Boekpromotie

Waar de wegen uiteen gaan: de apostel Paulus (Prinsengracht 5, Amsterdam)

Mijn boek over het ontstaan van het christendom en het rabbijnse jodendom, Israël verdeeld, is afgelopen vrijdag naar de zetter gegaan. Dat is altijd een raar moment. Iets waarmee je lang en intensief bezig bent geweest, begint te verdwijnen uit je leven en je kijkt ineens naar een berg werk die je hebt laten liggen om een deadline te halen.

Het manuscript is nog niet perfect, maar er is nog een corrector die ernaar kijkt en ook ikzelf krijg de tekst nog twee keer onder ogen. Als je je eigen materiaal ziet zoals het eruitziet als boek, herken je ook meteen heel veel fouten waar je tot dan toe overheen hebt gelezen. Mijn advies aan iedereen die schrijft is dan ook altijd: lees, herlees en herlees het op papier én in een ander lettertype. En vraag meelezers.

Terwijl het technische deel van het boek-maken een aanvang heeft genomen, moet ook de publiciteit worden voorbereid. Het is immers weliswaar leuk als het boek er is, maar het zou toch fijn zijn als het een paar lezers vond. Nog niet iedereen is er echter van op de hoogte dat er 28 oktober een boek uitkomt dat u gewoon gelezen hebben móet.

Hier ligt een probleem. Het boek gaat over de joodse religie aan het begin van onze jaartelling en dat was een ander jodendom dan het huidige. Alles draaide om de offercultus in de tempel, er was nog geen Bijbelcanon en er was geen door iedereen aanvaarde autoriteit die geschillen kon beslissen. Het gevolg was de verdeeldheid die in de titel wordt genoemd.

Die verdeeldheid leeft voort in het nog steeds bestaande onderscheid tussen joden en christenen. Na zo’n negentien eeuwen zijn we daaraan gewend, maar in de beschreven periode was het nog weinig aannemelijk dat de wegen uiteen zouden gaan. Dat is echter wel gebeurd en omdat beide groepen gelovigen geïnteresseerd blijven in de periode waarin mannen als Hillel, Jezus, Paulus, Ananos II, Jochanan en Josephus leefden, zijn er al redelijk wat boeken over deze tijd. Alleen: die zijn strijk en zet geschreven vanuit het perspectief van één van de twee religies.

Gaat zo’n boek dus over het ontstaan van het rabbijnse jodendom, dan is Jezus een voetnoot. Gaat zo’n boek daarentegen over het ontstaan van het christendom, dan krijgen de reinheidsregels, die latere christenen al snel terzijde schoven, hooguit een bijzin, hoewel Jezus er wel degelijk over heeft gesproken. Steeds presenteren de auteurs het tempeljodendom als de opmaat tot iets wat later belangrijk werd: het jodendom of het christendom.

Dus selecteren ze in hun stof. Ik vind dat jammer. Het jodendom aan het begin van onze jaartelling is het waard te worden bestudeerd om wat het zelf was. Dat het vaak wordt gepresenteerd als een voorgeschiedenis is op zich begrijpelijk – waarom zouden hedendaagse joden en christenen geen geschiedenisboeken mogen hebben? – maar je presenteert het daarmee als iets dat aansluit op onze cultuur. Je reduceert het onderwerp en je haalt alles weg wat vervreemdt, schokt, verrast en te denken geeft.

Ik schrijf Israël verdeeld voor mensen die niet per se christelijk of joods zijn, maar wél belang stellen in het verre verleden omdat ze denken dat de ontmoeting met een fundamenteel, wezenlijk andere cultuur waardevol kan zijn. Mensen dus die belang stellen in het antieke jodendom als zodanig, en niet in het antieke jodendom als wortel voor twee nog steeds bestaande religies.

Religie is, om zo te zeggen, te belangrijk om aan gelovigen over te laten. Ik schrijf dat zonder ironie. Het lijkt me een universele wet dat het leven je vroeg of laat teleurstelt en voor veel mensen is religie een manier om de onvermijdelijke nederlaag een plaats te geven. Een humanist die geïnteresseerd is in het volledige spectrum van de menselijke ervaringen en opvattingen, zal op een of andere manier religie serieus moeten nemen. Niet als openbaring, maar omdat het een nagenoeg universeel menselijk antwoord is op een nagenoeg universeel menselijk probleem.

In die zin is religie dus te belangrijk om alleen aan gelovigen over te laten en in die zin durf ik erop te vertrouwen dat er mensen zullen zijn die mijn boek de moeite waard zullen vinden.

Maar hoe bereik ik die nou? Het is te makkelijk wat schreeuwerige publiciteit te zoeken met wat sneren naar hedendaagse gelovigen. Inderdaad, de traditionele, op Luther teruggaande interpretatie van Paulus is bekritiseerd, maar dat is nog geen reden om een sneer uit te delen naar de Protestantse Kerk in Nederland. Inderdaad, de Rooms-Katholieke Kerk kan niet claimen door Petrus te zijn gesticht, maar dat is nog geen reden er de spot mee te drijven. Inderdaad, joden vergissen zich als ze denken dat het christendom een afsplitsing is van het jodendom, maar waarom zou ik schoppen?

Een relletje komt de verkoop vast ten goede maar het is niet wat ik wil. Het kan echter ook te bescheiden, te beschaafd zijn en het helpt natuurlijk niet dat ik me bezighoud met een vak dat zich de laatste jaren uitsluitend heeft gepresenteerd met triviale feitjes (vrouwelijke gladiatoren vochten topless!), politieke manipulatie (Augustus), herkende onwaarheden (de Sapfo-fragmenten), erkende blunders (het Evangelie van de Vrouw van Jezus) en gerecyclede persberichten (zie eerder deze week).

Jaren geleden zag ik op een hotelkamer in Athene een aflevering van Top Gear waarin Jeremy Clarkson opmerkt dat alleen oude geschiedenis saaier was dan – ik meen – Duitse auto’s. Ik ben voornemens hem diets te maken dat hij zich vergist: de Oudheid is niet saai en hoeft niet met trivialiteiten in het nieuws te komen. Ze behoeft geen politieke manipulatie, onwaarheden en recycling om de aandacht te krijgen.

Ik denk dat er, ondanks het onterechte beeld dat de oudheidkunde geen heel belangrijke wetenschap is, een publiek bestaat van mensen die de Oudheid nog een kans willen geven. Ik denk ook dat er mensen zijn die denken dat religie, ook voor wie de openbaring niet aanvaardt, de moeite waard blijft om kennis van te nemen. En die mensen moeten te bereiken zijn. Suggesties zijn welkom.

PS

Bestellen kan HIER.

Deel dit:

30 gedachtes over “Boekpromotie

  1. Johan Hendriks

    Beste Jona,
    Ook ik worstel al enige tijd met het begin van het Romeinse Keizerrijk. In de syllabus voor mijn Hovo-cursus over ‘Het Romeinse Keizerrijk, 1ste-3de eeuw’ heb ik de volgende passage opgenomen:
    Waar moet je beginnen als je het over de Romeinse keizertijd gaat hebben? Formeel gesproken hebben de Romeinen zelfs nooit een ‘keizer’ gehad. De titel is een verbastering van ‘caesar’, dat werd uitgesproken als ‘kaisar’, maar had vooral als betekenis ‘de opvolger van’. Met name in de late derde eeuw kreeg de titel zelfs de betekenis van ‘assistent van de keizer’. Maar het is niet eerlijk om nu juist die periode hier aan te halen, omdat de keizer zelf toen werd aangeduid als ‘augustus’. Zo werden de namen van de twee belangrijkste mannen in de periode tussen 60 v.Chr. en 14 na Chr. titels van de mannen met de hoogste rangen in het bestuur van het Romeinse rijk. Zeker is dat Gaius Julius Caesar nooit keizer is geweest, al wordt hij ervan verdacht het al in de late zesde eeuw v.Chr. afgeschafte koningschap te hebben willen nastreven. Zijn neef, geadopteerde zoon, erfgenaam en opvolger Caius Octavius accepteerde, bijna twee maanden na de moord op zijn invloedrijke oom, de erfenis van Caesar en wijzigde zijn naam in Caius (Iulius) Caesar. Vier jaar later, omstreeks 1 november 40 v.Chr. kreeg hij het praenomen Imperator en heette de man die wij tot 27 v.Chr. kennen als Octavianus, hoewel noch hijzelf noch zijn aanhangers die naam ooit gebruikt hebben, Imperator Caesar Divi Filius. Misschien dat toen de naam ‘caesar’ de betekenis van ‘keizer’ heeft gekregen, hoewel dat zeker anachronistisch genoemd mag worden. Octavianus, om de naam te gebruiken die Cicero een keer heeft gebruikt, was op dat moment weliswaar een invloedrijke Romein, die al een korte tijd het allerhoogste ambt in Rome had bekleed, het consulschap tussen augustus en november van het jaar 43 v.Chr., maar vormde in die tijd slechts één van de drie hoofdrolspelers op het Romeinse politieke toneel. Zijn medestanders in wat het Eerste Triumviraat wordt genoemd, waren zijn oudere partner Marcus Antonius en Marcus Aemilius Lepidus. Dit samenwerkingsverband werd in 37 v.Chr. nog een keer vernieuwd, maar zou geen lang leven meer beschoren zijn. Nadat Octavianus eerst Lepidus uitschakelde en vervolgens Marcus Antonius in de beroemde Slag bij Actium op 2 september 31 v.Chr. tot zelfmoord dreef, werd hij de machtigste man in Rome die voor zijn daden in januari van het jaar 27 v.Chr. door de Senaat van Rome werd geëerd met de titel ‘Augustus’, de Verhevene. Zelf noemde hij zich de princeps, de eerste (man in het Romeinse Rijk). Een keizertitel heeft hij nooit gevoerd. Dus waar laten we de Romeinse keizertijd dan beginnen? Op 8 mei 44 v.Chr., als Octavianus de naam ‘Caesar’ gaat dragen? Op 1 november 40 v.Chr. als hij de titel ‘Imperator’ krijgt (wat in Romaanstalige gebieden van Europa is verworden tot ‘Empereur’ = keizer)? Op 2 september 31 v.Chr. als hij in zijn eentje de facto het lot van Rome in handen heeft gekregen? Of in januari 27 v.Chr. als hij door de Senaat tot Augustus wordt verheven en wij hem sindsdien kennen als ‘keizer Augustus’? Of misschien nog later? Op 19 augustus van het jaar 14 stierf deze invloedrijkste Romein ooit en het was de vraag hoe het nu verder moest in het rijksbestuur. Weliswaar had Augustus zijn geadopteerde zoon Tiberius Claudius Nero aangewezen als opvolger, maar dat was lang geen vanzelfsprekendheid. Het was de Senaat van Rome die het mogelijk had gemaakt dat de jonge Caius Octavius zoveel bevoegdheden kon verzamelen dat hij praktisch in zijn eentje Rome kon besturen en het was in principe heel goed mogelijk dat de Senaat zich ook nu zou buigen over de toekomst van de stad en het rijk. Velen in de Senaat hadden heimwee naar een Republiek die al meer dan een eeuw geleden zijn glans en luister had verloren en juist daardoor erop gebrand waren om het bestuurssysteem dat ruim vier eeuwen lang verantwoordelijk was voor de grandioze opkomst en de dominantie van Rome rondom de Middellandse Zee weer terug te laten keren. À la recherche du temps perdu. Er was ook eigenbelang bij. Hoewel Augustus zich zeer hoffelijk en haast eerbiedwaardig opstelde tegenover de Senaat van Rome, was natuurlijk voor eenieder helder dat het zwaartepunt van de macht verschoven was van de Raad van Oudsten naar de meest Verhevene van Rome. Dit reactionaire gevoel werd bovendien gevoed door de weerzin van een deel van de Senaat ten opzichte van zijn zelf benoemde erfgenaam, de zoon van zijn eerder getrouwde vrouw Livia Drusilla. De Senaat had er een maand voor nodig om Tiberius te erkennen als opvolger in vrijwel alle rechten die Augustus ooit van de Senaat had gekregen. Daarmee capituleerde de Senaat, de droom van een herleving van de aloude en zo gerespecteerde Republiek was nu definitief vervlogen. Opnieuw werd de leiding van het rijk in de handen van één man gelegd: Tiberius. Is dan het Romeinse keizerrijk pas echt begonnen op 17 september van het jaar 14 na Chr.?

    Ik ben benieuwd naar je reactie.
    Met vriendelijke groeten,
    Johan Hendriks

    1. Ik presenteer het als transformatie waarbij steeds meer mensen kwamen tot het inzicht dat de monarchie onvermijdelijk was, tot de Lex de imperio Vespasiani het formaliseerde.

      Of ze werkelijk onvermijdelijk was, weet ik niet. Wie (zoals vaak gebeurt) denkt dat de keuze was tussen monarchie of chaos, stemt in elk geval in met de propaganda van Augustus. Die gelijk kan hebben, maar dat weet ik niet.

  2. Erik Broekhof

    Wat de promotie van dit boek betreft denk ik toch vooral aan een slim gebruik van de sociale media, zoals Lindsay Powell dat doet. Voorzover ik dat kan beoordelen is hij daar heel succesvol in en hij wil vast zijn ervaringen wel met je delen. Verder denk ik dat je een vertaling in het Engels zeker moet overwegen. Een frisse kijk op dit onderwerp vanuit een ongebruikelijk perspectief kan in dit tijdsgewricht wel eens een flink internationaal lezerspubliek opleveren, het zou jammer zijn je inzichten in het Nederlands op te sluiten!

    1. mnb0

      Hier ben ik het volstrekt mee eens. Met name in de VSA is hier een markt voor, domweg omdat ze daar met veel teveel christen fundies te maken hebben. Dit boek zou wel eens tegen alle schenen aan kunnen schoppen – ook tegen de schenen van hen die zich tegen die fundies verzetten.

  3. Hopelijk ook als e-book? Heb net Schama’s \Geschiedenis van de Joden deel 1 gekocht voor de aantrekkelijke prijs van 14,99. Dat trok mij aanmerkelijk snel over de brug, moet ik zeggen.

    1. Mijn boek is beter. Ik zal eens vragen of er een e-Book komt. Zou wel moeten hè.

      Over Schama ga ik bloggen. Zijn vooringenomenheid is te leuk om niet te behandelen. Maar dat leg ik nog uit.

  4. Christina

    Misschien een boekpresentatie met signeersessie? Of een aantal lezingen met idem dito?
    Ik kijk in ieder geval uit naar dit nieuwe boek. Waar ik overigens eigenlijk geen ruimte meer voor heb, maar alla, waar 100 boeken rondslingeren maakt 1 meer of minder ook niet uit.

  5. Roelof

    Misschien moet je eerst een paar suffe Hollywood-films gaan regisseren… Dat deed Paul Verhoeven ook en zijn (bijzonder slechte) boek over Jezus liep vervolgens als een trein…

    Verder verkoopt een goed boek zichzelf wel toch? Als het boeiend genoeg is zal ik het zeker promoten in onze godsdienstsectie en bij mn collega’s van de geschiedenissectie..

    1. Ik koop sowieso niets bij Bol.com. En dat zouden meer mensen (niet) moeten doen. Ik veronderstel (en vertrouw erop) dat Jona’s boek op voldoende andere plaatsen verkrijgbaar zal zijn.

      Goedenacht.

  6. Ellen

    Kennis nemen van religie is een belangrijk deel van je algemene ontwikkeling.
    Kennis nemen van dit boek voegt daar echt iets aan toe.

  7. mnb0

    “Kennis nemen van religie is een belangrijk deel van je algemene ontwikkeling.”
    Voorlopig wel, ja. En dat “voorlopig” moet u ruim interpreteren.

  8. Joost Kloppers

    Beste Jona, laatst blogde u dat dit waarschijnlijk uw laatste boek gaat worden. Bedoelde u daar het tweeluik Israel verdeeld en hersteld mee of alleen Israel verdeeld?

    1. Het tweeluik wordt een éénluik en ik stop met Nederlandse boeken. Mijn doel is steeds geweest te informeren over wetenschap. Dat kan alleen als de universiteit dat enigszins faciliteert en de consensus over hoe dat moet, is vastgelegd in een nota van de KNAW/JA. Sommige zullen andere teksten noemen, maar dat advies is redelijk standaard. Men doet noch met die tekst, noch met andere iets.

      Ondertussen maakt men er zelf een puinhoop van. Ik vind het niet aangaan daar nu en hier over te schrijven, maar de druppel die de emmer deed overlopen was een leugen in de Volkskrant, waar iemand beweerde dat de ouderdom was van de Sapfo-fragmenten was vastgesteld door een spectrografische datering van de inkt, die uit de derde eeuw zou kunnen.

      Dat is niet mogelijk (http://apoftegma.wordpress.com/2014/02/25/sappho/) en dat weet een eerstejaars. Ik heb me afgevraagd waarom iemand zó opzichtig zou liegen en weet inmiddels dat het is omdat de betrokkene de ouderdom kent omdat het gaat om een stuk uit de Green-collectie, een van de meest schandalige verzamelingen geroofde oudheden ter wereld. Dát kon hij echter niet hardop zeggen.

      Als je de voorlichting benut om de burger voor te liegen, houdt het op. Dit is overigens niet het enige voorbeeld.

      1. Otto Cox

        Dat begrijp ik niet goed. Het feit dat de universiteit er een puinhoop van maakt kan toch juist een reden zijn wel boeken te blijven schrijven? Om te zorgen dat er wel goed einformatie bij komt, bijvoorbeeld. Maar er zit vast meer achter dit besluit.

  9. Otto Cox

    Probeer de groepen mogelijk geïnteresseerden zo scherp mogelijk in beeld te krijgen. Zowel in de oudheid geïntereesseerden als de lezer vanuit religieuze belangstelling. Voor die laatste groep zijn andere kanalen (bladen, websites, blogs) van belang. Misschien moet je zelfs een programma als Knevel en vd Brink niet uitsluiten. En in beide gebieden proberen mensen zover te krijgen dat ze over je boek schrijven. Je zou ook in aanvulling op je boekpresentatie een debatbijeenkomst kunnen organiseren, bijvoorbeeld met een aansprekende spreker uit joodse kring en een uit christelijke hoek.

  10. Willem Jongkind

    Bij jou Jona en het boek ben ik terechtgekomen door een tweet van Theodor Holman. Ik mag hopen dat je t.z.t. bij OBA Live te gast zult zijn. Ik ga in elk geval eindredacteur Rina Spigt opporren 😉

    Mocht je nog iets hebben aan een kritische meelezer, niet-academicus met creatieve filosofie als hobby, die zelf aan een boek werkt over het tijdsgewricht ‘Jezus’, ik ben beschikbaar.

Reacties zijn gesloten.