Jezus, mythen en voorlichting (slot)

Het laatste exemplaar van de eerste druk wordt overhandigd (Foto Pieter Stroobach)
Het laatste exemplaar van de eerste druk wordt overhandigd (Foto Pieter Stroobach)

[In de voorgaande stukjes heb ik betoogd dat Jezusmythicistische ideeën zich kunnen verspreiden doordat er online weinig actuele en wel veel verouderde informatie is te vinden, doordat het prestige van de universiteiten aan slijtage onderhavig is en doordat het de geesteswetenschappen aan strategie ontbreekt om het publiek te bereiken.]

Het moge na het voorgaande duidelijk zijn dat we, als we willen dat oudheidkundige kennis het grote publiek bereikt, onze informatie op drie niveaus moeten aanbieden. Het eerste is dat van de feiten: het aanbod moet breder, het moet actueler en het moet online. Dit wil niet zeggen dat er geen markt meer is voor boeken en tijdschriften, maar ik vermoed dat die zullen moeten veranderen – ik heb al eerder uitgelegd hoe zij kunnen overleven in een tijd waarin mensen voor feitelijke informatie naar het internet gaan.

Zeker als het gaat om vertalingen, is er een wereld te winnen en ik denk al een tijdje aan een online-editie van Caesars Gallische Oorlog, leesbaar in het Latijn en Nederlands, geïllustreerd, geannoteerd zoals we van de Landmark-reeks of het Jewish Annotated New Testament hebben mogen leren verwachten, en met een mogelijkheid persoonlijke notities te maken en te delen. Dit is een uitvoerbaar project dat kan dienen als voorbeeld van toekomstige vertalingen. Daarnaast zou ik hopen op een encyclopedische website, waar mensen niet alleen actuele informatie kunnen vinden over de grote oudheidkundige onderwerpen, maar ook contact kunnen leggen met onderzoekers die zich met zo’n onderwerp bezighouden en het de informatie actueel houden.

Tot elke prijs dient het tweede niveau, dat van de methode, te worden ontsloten. De verspreiding van het Jezusmythicisme bewijst hoe belangrijk dit is. Tot slot is een backoffice nodig waar resterende vragen kunnen worden beantwoord. Als mijn eigen ervaring representatief is, zal een voorlichter aan elk van de genoemde drie niveaus ongeveer een derde van zijn tijd kwijt zijn.

Ik ben me ervan bewust dat de hier geopperde grotere betrokkenheid van de universiteit bij de voorlichting dan nu het geval is, de trekken heeft van een utopie, en ik hoor in gedachten al mensen zeggen “dream on, dat zal nooit gebeuren”. Ik denk dat het dichterbij is dan we denken.

De overdracht van informatie aan de samenleving is de universiteiten namelijk in de wet opgedragen (WHW art. 1.3.1-2: “In elk geval dragen de universiteiten kennis over ten behoeve van de maatschappij.”). Er wordt geld voor beschikbaar gesteld in de eerste geldstroom en bovendien staat voorlichting vermeld in de functieomschrijving van universitair docenten. Het schijnt dat de KNAW (in het kader van de valorisatie) momenteel kwaliteitscriteria voor voorlichting aan het opstellen is en ik hoop dat dit een prikkel zal zijn om de oudheidkundige voorlichting te laten meegroeien met uw opleidingsniveau.

Dat is ook in het belang van de universiteiten, aangezien een vakgebied zonder draagvlak kansloos is bij een bezuinigingsronde. Ik ben bijvoorbeeld weinig optimistisch over de Amsterdamse faculteit Geesteswetenschappen die momenteel, geconfronteerd met een grote bezuinigingsronde, nauwelijks bijval krijgt van maatschappelijke organisaties. Zoals ik al eerder schreef op deze kleine blog, zou ik ook niet goed weten wat we het publiek kunnen tonen om claims van het belang van de geesteswetenschappen te illustreren. Zoals het nu gaat zullen de humaniora, onbekend en onbemind, dezelfde weg opgaan als de agogiek in de jaren negentig – lachwekkend, onbegrepen, opgeheven.

Onze letterenfaculteiten hebben het moeilijk en ik zal niet ontkennen dat er heel, heel vreemde dingen gebeuren. Ik denk echter dat het nog altijd niet te laat is om te investeren in voorlichting, om begrip en draagvlak terug te krijgen, om kwakgeschiedenis te bestrijden en een toekomst te herwinnen voor een fantastische discipline.

[Dit was ruwweg wat ik zondag 23 november in het Rijksmuseum van Oudheden vertelde toen daar mijn boek Israël verdeeld ten doop werd gehouden.

Normaal veinst de schrijver bij zo’n plechtigheid dat hij een “eerste exemplaar” overhandigt aan iemand anders, die dan veinst dat hij het boek nog nooit zag en een toespraakje houdt, waarbij alle aanwezigen veinzen te geloven dat het echt een eerste exemplaar was. Omdat de tweede druk van Israël verdeeld op het moment van de presentatie al in de maak was, kon dit alles niet meer worden geveinsd, zodat VWN-voorzitter Joost van Kasteren en ik veinsden dat dit het laatste exemplaar was van de eerste druk.

Ik wil alle aanwezigen bedanken voor hun aanwezigheid, het museum voor de gastvrijheid en uitgeverij Athenaeum – Polak & Van Gennep voor de borrel.]

Deel dit:

Een gedachte over “Jezus, mythen en voorlichting (slot)

  1. Otto Cox

    Dat zijn twee mooie online projecten, al lijkt die encyclopedische website me nog wel een grote opgave. Maar Caesar is een goed begin. Kan ik ook mijn vraag over Ariovistus eens kwijt.
    Wat wel jammer is, is dat je in dit stukje niet verder in gaat op het derde niveau. Ik ben benieuwd wat je op dit vlak verwacnt te kunnen bereiken en op wat voor manier. Vooral omdat mensen heel hardnekkig aan hun beelden kunnen vasthouden. Ik ben bij een heel ander onderwerp eens iemand tegengekomen die, nadat er tamelijk verpletterend bewijs was geleverd, uitriep “maar het is zo’n mooie gedachte” en die gedachte dus toch niet wilde opgeven…

Reacties zijn gesloten.