Stoddart en Connolly in Buchara

De audiëntiehof in de citadel van Buchara, waar noch Stoddart, noch Connolly de juiste geloofbrieven wist te tonen.
De audiëntiehof in de citadel van Buchara, waar noch Stoddart, noch Connolly de juiste geloofbrieven wist te tonen.

Ik schrijf dit in Buchara, een plaats die mogelijk heeft gediend als residentie van Spitamenes, de man die in het voorjaar van 329 v.Chr. Bessos uitleverde aan Alexander, te laat ontdekte wat de Macedonische heerschappij inhield, in de late zomer in opstand kwam en het de Macedoniërs behoorlijk lastig maakte. Een Macedonisch leger dat richting Buchara werd uitgezonden, werd aan de rivier de Polytimetos door de Sogdiërs vernietigd. Pas in 327, na de stichting van steden als Kampyr Tepe en door de vestiging van duizenden Griekse huurlingen werd het gebied voldoende worden gepacificeerd om Alexander zonder gezichtsverlies verder te laten trekken.

De Macedoniërs zijn dus nooit in Buchara geweest. Pas in de Middeleeuwen kwam het waterrijke gebied in de Kyzyl Kum-steppe onder westerse aandacht, maar het zou tot de negentiende eeuw duren voor het echt goed bekend werd. De wederzijdse ontmoeting verliep, voorzichtig uitgedrukt, niet al te best, zoals de Britse kolonel Charles Stoddart tot zijn verdriet ondervond.

Hij arriveerde in december 1838 en beging de ene vergissing na de andere. Het begon toen hij op het Registan-plein bij de citadel aankwam. Emir Nasrallah, die juist de moskee verliet, maakte oogcontact met de arrivé, die naar hem zwaaide en vriendelijk iets als “hello!” riep. Dit zou ook in westelijke landen een affront zijn geweest: nog altijd spreek je pas tegen een vorst nadat deze zich eerst tot jou heeft gericht.

Misschien heeft de emir dit door de vingers willen zien. Vreemdelingen kennen de plaatselijke gebruiken immers niet en je wil toch gastvrij zijn. In elk geval stond de heerser van Buchara Stoddart een audiëntie toe, ook nadat de kolonel de citadel te paard was binnengereden, wat eveneens gold als aanstootgevend. Eenmaal aangekomen op het plein waar de audiëntie plaatsvond – zie de foto hierboven – bleek de Brit noch geschenken, noch een aanbevelingsbrief bij zich te hebben van de pas aangetreden koningin Victoria. De emir stond de gezant toe een bediende terug sturen om de brief alsnog te halen en liet hem, tot die brief er was, genieten van de volle gastvrijheid van het ongedierte in een zes meter diepe vergeetput. Zijn missie om slaven vrij te kopen en de emir te winnen voor de Britse zaak, was volkomen mislukt.

Ondertussen waren de Britten Afghanistan binnengevallen en de emir begreep dat Buchara wel eens het volgende doel kon zijn. Hij besloot daarom aardig te zijn voor de gevangene, die eerst werd overgeplaatst naar een gewone gevangeniscel, zij het zonder ramen, en vervolgens, toen de Britten Kaboel hadden ingenomen, zelfs naar een cel in het huis van de politiecommandant. Toen Stoddart zich onder dwang bekeerde tot de islam, kreeg hij gewoon huisarrest.

In de late zomer van 1840 arriveerde kapitein Arthur Connolly, de auteur van Journey tot he North of India through Russia, Persia, and Afghanistan. Hij is degene die de uitdrukking “great game” had bedacht voor het grimmige “spel” van Rusland, Perzië, China en Groot-Brittannië om het bezit van de emiraten van Centraal-Azië.

Helaas was Connolly als spion doorzien door de emir van Herat, die dit inzicht al had gedeeld met Nasrallah van Buchara. Tot overmaat van ramp had hij – ik bedoel Connolly – weliswaar geloofsbrieven bij zich, maar waren deze afgegeven door de gouverneur-generaal van India en niet door koningin Victoria. Het bewijs dat ’s werelds grootste koloniale macht Nasrallah beschouwde als een gelijkwaardige, was dus niet geleverd. Stoddart en Connolly gingen regelrecht naar de vergeetput, waar de ongediertepopulatie in de tussentijd door haar te voeden met afval op peil was gehouden.

De lijdensweg van de twee officieren kwam ten einde in de zomer van 1842, nadat de Britten uit Kaboel waren verdreven en afgeslacht in de Khyberpas. Emir Nasrallah had zijn gevangenen niet langer nodig als wisselgeld voor welke diplomatieke onderhandeling dan ook. Op 24 juni wandelden de Britse officieren naar het Registan-plein, waar al sinds de dagen van Djengis Khan mensen werden geëxecuteerd. Ze moesten daar hun eigen graven graven en werden “cruelly slaughtered, masses of their flesh having been gnawn off their bones by vermin”.

Die laatste regel is geschreven door dominee Joseph Wolff, die in 1845 naar Buchara reisde om het lot van de twee mannen te achterhalen. Hij kwam er achter – anders had ik dit stukje niet kunnen schrijven – al heeft hij de plek van de twee graven niet kunnen achterhalen. Het gebeente van Stoddart en Connolly ligt dus nog steeds ergens onder het Registan-plein in Buchara.

Wolff ontdekte echter méér. Daarover later deze week.

Deel dit:

3 gedachtes over “Stoddart en Connolly in Buchara

  1. mnb0

    Als Wolff de graven niet heeft gevonden, dan ook de botten niet. Hoe weet hij dan dat ze gruwelijk zijn afgeslacht, met dat smakelijke detail van vlees en botten?
    Dit riekt naar propaganda, iets dat in de 19e eeuw gebruikelijk was.

      1. mnb0

        Hoe betrouwbaar is dat? Reden waarom ik dat vraag is bv. de wijze waarop scalperen nogal ten onrechte aan Noord-Amerikaanse Indianen is toegeschreven.

Reacties zijn gesloten.