Willibrordus

willibrordus
Willibrordus (muurschildering in het Rijksmuseum)

In het jaar 384 overleed in Maastricht bisschop Servatius, die tot kort daarvoor had geresideerd in Tongeren. Veel meer weten we eigenlijk niet over de man, wiens leven vooral bekend is uit latere legenden. Toch is zeker dat er christelijke gemeenschappen waren in de twee genoemde Romeinse steden. Uit Nijmegen is er nog een haarspeld met een Christusmonogram, die erop wijst dat er ook aan de Waal christenen leefden. Dat was zo’n beetje al het bewijs voor de aanwezigheid van het christendom in de Lage Landen in de Romeinse tijd.

De val van Rome

Een generatie na de dood van Servatius viel het Romeinse rijksbestuur in onze contreien weg. De macht kwam in handen van de laatste garnizoenscommandanten, die stonden aan het hoofd van plaatselijk gerekruteerde legertjes. Nu was de plaatselijke bevolking aan het begin van de vijfde eeuw niet meer wat ze voordien was geweest: in 355 waren groepen Frankische immigranten vanuit het huidige Drenthe, Gelderland en Overijssel het Romeinse Rijk binnengetrokken, waar generaal Julianus hun land in het huidige Brabant had toegewezen en had geëist dat ze zouden dienen in de legers. Toen het Romeinse staatsapparaat rond 410 dus wegviel – de onlangs gevonden munten uit het Limburgse Echt werpen enig licht op deze gebeurtenis – kwam de macht in handen van mannen met Frankische (over)grootouders. Als de nieuwe heersers christelijk zijn geweest, zal het geloof niet heel diep hebben gezeten.

Hun loyaliteit aan Rome, dat in het zuiden nog altijd de scepter zwaaide, zat daarentegen wel heel diep: toen Attila’s Hunnen in 451 Gallië binnenvielen, streden de Franken zij aan zij met andere Romeinse bondgenoten. De Frankische commandant was een zekere Merovech, die er blijkbaar in was geslaagd de Frankische leiders te verenigen. Zijn zoon Childerik, die resideerde in Doornik, had eveneens meer dan lokaal gezag, en dat geldt ook voor diens zoon, Clovis. Dit is een van de sleutelfiguren op het breukvlak van Oudheid en Middeleeuwen: toen het Romeinse staatsapparaat ook in het zuiden wegviel, veroverde hij zo rond 500 het gebied dat nog altijd Frankrijk heet. Om het gebied te kunnen besturen, had hij geletterde klerken nodig, en daarom werkte hij samen met de kerk.

Missionarissen

Nu brak de tijd aan van de christelijke missionarissen. Zo was er Lambertus, die de bewoners van het noorden van Limburg en in Noord-Brabant probeerde te winnen voor het christendom. Zijn tijdgenoot Amandus was actief in het Vlaamse kustgebied. Het ging hier om meer dan alleen zieltjes winnen: het ging tegelijk om het versterken van het Frankische gezag. Je kunt je voorstellen dat het voor de bewoners van het kustgebied, die van tijd tot tijd werden bezocht door piraten, aantrekkelijk was zich te bekeren, omdat er zo ook enige militaire bescherming kwam. Eventuele aarzelingen konden worden weggenomen door mooie diplomatieke geschenken, waarvan de in 2013 in Oegstgeest gevonden zilveren schaal misschien een voorbeeld is. Evengoed was er verzet: Amandus haalde een nat pak toen hij in Gent in de Schelde werd geworpen.

Om toch enige bescherming te hebben, nam Willibrordus, de bekendste missionaris in Nederland, in 690 zijn intrek in de ruïne van het Romeinse fort in Utrecht. Het bouwsel was hem geschonken door een van de voornaamste Frankische machtshebbers van die tijd, Pippijn van Herstal, die in 689 de plaatselijke bevolking had onderworpen. Hij schonk Willibrordus bovendien een tiende van het veroverde gebied, zodat hij zijn bezigheden kon bekostigen. Een andere schenking was de abdij van Echternach (niet ver van Luxemburg), veilig in het Frankische achterland.

Apostel der Friezen?

Willibrordus wordt meestal “apostel der Friezen” genoemd, maar dat is een wat misleidende naam. Het lijkt er namelijk op dat niemand zich in die tijd zo heeft genoemd.

Frankische auteurs deden graag een beetje deftig en hielden ervan oude Latijnse namen te gebruiken. Zo wordt Clovis, die toch echt een Frank was, door zijn biograaf Gregorius van Tours – een van de leukste auteurs uit deze tijd – aangeduid als “Sugambriër”, naar een stam die al een half millennium niet meer bestond. Van het aan Willibrordus gegeven Romeinse fort weten we zeker dat het destijds “Wiltaburg” werd genoemd, maar de Frankische klerken voerden het latinisme Traiectum weer in, waar ons “Utrecht” van is afgeleid. Evenzo noemden de Franken vanaf de zevende eeuw al het land benoorden de Rijn “Frisia”. Hoe de bewoners zichzelf noemden, is niet helemaal duidelijk, maar onze bronnen vermelden in het Rijnland groepen met namen als Warnen en Wilten, en voor het kustgebied de Saksen.

Willibrordus

De “apostel der Wilten” – om eens een geforceerd neologisme te gebruiken – was afkomstig van de Britse eilanden, en dat was geen toeval. Men sprak daar Saksisch, wat het eenvoudig maakte te spreken met de mensen in het Nederlandse kustgebied. Een Frankische missionaris zou daar meer moeite mee hebben gehad. Bovendien stond de Britse geestelijkheid in die tijd bekend om haar goede scholing.

Een boekenwurm was Willibrordus echter bepaald niet. Uit een brief die een paar jaar na zijn dood is geschreven, weten we dat hij plaatselijke tempels heeft verwoest. Een iets jongere biografie vermeldt de vernietiging van een heiligdom op Walcheren en de ontering van een aan de inheemse god Fosite gewijde bron. Dergelijk vandalisme bewijst dat de eerste bisschop van Utrecht de steun had van de machtige Frankische heersers.

Voor hen was de religieuze missie vermoedelijk minder belangrijk dan het wereldse succes: het Rijnland werd steeds meer geïntegreerd in het Frankische Rijk. Hierdoor werd de handel over steden als Dorestad vereenvoudigd en het is geen wilde speculatie dat die in deze tijd niet alleen opbloeide maar ook fiscaal werd afgetapt. Toen de Frankische leider Karel Martel in 719 ook de stammen uit noordelijke kustgebied had onderworpen, kon Willibrordus zijn activiteiten ook in die richting uitbreiden.

Invloed

Zijn optreden was niet het begin van de kerstening van de Lage Landen – er waren al wat christenen – maar de kerk werd wel door hem georganiseerd en het centrum van de Nederlandse bisschopshiërarchie is nog altijd Utrecht. Hiervandaan trokken weer nieuwe missionarissen eropuit, zoals Lebuïnus, die vanuit Deventer de Veluwe en Overijssel probeerde te winnen voor het christendom én de Frankische heerschappij, en Suïtbert, die nog wat verder trok. Ook Bonifatius moet hier worden genoemd, de man die een generatie na Willibrordus de nieuw-gekerstende gebieden reorganiseerde. Hij werd, zoals bekend, in Dokkum vermoord door mensen die heel goed wisten dat kerstening hetzelfde was als onderwerping aan de Frankische koningen.

Terug naar Willibrordus: hij overleed op 7 november in 739 in Echternach, waar zijn graf nog altijd is te zien. Zijn optreden vormt het derde venster van de “canon van de Nederlandse geschiedenis”.

Deel dit:

24 gedachtes over “Willibrordus

  1. Johan Hendriks

    Beste Jona, Mooi verhaal. Toch wordt ik gegrepen door deze passage: “Zo wordt Clovis, die toch echt een Frank was, door zijn biograaf Gregorius van Tours – een van de leukste auteurs uit deze tijd – aangeduid als “Sugambriër”, naar een stam die al een half millennium niet meer bestond.” Modern onderzoek naar de Franken, zowel in Nederland als in Duitsland, maakt volgens mij duidelijk dat de term Franken een relatief nieuwe term was. In de eerste en tweede eeuw worden Germanen van over de Rijn nog niet zo aangeduid. Pas in de vierde eeuw krijgt deze term een beetje lading en is dan te vergelijken met die van de Alamannen in het zuidwesten van Duitsland. In beide gevallen gaat het om conglomeraties van leden van stammen die naarmate de tijd vorderde hun eigen identiteit steeds meer verloren en opgingen in het containerbegrip Franken. Maar dat is een begrip dat niet door de ‘eigen’ mensen is bedacht maar door lieden die zich niet meer bewust zijn (of zelfs konden zijn) van de herkomst en de samenstelling van de Franken. Dat wil niet zeggen dat de Franken zelf dat begrip eveneens verloren hadden. We weten dankzij de onderzoeken van Nico Roymans c.s. dat een begrip als Texuandri, een aanduiding voor een nieuwe bevolkingsgroep uit de tweede helft van de eerste eeuw voor Christus in het door Maas, Demer en Schelde omgeven zanddplateau van zuid-Nederland en Noord-België, nog naamgevend was in de vierde eeuw als keizer Julianus enkele Frankische groepen toestaat zich te vestigen in Toxandrië, een gebied dat voorheen door Texuandri werd bewoond, maar waarvan de groep allang was opgegaan en geassimileerd in de Gallo-Romeinse bevolking. Namen kunnen dus lang blijven hangen. Het is niet uit te sluiten dat de Sugambriërs (of Sicambri) zichzelf nog wel herkenden in het grote stammenverband van de Franken, al was het slechts op basis van voorouderschap en niet meer omdat er een stam bestond die nog zo heette. Ik ben ervan overtuigd dat dit de reden kan zijn van bisschop Remigius van Reims deze term gebruikte bij de zalving van Hlodowic (zoals Clovis werkelijk geheten moet hebben). Ik denk niet dat Gregorius van Tours hier probeerde leuk uit de hoek te komen, maar dat het een flard is van een bijna verdwenen historie.

  2. henktjong

    Interessante reactie, Johan. Gregorius, wiens proza ik in tegenstelling tot Jona, bijna niet om door te komen vind, kan best dingen geweten hebben die wij niet kunnen bewijzen en ook inmiddels uit het oog zijn verloren. Daar moet je dus voorzichtig mee zijn. En Willibrord en Bonifatius als apostelen der Friezen benoemen terwijl ze er toch erg weinig bereikt hebben, heb ik altijd bijzonder aanmatigend gevonden.

  3. mnb0

    “Hij werd in Dokkum vermoord …”
    Zou het? Laten we het eens van de andere kant bekijken. Bonifatius had de gewoonte heiligdommen te vernielen.

    http://lh3.ggpht.com/VBsGl0_hQxV06ubU2zOQhrgJ-F6HtTZ2gNG9EI5WWSTFPUEbt7CVg9iykAGKawgOVz-UlZ24ZvUcxu24ke1Co6vMv80=s500-c

    Zulks wordt ook in de 21e eeuw niet gewaardeerd.
    Maar ja, nogal wat christenen zijn dol op hun martelaren en dan klinkt “vermoord” veel beter, ook al is er vanuit een neutraal standpunt eerder sprake van een terechtstelling.

  4. “Van het aan Willibrordus gegeven Romeinse fort weten we zeker dat het destijds “Wiltaburg” werd genoemd”.
    En hoe weten we dat? Bede voer over de Rijn en vermeldde deze naam, maar zonder verdere aanknopingspunten. Ook andere bronnen (Liudger) brengen geen duidelijkheid. Tussen Houten en Bunnik lag ook een goed met die naam, dus de geografische oorsprong van de Wiltenburg is allerminst zeker als zijnde ‘Utrecht’.

    1. Lolke

      Trecht is een uit de Friese taal afkomstig woord dat Voorde betekent. Doorwaadbare plaats dus. Vergelijk het tegenwoordige friese woord Troch en het engelse woord Through dat allebei Door betekenen. Het Latijnse equivalent is Vadum. Traiectum komt van het Latijns voltooid deelwoord transiectum van trans+iacere: iets ergens doorheen gooien, dus letterlijk een doorworp. De vraag is voor mij wat de oudste naam is voor die plek die tegenwoordig Utrecht heet. Maakte de bevolking al gebruik van de plek in de rivier waar je het makkelijkst kon oversteken en hadden ze daar al een naam voor? Misschien wel. Dan zou het me niet verbazen als de naam toen al leek op Utrecht en dat de Romeinen er een naam op plakten die voor henzelf beter te begrijpen was en ook nog klank-technisch overeenkwam. Voor mij mag iemand met meer verstand van zaken uitleggen waarom het absoluut zeker is dat Utrecht van Traiectum afstamt…..En niet andersom.

  5. Johan Hendriks

    Kleine aanvulling nog, vóórdat iemand gaat schrijven dat Hlodowic/Clovis géén Sugambriërs geweest kan zijn omdat hij deel uitgemaakt zou hebben van de zogenaamde Salische Franken. Die toewijzing slaat nergens op. De term Salische Franken komt slechts één keer voor in de historische bronnen en dat al in de vierde eeuw. Er is geen enkele aanwijzing dat het Salische Franken zijn geweest die naar het zuiden trokken, de mythische Meroveus hebben voorgebracht, waaruit dan vervolgens Hilde-Ric (Childeric) van Doornik en Hlodowic/Clovis voortgesproten zouden zijn.

    1. Over het voortbrengen van die mythische Merovech weet ik niets, maar zijn de Salische Franken niet een regionale groep (net als de Ripuarische Franken in de Rijnvallei), die later vallen onder de Lex Salica (net als die anderen onder de Lex Ripuaria)? Natuurlijk is die term pas van later (7de eeuw), maar aangezien het wel dezelfde groep omvat als de Salii die door Julianus in ongeveer dezelfde landstreken worden gesettled zie ik het probleem niet zo.

      Dus of Merovech van díe Salii afstamt maakt niet echt uit, want alle Franken in die regio werden later (inclusief de niet-Franken) onder die naam samengevat. En wat Sugambriërs betreft, het was een Romeins gebruik om reeds lang vervlogen namen te gebruiken voor contemporaine groepen. Een laat-Romeins regiment werd ‘Sabini’ genoemd, of ‘Latini’. En uit middeleeuwse bronnen weten we dat men in Constantinopel de Franken als ‘Kelten’ aanduidde. Niets vreemds dus. Sugambriër was denk ik gewoon een aanduiding van een streek van herkomst, geen etnische afkomst.

  6. Dick Houwaart

    Vanmorgen OVT beluisterd. Fik Meijer aan het woordmover ziojn boek Jezus. Wat vindt er van? Vraag: hij vertaalde ook de vier boeken van Flavius Josephes. Zijn die wel betrouwbaar, want Meijer gebruikt voor zijn boek over J. die ene passage in het boek van Flavius. Wat dan te denken van die vertaling? PS Ik kocht die vier boeken jaren geleden bij de Slegte voor een prikje.

  7. Dirk

    Volgens een plaatselijke legende heeft St.-Willibrord in 720 in Mortsel een oud altaar, aan Jupiter gewijd, omvergeworpen en een kapel opgericht: vandaag heet de plek “Oude God”. Ik heb dit verhaal vroeger ook horen vertellen over een heilige eik in het Berchembos, maardat vind ik nergens terug. Op enkele kilometer van Mortsel, bijna achter de hoek waar ik woon, staat één van de twee St.-Willibrorduskerken die Antwerpen rijk is, met een standbeeld van de heilige ervoor. Vlakbij zou vroeger een Willibrordusputje geweest zijn. De kerk zou door St-Willibrord gesticht zijn ter ere van St-Bartholomeus, maar gezien de chronologische problemen bij dat verhaal, is dat ook als legendarisch te beschouwen.

    1. henktjong

      “Volgens een plaatselijke legende”, “Ik heb dit verhaal vroeger ook horen vertellen over een heilige eik “, “Vlakbij zou vroeger een Willibrordusputje geweest zijn”, “De kerk zou door St-Willibrord gesticht zijn”…. Daar heeft een historicus dus mee te maken: vage overleveringen over zaken die misschien wel, misschien niet hebben plaatsgevonden. Het is dikwijls de basis van vele inmiddels voor waar aangenomen vertellingen. Ga er maar aan staan…

      1. Dirk

        Dat onderzoeken lijkt me nu net leuk. Bovendien denk ik dat de meeste mensen het onderscheid wel kunnen maken tussen dit soort legenden en de feiten. Ze hebben zeker hun bestaansrecht: we weten in Antwerpen wel dat er geen Brabo geweest is die de reus Antigoon doodde, en dat “Handwerpen” er niets mee te maken heeft, maar we hebben Brabo wel een standbeeld gegeven op de Grote Markt (en nog een paar andere her en der) en een Antwerpenaar die de stichtingssage niet kent en doorvertelt aan zijn kinderen, verdient het om achter Antigoons hand in de Schelde geworpen te worden.

        1. henktjong

          Ik zal wel een afwijking hebben (of ik ben gewoon historicus, dan kan ook…) maar ik heb nooit gesnapt waarom mensen wel geloven in sprookjes die over hun woonplaats, regio of familie de ronde doen, maar moeite hebben om de inmiddels bekende geschiedenis daarvan te integreren in hun bestaan. Men zegt wel: de mensheid wil belazerd worden, maar het lijkt er meer op dat men zichzelf maar wat graag eveneens belazert.

          1. Dirk

            Ik denk niet, in het geval van Brabo, dat mensen die sprookjes geloven. Ze houden er gewoon van om ze te vertellen. Bovendien hebben ze ook historische waarde: ze vertellen ons wat mensen op een bepaald ogenblik belangrijk vonden. De stichtingssage van Antwerpen bijvoorbeeld gaat over vrij verkeer op de Schelde. Ik zou als historicus maar wat blij zijn met een schat aan lokale legenden. Ze bieden een inzicht in de denkwereld van mensen uit vroeger tijden en soms zit er onder al die fantasie nog ergens een historische gebeurtenis verborgen.

            De legenden over Willibrordus zijn trouwens op sterven na dood. In tegenstelling tot de sage van Brabo worden ze nauwelijks nog doorverteld (je vindt ze nog slechts op papier). Terwijl slechts 2 kerken en een onopvallend standbeeld aan Willibrordus herinneren, leven Brabo en Antigoon verder in het Steen, verschillende opmerkelijke standbeelden, plaatselijke bedrijven, sportclubs en radiostations, havenkranen en sleepboten, strips, spotprenten, koekjes, bieren…

            1. henktjong

              Dergelijke ‘legenden’ (ik noem het liever sagen) dateren meestal uit de periode dat de zogenaamde historieschrijvers stadsgeschiedenissen gingen opschrijven (16e-17e eeuw). Hun bronnenmateriaal was meestal beperkt, werd soms verkeerd begrepen en er werd gemakkelijk en kritiekloos teruggegrepen op verhalen die misschien al de nodige eeuwen de ronde deden. Niks mis mee. Historici kunnen daar best omheen lezen en hun voordeel doen met bijv. de inmiddels verdwenen bronnen die deze mensen nog wel hebben gezien en overgeschreven. We zijn ze dankbaar. De leek heeft daar meer moeite mee en houdt wel van een spannend of romantisch verhaal en dat leidt weer tot een vage grens tussen echt en onecht. Tot voor kort werden in moderne stadsgeschiedenissen deze sagen nog behandeld, wat dikwijls nog tot de nodige verwarringen heeft geleid (De laatste geschiedenis van Dordrecht uit 1996 noem ik hier als voorbeeld). Dat deze sagen tot de cultuur van zulke steden is geen behoren is dan ook geen wonder. Zelfs al geloof je er niet in, het blijft een kleurrijk stukje folklore, waar je als horeca-uitbater, sportclub, winkelier of stedelijk museum wat mee kunt, o.a. toeristen aantrekken. Ik heb daar ook geen moeite mee. Waar ik wel moeite mee heb is als dergelijke folklore het ‘echte’ verleden (voor zover we dat kennen) gaat vervuilen en dingen door elkaar gaan lopen. Dirk constateert een teruglopen van de invloed van deze verhalen, daar ben ik niet rouwig om. Je kunt ze altijd nog bijzetten in een folkloremuseum. Ik pleit voor een meer volwassen houding ten opzichte van het verleden. Weg met nostalgie, nationalistisch gemanipuleer en chauvinisme: op naar een heldere en ruimere blik op het leven van onze voorouders.

              1. Dirk

                Als het aan mij ligt, zullen deze verhalen niet enkel in het museum terug te vinden zijn. Mijn kinderen krijgen ze te horen, mijn leerlingen regelmatig ook. Volksverhalen (mits ze als dusdanig herkend worden en niet in de weg lopen van geschiedenis – tot daar ben ik het met je eens) hebben bestaansrecht als cultuuruiting. Sommige overleven, andere worden vergeten. Brabo blijft relevant, gezien het blijvende belang van een vrije Schelde, Willibrordus is het slachtoffer van ontkerkelijking. Als deze verhalen opduiken in stadsgeschiedenissen als feiten, dan is dat vooral te wijten aan slechte historici (of wie die boeken ook geschreven heeft) die hun bronnen niet kunnen interpreteren.

    2. Otto Cox

      Of het historisch te bewijzen is, is de vraag, maar ik heb nu in elk geval een mogelijke verklaring voor één van de meest fraaie en raadseklachtige stationsnamen in de Benelux.

  8. Joep Rozemeyer

    Jona, jammer dat je geen gelegenheid hebt gehad om mijn boek over Trajectum te lezen. Dat maak ik tenminste op uit je log van 7 november. Veel facetten van de nu gekende geschiedschrijving van Willibrord kunnen gerelativeerd worden. Zoals het bisdom Tungris van Servatius dat niet in Tongeren lag, en het feit dat Servaas nooit in Maastricht is geweest (volgens Gregorius van Tours). “Servatius is een pure creatie van Monulfus” (R.de la Haye: Bisdom langs de Maas, Maastricht 2009, p.27).

    De stelling dat Willibrord zijn missie onder de Friezen in Utrecht begon lijkt moeilijk te verdedigen. Hij begon zijn arbeid in Trajectum, het vroegere Wiltaburg. De Friezen zaten aan de kust. Een keur aan historici: A. Weiler, R. Post, H. Halbertsma, P. van Moorsel, K. Peeters, F. Mertens, P. Boeren, F. Prims , Ch. van Gerwen, W. Lampen, memoreren het verblijf van Willibrord in Antwerpen.

Reacties zijn gesloten.