JHWH en zijn Asjera

Een asjera en twee Assyrische vereerders (Museum van Antakya)

Voilà, een nieuwe aflevering in onze inmiddels 76.243 delen tellende reeks “oudheidkundige prietpraat”. Het decor is opnieuw Israël en het gaat opnieuw over archeologie, maar in de zin dat het publiek wordt misleid had dit bericht kunnen slaan op elk ander oudheidkundig deelgebied. Hier is het bericht van de dag. Het gaat over Tel Motza, niet ver van Jeruzalem.

In december 2012 is daar een heiligdom ontdekt uit de Vroege IJzertijd. Mocht u het precies willen weten: het aardewerk behoort tot het IJzer I. Ik heb wel eens een complexe reeks blogstukjes gepost over de datering van dat aardewerk, waarover twee scholen bestaan. De meeste wetenschappers neigen ertoe het te dateren vóór 930 v.Chr., zodat de koningen David en Salomo moeten worden geplaatst aan het einde van deze tijd; andere onderzoekers plaatsen dit aardewerk vóór 980, wat wil zeggen dat deze vorsten in een nieuwe tijd leefden met IJzer IIa-aardewerk en grote, monumentale gebouwen. In Megiddo is inmiddels dateerbaar organisch materiaal gevonden dat zich ervoor leent deze discussie ten einde te brengen, maar dat blijft vooralsnog ongepubliceerd.

Hoe dit ook zij, Tel Kabri behoort dus óf tot de tijd vlak voor het verenigde Joodse koninkrijk óf tot de tijd van David en Salomo. Zeg maar óf uit de tijd van het Bijbelboek Richteren óf uit de tijd van Samuël. En er is dus een tempel gevonden. Lees even mee:

Female figurines and inscribed prayers to a “divine couple” found in temples in Israel suggest that the “one God” of the Bible may not have been entirely alone.

Duh. Wie heeft ooit anders beweerd? Archeologen hebben op verschillende plaatsen aanwijzingen gevonden dat de bewoners van het land van Israël geen monotheïsten waren. Onder de goden die ze vereerden was JHWH, die tempels had in Jeruzalem en Samaria, maar er waren veel meer goden. Wie de historische delen van de Bijbel – Richteren, Samuël, Koningen – zelfs maar oppervlakkig heeft gelezen, weet dat vrome koningen voortdurend optraden tegen de culten op offerhoogten. Ook de vroegste profeten, zoals Hosea, spraken zich uit tegen deze erediensten.

Deze goden worden doorgaans aangeduid als de Baals, hoewel ook andere namen voorkomen. Het gaat om goden die heel gebruikelijk waren in de Levant. Eén daarvan is Asjera, die kon worden vereerd als de vrouwelijke tegenhanger van JHWH, misschien zijn echtgenote. Stomtoevallig heb ik net gisteren op mijn website een pagina aangemaakt met daarop een afbeelding van een Syrisch reliëf met een Asjera in de vorm van een boom. Ook dichter bij Jeruzalem werd Asjera vereerd: bij opgravingen in Kuntillet Ajrud is bijvoorbeeld een inscriptie gevonden met als opschrift “Ik heb u gezegend uit naam van JHWH van Samaria en zijn Asjera”. Het “divine couple” uit het citaat hierboven.

Er valt – om een gepaste beeldspraak te gebruiken – een boom op te zetten over de vraag wanneer het monotheïsme als norm zijn intrede deed in het Jodendom. Wie erg Bijbelvast is zal zeggen dat het met de aartsvaders was, anderen plaatsen het later. Maar beide zijn het erover eens dat deze norm noch in de IJzertijd noch in de tijd van het Verenigde Koninkrijk noch in Israël en Juda noch in de tijd daarna werd nageleefd.

Dat was in elk geval nog zo in de tweede eeuw v.Chr. De auteur van 2 Makkabeeën vertelt bijvoorbeeld dat toen enkele Joodse krijgers werden begraven, werd ontdekt dat zij amuletten hadden gedragen van buitenlandse goden. De schrijver van deze tekst is er zeker van dat dit de oorzaak was van hun dood en keurt dus af dat een Jood zich plaatste onder de bescherming van andere goden, maar de gesneuvelden zelf, die toch hun leven hadden geriskeerd voor de Joodse zaak, dachten daar duidelijk anders over.

Niemand, maar dan ook werkelijk niemand, betwijfelt dat de Joden, ongeacht een monotheïstische norm, in de praktijk niet zo monotheïstisch waren. Tel Kabri is maar één van de plaatsen die dit documenteren.

Niemand? Nee. Ik blogde eerder deze week al over de wijze waarop journalisten de antieke religie steeds framen: een ontdekking wordt voortdurend gepresenteerd als in strijd met de Bijbel. Zo ook dit keer. Dat is handig voor de journalisten, die zo eenvoudig tot een verhaal komen en dat is handig voor de opgravers, die zo van publiciteit zijn verzekerd. De wetenschap en het publiek zijn echter de dupe, zoals in dit geval, omdat er domweg geen sprake is van een tegenstelling tussen Bijbel en archeologie.

Dat voortdurende gebruik van een misleidend frame, door mensen die toch het uitdragen van de waarheid als doel hebben, dat is eigenlijk best deprimerend. Vooral omdat in een geval als dit slechts een zeer oppervlakkige kennis van de Bijbel noodzakelijk is om de zeepbel door te prikken en te constateren dat wetenschappers een loopje nemen met de feiten.

Hoe zou het toch komen dat mensen denken dat wetenschap ook maar een mening is?

Deel dit:

2 gedachtes over “JHWH en zijn Asjera

  1. Dirk

    Bedankt voor weer een interessant stukje, dat ik binnenkort kan gebruiken als ik mijn kindjes in het 5de leerjaar (groep 7) weer mag laten kennismaken met Elia in de lessen godsdienst en met tells in het thema archeologie!

Reacties zijn gesloten.