Portret

Telefoontje van mijn vriendelijke uitgever: of ik langs wil komen om mijn portretfoto te laten maken. Ik weet het, zo gaan die dingen: op veel boeken staat het portret van de auteur. Het verzoek is niet ongebruikelijk en in die zin redelijk.

Alleen: ik schrijf nonfictie. Ik probeer u uit te leggen wat we over iets weten en waarom we dat weten. Niet meer, niet minder. Mijn onderwerp is de oude wereld. U zult niet méér weten over de Oudheid als u weet hoe ik er uitzie. Sterker nog: het leidt u af. De naam van de auteur staat toevallig op het boek omdat er iemand aansprakelijk moet zijn om stommiteiten te corrigeren, maar meer is er niet. Als die aansprakelijkheid er niet zou zijn, zou nonfictie ook anoniem kunnen.

Mijn foto staat dus niet op mijn boeken en niet in de aanbiedingsteksten van de uitgeverij. Het is niet dat ik geen privéfoto’s heb, het is ook geen zwaar verdedigd principe en ik ben er ook niet echt consequent in, maar als het even kan, vind ik dat de tekst voor zich moet spreken. Ik kan er ook slecht tegen als mensen naar een cursus komen om mij te horen spreken en niet om het onderwerp waarover ik het heb.

Ook heb ik geen website die jonalendering.nl heet. Dat is immers een welbekende lakmoesttest voor romanauteurs: als een schrijver een website naar zichzelf noemt, vindt hij (m/v) zichzelf belangrijker dan wat hij schrijft, dat dan vervolgens – twee of drie uitzonderingen daargelaten – inderdaad niet heel belangwekkend blijkt te zijn.

Misschien dat een portret ertoe doet als je ambitie is in poëzie een allerindividueelste expressie van een allerindividueelste emotie te geven, maar ik schrijf geen poëzie. Ik ben historicus. Historici schrijven over het verleden. Het verleden is interessant. Historici zijn echter niet interessant. Dat blijkt wel als ze zich wagen aan een autobiografie: of het nu Gibbon is of Lou de Jong – zonder uitzondering zijn hun levens minder boeiend dan het verleden waarover ze schreven.

Laten we afspreken: historici hebben geen portret. Dat komt immers de efficiëntie van de informatieoverdracht niet ten goede. Historici presenteren zichzelf in hun teksten, in de flair waarmee ze voorbeelden kiezen, in de zorgvuldigheid waarmee ze informatie synchroniseren en in het vakmanschap waarmee ze verklaringsmodellen toepassen. Daarop mag je ze ook aanspreken en dat is voldoende.

Deel dit:

25 gedachtes over “Portret

  1. zoi1

    Ja, daar kan ik me helemaal in vinden. Ik vind jou wel belangrijk omdat je veel weet, erover schrijft en uitlegt. Maar het is inderdaad van geen belang hoe die persoon eruit ziet. Who cares…?

  2. Peter J.R. Vermaat

    Mogelijk zijn portretten van historici uitsluitend interessant voor historici die over [dode] historici schrijven? Of zouden we dat biografen moeten noemen?

    Los daarvan: “geschiedenis is iets wat nooit (zo) gebeurd is, beschreven door iemand die er niet bij was” (aardige quote die ik ooit las, zonder de oerbron te kunnen aanleveren; zo zie je maar weer).

    1. Lezers moeten geschiedenisboeken lezen omdat ze geïnteresseerd zijn in geschiedenis. Als ze mooie mensen willen zien, kopen ze maar een boek over portretschilderkunst.

  3. Manfred

    Een grappige tussenweg is als je een tekenaar of photoshopper vraagt van jouw gezicht een antiek reliëf, dodenmasker of grafure te maken.

  4. Christina

    En dan is een portret toch ook weer een vorm van ijdeltuiterij. En soms denk ik wel eens stiekem hoe groter het portret hoe groter de nonsens. En verder weten de meeste mensen die jouw boeken lezen toch wel hoe je eruit ziet.

  5. Helemaal mee eens. Maar wat voor non-fictie geldt, geldt m.i. ook voor fictie. Waarom zou een foto van de dichter mij een dieper inzicht bezorgen in diens allerindividueelste expressie van diens allerindividueelste emotie?

  6. Dirk

    Op een bepaald moment besloten in Vlaanderen plots de journalisten dat hun programma’s naar henzelf genoemd moesten worden, en dat vrtnieuws.be voortaan deredactie.be zou heten.
    Ik geef wel toe dat ik vaak benieuwd ben hoe een schrijver/wetenschapper eruitziet. Ik vermoed dat je iemands ideeën en de manier waarop die persoon naar de werkelijkheid kijkt interessant vindt, en dat je daarom meer over die persoon wil weten (inclusief portret).

  7. Prima uitgangspunt. Ook goed dat je er geen halszaak van maakt; van veel historische figuren is het in feite jammer dat we niet weten hoe ze er precies uitzagen. Als men over vierhonderd jaar nog eens op de werken van de grote Jona Lendering stuit dan wil men er misschien toch ook wel een plaatje en een biootje bij.

    Je eigen naam als domeinnaam onder .nl zou ik wel registreren voordat iemand anders dat doet, hij is nog vrij. Het kan altijd nog ergens voor van pas komen (al is het maar voor hobby- of privégebruik).

  8. CK

    Een tijdje geleden protesteerden enkele vrouwelijke wetenschappers dat er niet voldoende vrouwenportretten waren op een brochure van NWO. Ik vond dat het dieptepunt van academische ontaarding, al zal er nog wel iets nieuws komen.

  9. Kenmerk van geschiedenis is, dat degene die de geschiedenis beschrijft, al dan niet bedoeld, daar ook kleur aan geeft. Alleen al de manier waarop een schrijver de woorden kiest en zinnen vormt, de verhaalopbouw, ongeacht het genre waarin die schrijver schrijft, het zegt iets over de schrijver. Historici vormen daarop geen uitzondering. In die zin beschouw ik het wel degelijk va n meerwaarde te kunnen zien ‘wie dan wel die schrijver is’. Net zo legitiem is het als de schrijver stelt de eigen foto niet prijs te willen geven, ook zonder opgaaf van redenen. Als jij hier in jouw blog zaken bespreekt spreken daar dwars doorheen ook eigenschappen van jou. Een portret daarbij kan voor sommigen een hulpmiddel zijn om de interpretatie van de geboden informatie beter te kunnen duiden. Zoals bij de meeste mensen, eindigde voor mij geschiedenisonderwijs op de middelbare school. Omdat ik het belang van geschiedenis zelfs nog groter achtte dan Nederlands en Latijn (dus zeker groter dan onzinvakken als wis- of scheikunde) heb ik er nog netjes examen in gedaan. Ik zou de hele rij docenten die ik voorbij heb zien komen ernstig tekort doen, als ik zou ontkennen, dat het enorme palet aan inkleuring dat zij eraan gaven, mijn interesse in het vak mede bepaald heeft. Toch bepaal jij zelf of jouw foto de omslag van jouw boeken mag sieren. Gewoon omdat het jouw boeken zijn, niet omdat jouw foto zou afleiden en geen meerwaarde zou hebben. Jij bent historica, dus jij bepaalt waarvan jij ons kennis wilt laten nemen. Zo gekleurd is het.

      1. Mag ik dat als een flauwekulopmerking teruggeven? Met hetzelfde recht zou gesteld kunnen worden, dat indien ik histiricus geschreven had, dat een onterechte, patriarchale vooringenomenheid zou zijn. Zonder er een waardeoordeel aan te hangen is historica juist. Jona is immers een vrouw.

      1. Dat lijkt een simpele vraag, maar dat is niet zo. De VPRO had ooit een foto van me voor een tv-programma; die zie ik sindsdien overal terug. Het gebeurt vaker. En wat ook een rol speelt: het is geen superprincipe van me. Soms overweegt beleefdheid. Ik heb HOVO Zuyd ooit geschreven dat het beter was in een prospectus niet mijn foto op te nemen, maar een plaatje dat de cursus illustreerde. Toen ik er aankwam werd ik meteen tegen de muur geplaatst voor de foto. Ga je dan sputteren? Je laat het maar gebeuren om een eerste kennismaking niet meteen onder druk te zetten. Maar het voelt nog steeds niet fijn.

        1. Robert Vermaat

          Dat is dus ook je eigen schuld. Als er (veel) meer foto’s van je zouden zijn, hoeven ze ook niet steeds die ene te laten circuleren. Heb je trouwens ook niet eens paginavullend in een krant gestaan?

  10. mnb0

    Wat Christine schrijft. En daar volgt dan weer uit dat historici best portretjes van andere historici kunnen afdrukken, als ze naar hun werk verwijzen. Dan is het een eerbetoon.

  11. Klaas

    Beste Jona, ik weet dat iemands portret vaak hinderlijk in de weg kan zitten van de indruk die je van iemand hebt. Voor mij werd een mooie ilustratie van dat principe geleverd door “The ark before Noah” van Irving Finkel. Dat boek begint met de anecdote over George Smith die jij ook al eens hebt verteld op je blog. Als je vervolgens (in mijn boek op p. 3) het portret van George Smith ziet, kan je je zijn reactie op zijn ontdekking helemaal voorstellen… Vervolgens zie je achter op de stofomslag van het boek een portret van de auteur, en dan kan je je ook over hem van alles voorstellen!
    Ik laat mijn beeld van “Jona Lendering” toch het liefst bepalen door je werk (je blog, inclusief Ramones, en die vermaledijde ouderwetsche boeken). Overigens ben ik blij dat je toch soepel omgaat met je “geen foto’s” opvatting; mensen die meteen in de paniek schieten als ze dreigen gefotografeerd te worden heb ik altijd nogal moeizaam gevonden (ik ken er een paar).

    1. Dank. Dat is inderdaad het punt dat ik maak: een illustratie van een historisch persoon verrijkt een tekst. En wie mij wil kennen, ziet meer van mij in mijn stukjes dan in welke foto ook.

Reacties zijn gesloten.