De limes aan de Beneden-Donau

Novae
Novae aan de Beneden-Donau

“Limes” is de moderne naam voor de grens van het Romeinse Rijk. Voor zover die liep langs de Beneden-Rijn of langs de Eufraat, kende ik die al, en ook in Arabië en in de Libische Sahara ben ik wel eens wezen neuzen, maar het stuk door het Zwarte Woud en langs de Donau kende ik nog niet. Twee jaar geleden ben ik dat deel dus gaan verkennen: we reisden eerst naar Stuttgart en zakten vervolgens de Donau af langs Wenen, Carnuntum, Aquincum (Boedapest), Sirmium, Singidunum (Belgrado) tot aan Viminacium. Dat kostte twee weken, en dus stelden we het laatste deel uit.

Nu ben ik in Bulgarije, waarmee ik de Donaureis afrond. Zaterdag bezochten we Nicopolis ad Istrum en Novae (Svishtov): het eerste een grote burgerlijke nederzetting, het tweede een legioenbasis. Het gaat hier om een gebied dat ooit werd bewoond door de Thracische Geten maar door de Romeinen Beneden-Moesia werd genoemd, een naam waarvan we de herkomst niet goed begrijpen. Het is ook niet bekend wanneer de Romeinen het onderwierpen, al staat vast dat het in de latere regeringsjaren van keizer Augustus is gebeurd: de naam “Moesia” duikt in 16 na Chr. voor het eerst op, ik meen bij Strabo of Ovidius.

Eigenlijk neemt het me wel voor de Bulgaarse archeologen in dat ze aan de limes niet evenveel aandacht geven als aan hun Thracische en middeleeuwse verleden. Dat ik de limes langs reis, wil nog niet zeggen dat ik niet zou zien dat het een beetje een hype is. Het zich verenigende Europa subsidieert aansprekende, supraregionale thema’s, maar dat is een beetje doorgeschoten. In Nederland krijgen de Romeinse scheepswrakken uit limes-opgravingen vrij veel aandacht, terwijl de wrakken uit de IJsselmeerpolders, die tonen hoe de scheepstypen ontstonden waardoor Holland in de zeventiende eeuw de wereldzeeën zou beheersen, er bekaaid vanaf komen. Misschien wijkt onze eigen geschiedenis zo wat al te ver voor de Europese.

De Bulgaren zijn terughoudender geweest en omdat informatie in Nederland moeilijk te krijgen bleek, verwachtte ik weinig van de twee opgravingen van zaterdag. Domme domme Jona.

Nicopolis is een echt mooie opgraving: een stadspoort waaraan drie bouwfasen zijn te herkennen, een cardo met een opvallend regelmatig wegdek (zonder ingesleten wagensporen) en enkele gebouwen in het stadscentrum. De stad was er trots op een basiliek te bezitten met verwarming, zodat ik het woord “thermoperipatos” leerde. Aangrenzend was het forum, waar een leuk odeon stond met een opvallend hoge tribune, die me in de verte deed denken aan Ptolemais in Libië. Het forum had enkele mooie inscripties. Ik kan niet anders dan zeggen dat het er heel goed uitzag. Het heeft de potentie uit te groeien tot zoiets als Viminacium in Servië.

Ik wist dat in de legioenbasis van Novae (gesticht door het Achtste Legioen Augusta en uitgebreid door het Eerste Italica) al enkele Mannschaftsbaracken – hoe zeg je dat in onze taal? – en een basiliek waren opgegraven en ik geloof dat ik ook al had gehoord van de identificatie van het lazaret. Hier zijn de gewonden verzorgd van Trajanus’ Dacische Oorlogen. Inmiddels bleek echter dat een team Poolse en Bulgaarse archeologen ook het hoofdkwartier van het kamp had opgegraven en zelfs al voor het publiek toegankelijk had gemaakt. Eerlijk gezegd vond ik het allemaal iets té gelikt, maar er was merkbaar werk van gemaakt.

Zondag reisden we verder. We hadden overnacht in Ruse, het antieke Sexaginta Prista, ofwel “zestig oorlogsschepen”. Dit moet, althans nominaal, een haven zijn geweest van de Romeinse riviervloot. Er zijn wat ruïnes van over, maar minder indrukwekkend dan die van de twee eerdergenoemde steden. Dat geldt ook voor Durostorum, het huidige Silistra, waar ooit het Elfde Legioen Claudia was gelegerd. Afgezien van een Byzantijns-ogende muur en een basiliek was er niet veel te zien en het museum was gesloten.

In Novae had men alleen een Bulgaars gidsje met een Engelse samenvatting, voor Nicopolis koop je voor het ridicule bedrag van zes leva (nog geen drie euro) een goede Engelstalige gids. Al eerder schafte ik een bundel artikelen aan, The Lower Danube Roman Limes (1st – 6th c. AD), die twee jaar geleden is verschenen: een fijne bron van informatie, mogelijk gemaakt door een lokale goudmijn. Ik denk dat we al heel snel meer zullen horen over het Bulgaarse limes-onderzoek. Ik heb duidelijk onderschat hoe goed de limes in Bulgarije is gedocumenteerd.

Laatste punt nog: zaterdag was een nationale feestdag in Bulgarije en alles behoorde dicht te zijn, maar omdat ik met een groep bij die twee opgravingen langskwam, kwam er een gids speciaal naar Nicopolis, terwijl in Novae de bewaakster het haar eer te na vond geen rondleiding te geven. Die Bulgaren zijn verdraaid aardig.

Deel dit:

6 gedachtes over “De limes aan de Beneden-Donau

  1. Ah ja, de “Thracische Geten”.. Ik heb al jaren last van Roemeense nationalisten die van die Geten eerst Daciërs maken, en dan de naamsverwarring in latere bronnen met beide handen aangrijpen om vervolgens van ‘Geten’ weer ‘Goten’ te maken. En dus hebben de Daciërs uiteindelijk de Romeinen ten val weten te brengen en (oh!) Rome te plunderen. Meermaals. En dat zijn dan van die lieden die geen nee willen horen maar wel internet volschrijven met onzinteksten en onzindiscussies. Je kent het wel, net als die gasten die van pre-Romeins Britannia een germaans-sprekend eiland willen maken. Onvermoeibaar en stomvervelend. Bad information drives out the good.

    1. Helaas niet vreemd. Nederlanders hebben vaker de neiging slecht te denken over het ‘buitenland’ en niet verder te kijken dan de negatieve zaken die hier voorbij komen. En dat zijn meestal verhalen over corruptie, gastarbeiders die de zaak flessen, crimielen. Maar we vergeten dat er nog miljoenen gewonen mensen wonen. Als we allemaal zoals Jona veel verre reizen zouden maken, zou ook ons beeld van het ‘bbuutenlaand’ veranderen denk ik. Goed zo Jona.

        1. Knotwilg

          Nagel op de kop. Het is inderdaad niet typisch Nederlands om typisch slechte kenmerken bij een bepaald volk te onderscheiden.

Reacties zijn gesloten.