How do they know?

apm
Halbe en ik (foto Wim Hupperetz)

Gisteren werd uw vanaf nu favoriete oudheidkundige tijdschrift, Ancient History Magazine in het Allard Piersonmuseum officieel gepresenteerd. De uitgever, Rolof van Hövell, hield een toespraakje over het belang van historische kennis en de ambitie van Karwansaray Publishers een platform te zijn voor de uitwisseling van ideeën. Daarna verzorgde ik een rondleiding door het blad en tot slot overhandigden Josho en ik de eerste exemplaren aan Wim Hupperetz (de directeur van het museum en onze gastheer) en aan Wim Weijland (de directeur van het Rijksmuseum van Oudheden). Welke Wim het eerste eerste exemplaar heeft gekregen en welke het tweede eerste exemplaar, mogen ze zelf uitmaken.

Pieter Stroobach maakte foto’s, die later nog online komen, maar de bovenstaande foto is er alvast: dit ben ik tijdens de door mij verzorgde rondleiding door het blad. Meer in het bijzonder leg ik hier uit dat we aan het einde een rubriekje “How do they know?” hebben, waarin we uitleggen wat oudheidkundigen nou eigenlijk doen. Dat wordt namelijk zelden uitgelegd. In dit nummer: met welke technieken stellen oudheidkundigen vast dat een papyrus echt is? Volgend keer: een stuk van Casper Porton over de uitspraak van het Latijn. Later: eliminatie, de koolstofmethode, het verschil tussen spreek- en schrijftaal, en zo voort en zo verder.

Die rubriek heeft alles te maken met de (niet meer online te beluisteren) uitspraak van Halbe Zijlstra, die als bewindsman zei niet te weten wat hij aan moest “met musea vol opgegraven potten en pannen”. (Dit Halbe, dit.) Een staatssecretaris van Cultuur die niet weet wat oudheidkunde is, een liberaal die niet weet hoe de archeologie de empirische basis legde voor het hoogst liberale vooruitgangsidee: als een satiricus het had verzonnen, zou je hebben gezegd dat hij het er te dik bovenop legde.

Het zou ook geen grappige satire zijn. Probeert u namelijk maar eens een museum te besturen als u te maken krijgt met een staatssecretaris die niet begrijpt waarmee hij bezig is. Letterlijk. Letterlijk.

Vandaar dus: een rubriek waarin we het vak uitleggen. Het heet officieel “How do they know?”, maar als u het wil aanduiden als het “Halbe Zijlstra-hoekje”, staat u dat vrij. Als u maar een abonnement neemt. U zou niet de enige zijn: ik kan u verklappen dat gistermiddag minimaal de helft van de aanwezige KNAW-leden zich heeft geabonneerd.

Deel dit:

15 gedachtes over “How do they know?

      1. Nee. Ik heb “De klad in de klassieken” geschreven, maar dat is alles. “De constructie van het verleden” van Chris Lorenz behandelt alleen geschiedenis, filologische boeken zijn er niet en archeologen behandelen alleen technieken.

        1. Gaat dat niet een beetje ver? Voor Sinterklaas misschien Jonathan Hall’s case studies in “Art and Artifice” op de lijst? En voor filologie, in de bibliotheek een keer wat taalkundig werk gaan lezen, of gewoon beginnen met ML West over tekstkritiek?

          1. Dat is Engels. Nederlandse publieksboeken zijn er, ondanks uitdrukkelijke adviezen het wetenschappelijk handwerk in de voorlichting centraal te stellen, domweg niet.

              1. De vraag is – althans zo leg ik die uit – naar theoretische inleidingen voor het publiek. Die zijn er echt nauwelijks. Niet zoals bijvoorbeeld de theologen de hermeneutische methode uitleggen. Ook AHM zal op dat punt slechts wat aanzetten kunnen geven.

          1. Oom Paspasu

            De bovenstaande discussie had ik gemist (de pagina stond nog open). Dit boek is inderdaad ook in het Engels en bedoeld voor studenten.

            1. En dat is precies het punt wat de KNAW/DJA eruit licht: het publiek krijgt niet te horen wat wetenschap nu eigenlijk is. De voorlichting is – zeker in de oudheidkundige disciplines – een schraal “Dit zijn de feiten en daarmee moet u het doen”, wat een zeker twintig jaar verouderde benadering is. Geen wonder dat mensen kwakhistorici omhelzen, want de universiteit legt niet uit wat haar beter maakt.

  1. Even eigen handel aanprijzen, al levert het me financieel niets meer op. In Grondwerk (SUN, 2003, alleen nog 2e hands verkrijgbaar), geheel in het Nederlands, komt naast allerlei persoonlijke, sociale, politieke, economische en sociale zaken die een rol hebben gespeeld in de geschiedenis van de Nederlandse archeologie ook enige theorievorming in de archeologie aan de orde.

Reacties zijn gesloten.