omdat sommige aspecten dus relevant zijn voor het bestuderen van al dan niet mythologische personen is het misschien interessant om dit er eens naast te leggen. Verbeteringen in welk opzicht dan ook kunnen via mail naar mij toegezonden worden. Wel even lid worden van freethinker.

    Mvg,

    Alias PietV.

  2. Wat mij dan weer op de gedachte brengt: is in de oudheid ooit iemand op het idee gekomen om aan het bestaan te twijfelen van een persoon waarover verhalen verteld werden als zou deze persoon ooit werkelijk bestaan hebben?
    Als het antwoord op die vraag ‘nee’ is, heb je een probleem met je eerste criterium.

  3. Willem

    Tacitus kan het alleen van horen zeggen hebben en Appolonios zijn verhaal werd pas honderd jaar later opgeschreven.
    Maar er waren er veel meer ( Silius Italicus — Philo-Judeas — Statius — Seneca — Ptolemy — Plinius de Oudere — Appianus — Arrianus — Phlegon — Petronius — Phaedrus — Dion Pruseus — Valerius Maximus — Paterculus — Lucianus — Suetonius — Pausanias — Juvenal –Florus Lucius – Martial — Quintius Curtius — Persius — Aulus Gellius — Plutarchus — Dio Chrystosomus — Plinius de Jongere –Columella — Valerius Flaccus –Justus van Siberius –Damis –Apollonius — Favorinus –Quintilian — Lysias — Lucanus — Pomponius Mela — Epictetus — Appion van Alexandria — Hermogonus — Theon van Smyrna) die geen letter over hem geschreven hebben.
    Dus als hij al bestaan heeft was hij niet interessant genoeg om beschreven te worden.
    Een opstandeling zoals er zovelen waren in die tijd.

    1. MNb

      “Tacitus kan het alleen van horen zeggen hebben”
      Dat is een minder groot probleem dan wel eens wordt verondersteld. Op Go2War2 kun je allerlei verhoren uit het roemruchte Neurenbergse proces lezen. Grote delen daarvan gaan over wie wat wanneer in welk gezelschap heeft gezegd.
      In het geval van Tacitus is het een groter probleem van wie hij de informatie over Jezus heeft: waarschijnlijk Romeinse christenen. En die hadden zonder veel twijfel prototypes van de Evangeliën in hun bezit. Daarmee is twijfelachtig of hij een onafhankelijke bron is. Wat we wel met zekerheid kunnen concluderen is dat het verhaal van Jezus’ kruisiging al rond 100 CE in omloop was.
      Overigens is er tav de historiciteit van Jezus nog een onafhankelijke bron die niet vaak genoemd wordt: Polycarpus van Smyrna, leerling van één der apostelen. En apostelen zonder messias zijn onzinnig.

  4. MNb

    De getuigenis van MM over de wederopstanding van Jezus vind ik een slecht voorbeeld van het principe van gene. Ten eerste zijn wederopstandingen in strijd met de bekende natuurwetenschappelijke theorieën, ten tweede zijn de Evangeliën onderling inconsistent op dit punt en ten derde is er tav de wederopstanding nogal geknoeid. Stukken zijn eraan geplakt en als je die weghaalt blijft er maar weinig over.
    Veel overtuigender zijn juist die uitspraken van Jezus waar atheïsten als ik baarlijk om moeten lachen: zijn geruststellingen dat Jezus nog tijdens het leven van de apostelen zou terugkomen om het Koninkrijk op Aarde te vestigen. Daar wachten we nu nog steeds op.
    Alleen – ware Jezus fictie dan hadden de auteurs nooit deze geruststellingen opgeschreven. Door dat te doen maken ze zichzelf en Jezus belachelijk. Elke lachende atheïst bevestigt zodoende dat Jezus inderdaad bestaan heeft, al was hij voor zijn geletterde tijdgenoten blijkbaar niet erg interessant. Dat mag geen verbazing wekken, want JL heeft in zijn biografische schets van Pontius Pilatus al duidelijk gemaakt dat Judaea bijzaak was.

  5. Willem

    Maat als je moet geloven wat er in de evangeliën aan wonderen staat blijft het raar dat er niet of nauwelijks over hem geschreven is.
    Lopen over water, mensen uit de dood doen opstaan, water in wijn veranderen?
    Het voeden van een menigte met wat brood en vis? De doden die, bij zijn dood, uit hun graven opstonden en herkend werden door de omstanders?
    Massa’s mensen die op hem afkwamen?

  6. Appel Onius

    @Willem
    Je veronderstelling is dat je de wonderen in de evangeliën moet geloven. Van wie moet dat? We geloven de wonderen van Apollonius toch ook niet?

    @Richard Kroes: meestal nemen historici al te fantastische verhalen niet voor eigen rekening door ‘men zegt’ en dergelijke toe te voegen. (Dat is ook de veilige tip van Lucianus in Hoe je geschiedenis moet schrijven 60.)

Reacties zijn gesloten.