De Stervende Galliër

De Stervende Galliër (eigenlijk een Galaat) (Capitolijnse Musea, Rome)

Zo rond het midden van het eerste millennium v.Chr. ontstond in het gebied van Lotharingen, Elzas, het Zwarte Woud en Beieren een nieuwe archeologische cultuur: La Tène. We mogen deze mensen gelijkstellen aan de Kelten, al moeten we daarbij aantekenen dat de betekenis van de term niet precies vastlag. De Keltische stammen en staten hebben zichzelf nooit beschouwd als één Keltisch volk, terwijl de Grieken en Romeinen allerlei volken die niet behoorden tot de La Tène-cultuur en die ook geen Keltische taal spraken, aanduidden als Kelten. Vaak was de term synoniem met “barbaar”.

De vierde eeuw was de tijd van de Keltische migraties: Gallische Kelten vielen Italië binnen en meer oostelijk levende stammen trokken langs de Donau naar het Balkanschiereiland. In de eerste weken van 279 bezetten zulke groepen het noordwesten van het huidige Bulgarije, van waaruit ze de Thracische stammen bedreigden. Die vroegen hulp bij de pas aangetreden koning van Macedonië, Ptolemaios Keraunos, maar deze weigerde: hij hoopte dat de Thraciërs, die het zijn voorganger Lysimachos knap lastig hadden gemaakt, verzwakt zouden raken. Dit was een blunder, maar toen Ptolemaios dat inzag, was het te laat.

De Thraciërs sloten zich nu namelijk aan bij de Kelten. In de lente vielen de Thracische en Keltische legers tegelijk Macedonië binnen. Ptolemaios meende dat hij ze kon verslaan, maar werd zelf verslagen, gevangen genomen en onthoofd. Een tweede Keltisch leger brak door naar Centraal-Griekenland en plunderde Delfi. Een derde groep, later versterkt met de twee andere groepen, viel Azië binnen. De alleenheerser van het stadstaatje Pergamon, Philetairos, wierp zich als beschermer van de diverse Griekse steden in Azië.

Hoewel hij een inval niet kon verhinderen, bleven hij en zijn verwanten de informele leiders van het plaatselijke verzet tegen de Kelten, die in dit gebied worden aangeduid als “Galaten”. Ze dwongen de binnenvallers verder te trekken naar het oosten, waar ze omstreeks 275 voor het eerst werden verslagen door de Seleukidische koning Antiochos I Soter. Ze vestigden zich nu in de omgeving van het huidige Ankara en zetten hun strooptochten voort. Pergamon en zijn bondgenoten kochten de Galaten af.

In 241 trad in Pergamon een nieuwe heerser aan: Attalos I. Hij weigerde tribuut te betalen aan zijn oosterburen en toen ze het kwamen halen, versloeg hij ze. Er was voorgoed een einde gekomen aan een gevaarlijke bedreiging van het Pergameense koninkrijk – en dat moest worden gevierd. Dus werden verschillende standbeelden gemaakt, zoals het bovenstaande, dat eigenlijk de “Stervende Galaat” zou moeten heten, maar bekendstaat als de “Stervende Galliër”. (Of ook wel als de “Stervende gladiator”, maar dat is echt fout.)

De Keltische krijger is herkenbaar aan de torque om zijn hals (een metalen sieraad) en zijn wonderlijke kapsel, dat schijnt te zijn gemaakt door krijtpoeder door het natte haar te wrijven. Hij vocht naakt – als een berserker – en heeft zijn zwaard al op de grond laten vallen. Verslagen is hij echter niet: hij richt zich nog op, al heeft hij moeite zijn hoofd hoog te houden.

Zo vertelt de houding van het beeld iets over het ontembare karakter van de strijder. Dat is een van de redenen waarom we het mogen beschouwen als een meesterwerk. Een andere reden is dat het beeld anatomisch perfect is en dat het, anders dan de klassieke sculptuur van de voorgaande tijd, van alle kanten kan worden bekeken en niet vanuit maar één gezichtspunt.

Het werd al in de Oudheid gewaardeerd. Toen de Romeinen de macht in Pergamon overnamen, transporteerden deze kunstliefhebbers het kunstwerk naar Italië. Daar is het terechtgekomen in de Tuinen van Caesar: de generaal die de Kelten in Gallië had verslagen, benutte dit beeld om de indruk te wekken dat zijn tegenstanders totale wildemannen waren geweest. (In feite droegen de soldaten van de Gallische La Tène-cultuur in Caesars tijd vaak harnassen.) Dit verklaart waarom het beeld “Stervende Galliër” heet.

Het is te zien in de Capitolijnse Musea in Rome.

[Dit was de 117e aflevering in mijn reeks museumstukken; een overzicht is hier.]

Deel dit:

7 gedachtes over “De Stervende Galliër

  1. Manfred

    “het midden van het eerste millennium”
    Dit zette mij op het verkeerde been. Uit de rest van het stukje blijkt het om het millennium vóor het jaar nul te gaan.
    Waren de stammen die in Turkije terecht kwamen trouwens wel Kelten of waren dat een soort Gothen?

    1. Ik zal er even “v.Chr.” aan toevoegen.

      Wat betreft de etnische affiliatie van de Galaten: ik denk dat het Kelten waren, maar er zijn wat rafelige bewijsstukjes.

      1. Een probleem hiermee is dat een van de kerkvaders (ik meen Hieronymus) opmerkt dat de Galaten in zijn tijd nog konden praten met de Treveri, die zich volgens Tacitus (Germania 38: https://en.wikisource.org/wiki/Germania#XXVIII) beroemden op een Germaanse afkomst.

        Ik denk persoonlijk dat Tacitus zich vergist, en dat onduidelijk is wat Hieronymus precies bedoeld (echt conversatie of enkele woorden?). Maar het is Keltische karakter der Galaten is geen simpele kwestie.

  2. Klaas

    Gezien het in het stukje geschetste hergebruik van het beeld waren de Romeinse tijdgenoten van Caesar in ieder geval overtuigd van een relatie tussen de Galaten en de Galliërs?

  3. Galaten, Galliërs, Kelten.. Je eerste alinea zou sommige Keltologen in woede doen ontsteken, en in elk geval aanleiding geven tot weken van felle discussie. De oorsprong van ‘de Kelten’ is net zo min vast omlijnd als de grenzen van het ‘La Tene’ gebied, wat slechts een regio is waarin bepaalde cultureel verwante objecten werden aangetroffen die wij heden ten dage als Keltisch omschrijven.
    Dat is de cultuurachtergrond. De taalachtergrond is veel minder hard te maken, omdat wij gewoonweg geen enkel idee hebben waar de Keltische talen gesproken weren, en hoe lang geleden. De Hallstatt cultuur (ook al zo’n moeilijk grijpbaar begrip) wordt ook als Keltisch gezien, en mogelijk liggen de wortels van deze groepen nog verder terug in de tijd, maar worden niet gekenmerkt door een te beschrijven materiële cultuur.

Reacties zijn gesloten.