Milvische Brug

De slag bij de Milvische Brug: Constantijns soldaten doden hun verslagen tegenstanders, die liggen in het water van de Tiber. Hoewel dit reliëf op de boog van Constantijn groter is, ontbreken soldaten met op hun schild het -teken.

[Het is vandaag 1703 jaar geleden dat Constantijn de Grote even ten noorden van Rome, bij de Milvische Brug over de Tiber, zijn rivaal Maxentius versloeg. Bovendien is er momenteel een aardige Constantijn-expositie in de Nieuwe Kerk, dus ik trakteer u vandaag op een passage uit mijn boek Oorlogsmist.]

In de Late Oudheid legitimeerden de Romeinse keizers zich vaak door een claim dat ze de speciale steun genoten van deze of gene godheid. Wie er anders over dacht, kreeg het moeilijk. De leiders van de zogeheten manicheeërs, die meenden dat er twee goden waren, werden levend verbrand en ook de christenen kregen het buitengewoon zwaar te verduren. In 311 maakte keizer Galerius een einde aan het vervolgingsbeleid.

Op dat moment heerste in West-Europa keizer Constantijn, die zich liet voorstaan op een bijzondere band met de zon. In 310 beweerde hij zijn beschermer, in de gedaante van de god Apollo, te hebben gezien in een visioen. Een redenaar haalde later in het jaar herinneringen op:

U was afgeweken van uw route om een bezoek te brengen aan de mooiste tempel ter wereld, meer nog, om er de godheid te bezoeken die daar, zoals u gezien heeft, verblijft. Want, naar ik meen, Constantijn, zag u daar uw Apollo. Vergezeld van Victoria bood hij u lauwerkransen aan, die elk de voorspelling inhielden van dertig jaar. […] Trouwens, waarom zeg ik  “naar ik meen”? U hééft de god gezien. (Panegyrici Latini 7(6) 21.4-5)

Zo’n dertig jaar later schreef bisschop Eusebios een Leven van de zalige keizer Constantijn, waarin een heel ander visioen wordt genoemd. In 312 voerde de keizer een oorlog tegen zijn rivaal Maxentius, die resideerde in de stad Rome. Tijdens Constantijns opmars zouden zijn soldaten boven op de zon een kruis hebben zien staan, samen met een aan de hemel geschreven toelichting: “In dit teken zul je overwinnen”. In de daaropvolgende nacht zou Christus in een droom Constantijn hebben gelast veldtekens te maken met dit symbool. De keizer was daarop christen geworden.

Twee visioenen is te veel van het goede. Tenzij we aannemen dat Constantijn aan pseudologia phantastica leed, moeten we aannemen dat het jongste van de twee verhalen is ontstaan doordat het eerste niet goed is begrepen. Toch wordt één element bevestigd in een vrijwel contemporaine bron: Lactantius’ Dood van de vervolgers, waarin te lezen is dat Constantijn in een door een godheid geïnspireerde droom opdracht kreeg een symbool te laten aanbrengen op de schilden van zijn soldaten. Dat zou het Christusmonogram zijn geweest, maar het probleem is dat het ☧-teken in 312 weliswaar bestond maar geen christelijke betekenis had. Het was wél gangbaar in de toenmalige cultus voor de zonnegod. Het heeft er dus de schijn van dat Constantijn, na een droom, zijn leger plaatste onder de bescherming van de zonnegod die twee jaar eerder aan hem was verschenen. Christelijke auteurs zouden, zoals zal blijken, redenen hebben hieraan een eigen draai te geven.

Op 28 oktober 312 stuitte Constantijn even ten noorden van Rome, bij de Milvische brug, op het leger van zijn tegenstander, waarvan onder meer II Parthica deel uitmaakte. Een kleine drie jaar later beschreef Eusebios de veldtocht en de beslissende slag in zijn Kerkgeschiedenis. Dit is dus een andere tekst dan Het leven van de zalige keizer Constantijn. Geen woord over een visioen. En geen goed woord over Maxentius, die Eusebios door middel van Bijbelcitaten gelijkstelt aan de farao van het Uittochtverhaal.

Constantijn trok zich het lot van de slachtoffers van de tirannie in Rome aan. Hij riep God in de hemel en diens Woord, de redder van alle mensen, Jezus Christus zelf, als bondgenoot te hulp en trok met zijn gehele leger op om de voorvaderlijke vrijheid voor de Romeinen te herwinnen. Maxentius, die zijn zelfvertrouwen niet ontleende aan populariteit bij zijn onderdanen, maar aan magische manipulaties, waagde zich niet buiten de poorten van Rome, maar bezette iedere plaats, regio en stad in de omgeving van Rome en in geheel Italië, voor zover dat onder zijn heerschappij zuchtte, met een ontelbare menigte soldaten en talloze legerscharen. De keizer viel, in volledig vertrouwen op de bijstand van God, het eerste, het tweede en het derde leger van de tiran aan en versloeg ze allemaal volledig. Hij rukte op door het grootste gedeelte van Italië en bevond zich reeds in de onmiddellijke nabijheid van Rome.

Om te voorkomen dat de keizer gedwongen zou worden omwille van de tiran oorlog te voeren tegen Romeinen, sleepte God zelf de tiran als in ketenen ver weg van de poorten van Rome. De dingen die in tijden van weleer de goddelozen overkwamen – deze dingen vonden nu, doordat zij duidelijk waarneembaar waren, bij allen, gelovigen en ongelovigen, die de wonderen met eigen ogen konden zien, geloof. Zoals Hij in de dagen van Mozes en de oude, godvrezende Hebreeën “de wagens van Farao en zijn legermacht in de zee wierp, de keur van zijn ruiters en zijn hoogwaardigheidsbekleders; zij gingen onder in de Rode Zee, en de diepte bedekte hen”, op dezelfde manier zonken Maxentius en zijn soldaten en lijfwachten “in de diepte als een steen”, toen hij op de vlucht sloeg voor de macht van God, die met Constantijn was, en de rivier overstak die op zijn weg lag: de rivier die hij zelf met onderling verbonden boten had overbrugd, aldus een instrument voor zijn eigen ondergang construerend. Hiervan zou men kunnen zeggen: Hij delft een kuil en graaft die uit, maar valt zelf in de groeve die hij maakte; het onheil dat hij stichtte keert weder op zijn hoofd, en zijn geweld komt neder op zijn schedel”.

Aldus geschiedde. Toen de brug over de rivier het begaf, stortte het looppad in, en de schepen verdwenen allemaal, mét de mannen, in de diepte, de grootste schurk zelf als eerste; en vervolgens zonken zijn schildwachten als lood in de geweldige wateren.

Een jaar na deze overwinning bekrachtigden Constantijn en zijn medekeizer Licinius, die in de tussentijd Galerius was opgevolgd, diens besluit het christendom als religie toe te staan. Bovendien lieten Licinius en Constantijn – en dat was nieuw – de kerken compenseren voor de schade die ze tijdens de vervolgingen hadden geleden. Dat maakte het voor een auteur als Lactantius eenvoudig een christelijke interpretatie te geven aan de slag bij de Milvische Brug en het ☧-teken als eerste te interpreteren als symbool van Christus. Ook Eusebios meende dat Constantijn had gehandeld in opdracht van de christelijke God.

Licinius en Constantijn zullen het niet hebben tegengesproken, want zij zochten de steun van de christenen. In latere jaren zou vooral Constantijn steeds meer met hun godsdienst gaan sympathiseren, zodat het niet vreemd is dat Eusebios later het visioen van 310, de overwinning bij de Milvische brug en het einde van de christenvervolgingen aaneensmeedde tot één legende. Het valt zeker niet uit te sluiten dat dit gebeurde met goedkeuring van de oude keizer zelf, die, terugblikkend op een succesvolle regering, het visioen waarmee het allemaal was begonnen met terugwerkende kracht kerstende. Het menselijk geheugen is in staat tot wel vreemdere sprongen.

De christenen vormden nog steeds een minderheid, maar het idee dat de vele goden manifestaties waren van de ene, christelijke God werd steeds gangbaarder, net als de opvatting dat de heerser succesvol was zolang hij zich aan de goddelijke voorschriften hield. En dus kon Eusebios de zege van Constantijn presenteren als een bijbelse gebeurtenis, zonder ook maar één woord vuil te maken aan het lot van de gewonden en de gesneuvelden.

[De vertaling van Eusebios (Kerkgeschiedenis 9.9) is gemaakt door Jaap-Jan Flinterman. De erin opgenomen Bijbelcitaten zijn Exodus 15.4-5 en Psalm 7.16-17. Ik heb over enkele aspecten van deze gebeurtenis eerder geblogd en als de materie u de neus niet uitkomt, leest u er hier meer over.]

Deel dit:

4 gedachtes over “Milvische Brug

  1. Ben Spaans

    Het is dat de MB er zelf weer over begint, maar na het boek van Henk Singor ‘Constantijn en de christelijke revolutie in het Romeinse rijk’, (Amsterdam 2014) gelezen te hebben, Constantijn was echt meer dan een sympathisant, al dan niet uit opportunisme van het christendom, al vanaf 311-312. Van alle argumenten daarvoor, bekijk deze: op pagina 301 wordt een brief van Constantijn aan een concilie in Arles dat begon op 1 augustus 314 geciteerd:

    ‘Constantinus Augustus groet de katholieke bisschoppen zijn liefste broeders. De eeuwige en onvoorstelbare heiligheid van Onze God staat niet toe dat het mensengeslacht nog langer in duisternis dwaalt. Ook duldt zij niet dat sommige boosaardige gezindheden zo lang blijven overheersen dat zij deze ondanks haar stralendste licht niet meer de weg naar het heil kan openen en de mogelijkheid kan geven zich tot de regel der rechtvaardigheid te bekeren (ad regulam iustitiae converti). Dat heb ik zelf door vele voorbeelden ingezien en geloof ik. Want vroeger waren er in mij dingen die de gerechtigheid schenen te ontberen (Fuerunt en in in me primitus, quad iustitia carere videbantur) en ik meende dat de Hoogste Macht niet zag wat ik in het verborgene van mij hart meedroeg. Maar welk lot zou wat ik hier genoemd heb beschoren geweest zijn? Natuurlijk een lot vol van alle kwaad! Maar de Almachtige God die in de Gewelven des Hemels zetelt deelde mij toe wat ik niet verdiend had. Zeker valt niet te noemen of op te sommen wat Hij mij Zijn dienaar door zijn hemelse genade verleend heeft, o allerheiligste plaatsvervangers van Christus onze Verlosser. Maar liefste broeders, ik verheug mij, ik verheug mij buitengewoon, dat U een rechtvaardig oordeel geveld hebt en diegenen tot betere hoop en beter geluk hebt teruggeroepen die de boosaardigheid van de Duivel door zijn ellendige overredingskracht van het allerlichtste licht van de Katholieke Wet al scheen te heb en afgekeerd.’

    Ik heb persoonlijk geen been in wat de man geloofd heeft, maar soms is gewoon het geval wat van oudsher gezegd wordt: Constantijn was de eerste christelijke keizer van het Romeinse rijk.

    1. Het probleem met teksten als deze dat je nooit weet wat oprecht is. Ik vind generaal Bacurius altijd een mooi voorbeeld: een heidense auteur meende dat hij heidens was en een christelijke auteur meende dat hij christelijk was. Ik vermoed dat Bacurius gewoon een beschaafd man was die het Onze Vader in het ene huis mee bad en in het andere huis wat wierook offerde aan de voorvaders. Je zult dat in het Midden-Oosten nog altijd veel meemaken en ik denk niet dat het hypocriet is.

  2. Martin Mansoor

    Dit is de eerste kritische versie die ik lees over het Goddelijk (Christelijk) Visioen dat Constantijn gekregen zou hebben voor de Slag! Uitstekend! En de tentoonstelling in de Nieuwe Kerk zette mij op het spoor, was inderdaad ook geweldig!

Reacties zijn gesloten.