Dood in Triëst (2)

Cenotaaf van Winckelmann (Triëst)

[Dit is het tweede en laatste van mijn stukjes over de dood van Winckelmann, de grondlegger van de kunstgeschiedenis. Het eerste is hier.]

De relatie tussen Winckelmann, die in Italië verbleef, en zijn Duitse vaderland was niet optimaal. De keurvorst van Saksen, die hem ooit een jaargeld ter beschikking had gesteld om in Italië te studeren en kunst aan te kopen voor het museum in Dresden, had dat ook weer ingetrokken en hoewel de geleerde snel genoeg nieuw emplooi had gevonden, voelde hij zich niet op waarde geschat. Een sollicitatie in Pruisen was afgesprongen op de spaarzaamheid van Frederik de Grote (of de hoge looneisen van de oudheidkundige). Maar in 1768 besloot Winckelmann. eenenvijftig jaar oud, de reis over de Alpen te maken.

Hij kwam tot Beieren. Een reisgenoot, die een verslag schreef, noteert dat Winckelmann ziekelijk was, veel klaagde en de reis maar niks vond. Na München reisde de kunstkenner naar Wenen, waar hij nog veel zieker werd. Toch werd hij aan het Oostenrijkse hof ontvangen en kreeg nog enkele mooie gedenkpenningen mee. De ziekte hield aan en Winckelmann werd opgenomen in het ziekenhuis, wat niet bepaald zal hebben bijgedragen aan zijn welbevinden: destijds werd je thuis behandeld, het ziekenhuis was voor wie geen familie had. Hij moet er tussen het uitschot van de samenleving hebben gelegen. Doodziek werd hij er zelfs bediend.

Uiteindelijk bereikte hij Triëst, waar hij zijn intrek nam in een hotel aan de haven. Ik heb ernaar gezocht maar het staat er niet meer.

In de kamer naast hem verbleef een ietwat vulgaire man, Francesco Arcangeli, met wie de chique geleerde het wonderlijk goed kon vinden. Wachtend op de boot naar Venetië trokken de twee veel samen op: getuigen vertelden dat ze vaak waren gezien, kletsen en chocolade drinkend. Op een avond kregen ze ruzie en toen de hotelier op het kabaal afkwam om te zien wat er aan de hand was, wankelde een bebloede Winckelmann hem tegemoet, om op de trap ineen te storten. Over de messteken kon hij weinig meer vertellen dan dat hij met Arcangeli ruzie had gehad over de penningen van Maria Teresa, maar hij kon nog wel zijn testament maken voordat hij overleed. De dader werd snel gearresteerd.

Het testament is bizar. Winckelmann bekleedde in Rome twee functies, pauselijk antiquariër en prefect van de Romeinse oudheden (zeg maar directeur van het Vaticaans museum en hoofd van de archeologische dienst), maar hij liet aan geen van zijn medewerkers en collega’s iets na. Zijn vriend kardinaal Albani (overigens ook een interessant figuur) ontving ook niets. De schilder Mengs, een andere vriend, werd even opvallend genegeerd. Veel begunstigden waren voor Winckelmanns nabestaanden totaal onbekend.

Er zijn meer raadsels. Verschillende getuigen zeiden onafhankelijk van elkaar dat ze de indruk hadden dat Arcangeli en Winckelmann elkaar al jaren kenden. Waarom wilde Winckelmann verder reizen naar Venetië en niet naar het, voor iemand die terugkeerde naar Rome, meer voor de hand liggende Ancona? Wie betaalde eigenlijk de hotelrekening van Arcangeli? Enkele uren voor de moord waren de twee mannen erop uit gegaan om een stuk touw te kopen, maar waarom? Wat was de relatie tussen Archangeli en zijn biechtvader, een Jezuïet, en waarom stond er op het moment van de aanslag een pater van die orde te posten bij het hotel?

Arcangeli’s getuigenis helpt ons niet verder. Hij draaide links en rechts om, maar legde wel een bekentenis af. Dat leverde hem in elk geval een gedeeltelijke strafvermindering op: hij werd niet van onder naar boven maar van boven naar onder geradbraakt. Bij zijn afscheid van het leven, toen hij zijn laatste woorden mocht spreken, hield hij nog een prachtige toespraak die hij onmogelijk zelf kan hebben geschreven. Maar wie deed het wel? Misschien zijn Jezuïetenbiechtvader, we weten het niet.

Er is ontzettend veel gespeculeerd over wat er kan zijn gebeurd. Een populaire theorie is dat Winckelmann, die homoseksueel was, avances heeft gemaakt naar Arcangeli en dat deze hem in paniek neerstak. Het probleem is dat de moordenaar, als dit werkelijk is gebeurd, het maar hoefde te vertellen om vrijspraak te krijgen. Met een lintje erbij van hare Kaiserliche und Königliche Hoheit, want in de achttiende eeuw was men panisch voor sodomieten.

Een deel van de verondersteld vreemde feiten is ondertussen niet zo vreemd. Dat een heer van stand en iemand uit de heffe des volks het goed konden vinden is helemaal niet verdacht, zeker als we bedenken dat Winckelmann een schoenlapperszoon was. De Jezuïeten zijn zoiets als de Tempeliers, de Illuminati of de Vrijmetselaars: nuttige fiches voor de opsteller van een complottheorie, altijd bruikbaar om iets verdacht te doen lijken. Nu ik erover nadenk, realiseer ik me dat de Vrijmetselaars helemaal geen rol spelen in dit verhaal, wat het natuurlijk helemáál verdacht maakt.

Maar toch, het testament is vreemd en vooral: hoe kan iemand die doodziek in een Weens ziekenhuis ligt en daar nota bene het sacrament van de stervenden heeft ontvangen, vijf dagen en een vermoeiende postkoetsreis later vol energie wandelen door Triëst?

Ik ben overtuigd door de verklaring die de Amsterdamse classicus Hein van Dolen heeft voorgesteld in zijn boekje Moord in Triëst: het slachtoffer was helemaal Winckelmann niet. De kunsthistoricus is in Wenen overleden en zijn identiteit is overgenomen door een van de figuren van de Weense zelfkant die, toen hij was genezen en het ziekenhuis mocht verlaten, met Winckelmanns bagage afreisde naar Triëst.

Het boekje is helaas niet meer leverbaar. Mijn eigen exemplaar heb ik uitgeleend aan ik weet niet meer wie, zodat de hierboven gepresenteerde informatie onder enig voorbehoud is. Winckelmann is echter nooit vergeten: hij blijft, na Scaliger, de invloedrijkste oudheidkundige aller tijden, de man die de wetenschappelijke kunstgeschiedenis schiep, aan de wieg stond van het classicisme en ons opzadelde met het idee dat de Grieken een speciaal bijzonder volk waren. In zijn geboortestadje Stendal is een museum aan hem gewijd (waar ik nog eens heen moet), archeologen voetballen nog elk jaar om de Winckelmanncup, en in Triëst is zijn graf.

Of zijn cenotaaf. U mag het zelf weten. In elk geval dient het een stop te zijn als u ooit eens reist naar Slovenië of de Dalmatische kust.

Deel dit:

4 gedachtes over “Dood in Triëst (2)

  1. De onverwachte wendingen en het verrassende einde in dit levensverhaal geven inderdaad genoeg stof voor een spannend en lezenswaardig boek.
    Vriendelijke groet,

  2. mnb0

    “wat niet bepaald zal hebben bijgedragen aan zijn welbevinden”
    Krämer en Trenkler in Lexicon van Hardnekkige Misverstanden:

    “Tot het eind van de negentiende eeuw waren de meeste artsen gevaarlijker voor hun patiënten dan de meeste ziekten ….. tot dan was je ofwel dood na een behandeling, ofwel herstelde je lichaam vanzelf en genas ook zonder geneeskunde.”
    Dit heb ik opgezocht voor ik over Van Dolens boek las.

  3. Thomas

    Reizigers in Italië, identiteitsvervalsing, crime passionnel & verkapte homoseksualiteit? Het lijkt wel “The Talented Mr. Ripley”!

    Spannend dus. Blij te vernemen dat achter Winckelmann’s dood méér steekt dan een simpele roofmoord. Zo onnodig! Dat hij actief verkoos in Arcangeli’s gezelschap te verblijven maakt ’t drama onvermijdelijk, maar daardoor makkelijker te verkroppen.

Reacties zijn gesloten.