De lezers van deze kleine blog weten dat ik de afgelopen tijd enkele keren naar Libanon ben geweest. Op de eerste dag van mijn eerste bezoek ging ik meteen voor de bijl: Beiroet is een verschrikkelijk leuke stad en het land bleek niet minder leuk. Een dag later, in het prachtige Nationaal Museum, nam ik me voor de Livius-cursisten een reis naar dit mooie land aan te bieden.
Enkele dagen later stond ik in de lobby van het roemruchte Park Hotel in Chtaura te wachten op mijn twee reisgenoten en ik vertelde de jonge vrouw achter de balie welk plan ik had. Welke agenten kon ze me aanraden? Ze zocht wat namen en schreef ze voor me op, we kletsten wat en namen even later afscheid omdat mijn vrienden inmiddels gereed waren voor vertrek. Via Facebook hielden we contact.
In december 2012 keerde ik met een collega terug om de reis voor te bereiden. In Chtaura ontmoette ik de jonge Libanese opnieuw en toen de reis in april 2013 plaatsvond – met uiteindelijk een heel andere agent, maar dat terzijde – gingen we uit eten, met ook haar zus en twee dames uit mijn gezelschap. We hadden een verschrikkelijk leuke avond, waarover ik al eens eerder blogde. De Nederlanders nodigden de Libanezen uit naar Nederland te komen, en in de laatste dagen van het vorige jaar gebeurde dat ook.
Het heerlijke van zo’n bezoek is dat je je eigen stad ineens met andere ogen bekijkt. Voor mij zijn de grachten een route naar het station, is de bibliotheek een plek om te werken en zijn het Concertgebouw en de Dam vooral gevaarlijke kruisingen. Met buitenlandse gasten zie je ineens weer hoe verschrikkelijk mooi ze zijn.
Leuk was ook dat mijn halve vriendenkring belang stelde in het bezoek, zodat steeds weer andere mensen zich bij ons aansloten. Sommigen hielpen mee bij mij thuis het diner voor te bereiden, anderen liepen mee naar het Rijksmuseum en het bevriende Nediraanse echtpaar was zo attent ons te vergezellen naar de plek waar ik zelf nogal tegenop had gezien, Volendam.
De Nederlands-Libanese toeristische betrekkingen zullen in 2014 zeker opbloeien – we hebben de mogelijkheid besproken voor meer reizen naar de wederzijdse landen – maar het creëert wel een luxeprobleem. Op de eerste middag maakten we een wandeling langs het strand en daarna dineerden we in Castricum, toen de dames zich even verontschuldigden. Even later kwamen ze de kamer weer binnen met enkele kolossale tassen vol lekkernijen. Voor iedereen was er een fles Libanese wijn, twee pakken noten, een zak koekjes, twee trommels baklava en nog een persoonlijk cadeau. Ik ben er nog niet helemaal uit wat ik later dit jaar aan hen terug zal geven, want de Nederlandse keuken is onvergelijkbaar met de Libanese en ik wil toch iets beters aanbieden dan een krat bier, twee pakken pannenkoekenmeel, een zak speculaasjes en twee trommels tompoucen.
Pannenkoekenmail; mooi gevonden, Jona. Of was het een typootje?
Haha! Ik ga het snel verbeteren.
Het neologisme is wel wat onze taal nodig had. Nu nog een betekenis verzinnen.
Dag Jona,
Maar hoe kan ik dit rijmen met de huidige politieke situatie in Libanon? Het lijkt mij niet bepaald een veilig oord.
Valt reuze mee, echt. Reisadvies is ook niet negatief. Je moet bepaalde gebieden mijden, dat is alles.
Moet het eten zijn, of mag het ook cultuur wezen?
Natuurlijk zijn er wel Nederlandse eetspecialiteiten. Om te beginnen: kaas. Neem een mooi wagenwiel mee. Kijk of je authentieke speculaas kan vinden, geen fabrieksmatige rommel. Dat is in het geheel niet armzalig. En in Nederland wordt ook wijn verbouwd; daar zul je wellicht naar moeten zoeken.
Brouwen jullie bier in Nederland? 😉
Nee, eigenlijk niet, maar ik denk dat ze in Libanon het verschil niet zien.
Overigens gaan we proberen volgend jaar Vlaanderen te bezoeken. De dames willen naar Brugge, ik loods ze wel naar Gent en Antwerpen. Wordt leuk.
Dit klinkt als een uitgelezen mogelijkheid om onze dropcultuur te exporteren!
Overigens ben ik van mening dat Brugge en Gent allebei even mooi zijn. Iedereen vertelde me dat Gent zoveel beter zou zijn dan Brugge, maar dat idee had ik niet. Wel leek het oude gedeelte van Gent wat groter te zijn dan dat van Brugge, maar qua sfeer en type bezienswaardigheden vond ik het te weinig verschillen om een voorkeur te ontwikkelen.
Ik vind Brugge iets teveel een soort Efteling; Gent leeft meer. Heeft ook herinneringen aan de industriële revolutie. Plus een Lam Gods waar ik ooit drie kwartier naar heb staan kijken, met stomheid geslagen. Nou ja, Brugge heeft Memlinck, dat is ook weer waar.
Je hebt gelijk, Jona. Brugge is sinds 1860-70 voornamelijk gereconstrueerd met de ideeën van hoe de late 19e eeuw over het verleden dacht. En dat voornamelijk om toeristen te trekken. Als je ziet hoeveel er afgebroken is en vervangen door historiserende gevels met moderne huizen erachter schrik je. Zelfs veel historische monumenten, zoals de burcht, het raadhuis en vele grote patricierspanden zijn sterk gerestaureerd. En als je me niet gelooft lees dan Luc DeVliegher, De huizen te Brugge (2 delen) (Tielt-Amsterdam 1975). Bij Gent is dat ook zeker het geval, maar minder omdat die stad in de 19e eeuw geen ingedommeld achterafstadje was maar een bedrijvige industriestad. Het Gravensteen is echter een pijnlijk doodgerestaureerd monument, vooral van binnen.
Met de vergelijking Brugge-Gent ben ik het helemaal eens. Neemt niet weg dat Brugge toch wel een mooie stad is met veel kunst.
De negentiende-eeuwse sfeer van de ingeslapen stad wordt schitterend weergegeven in het boek van de Franstalige Vlaamse symbolistische schrijver Georges Rodenbach met als titel ‘ Bruges-la-Morte’ ook in het Nederlands vertaald onder de titel “Brugge-de-dode” (uitgeverij: P.N. Van Kampen & Zoon). Een ander interessant boek is ‘The Fair Face of Flanders van Patricia Carson (uitgeverij Lannoo). Tip: Als jullie toch in Vlaanderen zijn, laat ze toch Belgisch bier drinken. Er is een lekker biertje met de naam Rodenbach. Santé!