Archeoloog in Soedan (slot)

Een jaloersmakend mooie foto van de woestijn
Een jaloersmakend mooie foto van de woestijn

[Rond de jaarwisseling publiceerde Edwin de Vries een reeks artikelen over zijn veldwerk in Soedan. De eerdere delen zijn hier – 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12 en 13 –  en hieronder is een epiloog.]

Afgelopen maandag (19 mei) zijn de eerste resultaten van het veldseizoen 2013-2014 in Sudan gepresenteerd in het British Museum. Dit gebeurde in de vorm van een conferentie van een dag, waarvoor geïnteresseerden en betrokkenen (vooral ook geldschieters) worden uitgenodigd om de resultaten te bewonderen. Als medewerker van één van de vele projecten was ik ook uitgenodigd. Gezien mijn vrouw en ik verschillende vrienden in London hebben leek het ons een mooie gelegenheid om daar eens naartoe af te reizen om deze vrienden op te zoeken en en passant ook nog eens zo’n mooi evenement in het British Museum mee te maken.

De sprekers waren voornamelijk de verschillende directors van opgravingen die keurig uitlegden welk werk er verzet was tijdens het seizoen en vooral ook hoe dit tot betere en nieuwe inzichten heeft geleid. Daarnaast spraken nog enkele specialisten, die meer gedetailleerde uitleg gaven over vondsten en ontdekkingen uit eerdere seizoenen. Het werd uiteindelijk een indrukwekkende lijst van sprekers die een breed palet aan onderwerpen aansneden. Zo leerden we over de begraafgewoonten in de periode in (3e millennium v. Chr.), over de impact van het imperialisme in 19e eeuw in Equatoria (het uiterste zuiden van Zuid-Sudan), over de graffiti van belangrijke personen in de Nubische woestijn ten tijde van Ramses II, en nog tal van andere boeiende onderwerpen. Laat ik mij niet verliezen in allerlei andere onderwerpen, maar richten op het project waar ik deel van heb uitgemaakt: de opgravingen bij H25.

Allereerst lijkt het erop dat H25 aanzienlijk groter is dan eerder werd gedacht. Oorspronkelijk was het idee dat H25 zich concentreerde op, en beperkte tot één bult in het landschap, maar dat blijkt nu onjuist. In de directe omgeving liggen tal van andere sporen die prima bij de vindplaats passen en daarom er ook bij gerekend zullen mogen worden. De onderlinge verbanden zijn echter vaak bedekt met zand en daardoor niet direct duidelijk. Omdat wij er langere tijd hebben gewerkt is dat wel opgemerkt, en nu gaan we er van uit dat het een redelijk wijd verbreide nederzetting moet zijn geweest die zich langs de oever van het paleokanaal uitstrekte. De oorspronkelijke bult zien we nu als de kern van de nederzetting, die waarschijnlijk ook het oudste materiaal zal bevatten.

Oorspronkelijk hadden wij de hoop dat H25 veel materiaal uit de Napata-tijd (vanaf de 8e eeuw v. Chr.) zou bevatten, om zo aan te tonen dat deze vindplaats nog lang in deze periode in gebruik zou zijn geweest. Materiaal uit deze periode is echter schaars gebleken, en lijkt daarnaast ook niet te koppelen aan de structuren die we hebben opgegraven. Het zal nog nader onderzoek vergen, maar de gedachte is nu dat in de Napata-tijd de site waarschijnlijk sporadisch in gebruik is geweest (bijvoorbeeld eens per jaar) door nomaden.

Het merendeel van het opgegraven materiaal bleek de dateren in de periode van het Nieuwe Koninkrijk (1550 – 1100 v. Chr.), met mogelijk enige doorloop tot in de zogenaamde derde intermediaire periode (tot 1000 of 900 v. Chr.?) Wat ook opvallend is, is dat het Egyptische materiaal, en vooral ook de grote hoeveelheden maalstenen die zijn gevonden, sterk wijzen naar landbouwactiviteiten. Er bestaat dus een verschil in activiteit in de Egyptische-tijd en de Napata-tijd. Het is waarschijnlijk dat het opdrogen van het paleokanaal daarbij een belangrijke rol heeft gespeeld. We wachten nog op de resultaten van het geologisch onderzoek, maar wij dateren het opdrogen van deze arm van de Nijl voorzichtig in de laat 14e tot vroeg 12e eeuw v. Chr. Tussen de Egytische tijd en de Napata-tijd zit een fors gat (ca. 1000 – 800 v. Chr.), en het zou mooi zijn als we elders op de site, in komende seizoenen materiaal zullen aantreffen dat dat gat zal dichten.

Wat mij persoonlijk opviel (en dit is dus niet de officiële lezing), is dat het opdrogen van het paleokanaal mooi in de periode zou kunnen vallen dat de Bronstijd ten einde komt in het Middellandse Zeegebied. Omdat het einde van de Bronstijd gepaard gaat met het ineenstorten van alle staten in dit gebied, is het een onderwerp geweest van verwoed onderzoek. Eén van de mogelijke oorzaken (of ten minste bijdragende factoren) die vaak wordt genoemd is klimaatsverandering. Is het mogelijk dat het opdrogen van één arm van de Nijl een uitdrukking is van deze klimaatsverandering? Uiteraard is het veel te voorbarig om dat nu voor de vuist weg te concluderen, maar het is wel een aanlokkelijk idee.

 

Deel dit:

3 gedachtes over “Archeoloog in Soedan (slot)

  1. Mike

    Inderdaad is het opdrogen van de Nijlarm goed te verenigen met algehele droogte rond 800 v.Ch. Boeiende gedachte en nader onderzoek waard.

  2. Knotwilg

    Bronsttijd is natuurlijk een lapsus met een lange baard, maar het viel mijn kwajongensoog toch meteen op.

Reacties zijn gesloten.