Caesar, de Tencteri en Usipetes

Caesar (Archeologisch Museum, Palermo)

Het zal de trouwe lezers van deze kleine blog en de Livius Nieuwsbrief inmiddels bekend zijn: oudheidkundig nieuws is doorgaans problematisch. Het Evangelie van de Vrouw van Jezus? Toen bleek dat het een vervalsing was, dienden de persberichten niet om te informeren maar om het straatje schoon te vegen. Dat verhaal over de medische conditie van Julius Caesar? Onzin. De Sapfo-fragmenten? We vernamen daarna de ene ongeloofwaardige provenance na de andere. Dat congres over de Ster van Betlehem? Lees maar wat Govert Schilling ervan zegt. De limes? U hoort nooit waarom ons traditionele geschiedbeeld zo nodig op de schop moest. Dat oeroude Marcusfragment? Niets meer van gehoord. Amfipolis? Openlijk betiteld als fiasco. De Green Collection? Inmiddels onderzocht door de FBI. Het nieuwe boek van Fik Meijer? Veel geschreeuw en weinig wol. Dat graf in Pylos? Onzinnige hype. De verborgen kamers van het graf van Toetanchamon? Die wekken vooral de indruk dat het gaat om geld voor toerisme, al is er inderdaad iets aan de hand waarvan we allemaal het mooiste hopen.

Ik noem maar wat recente dingen. De archeologie van Israël heb ik maar buiten beschouwing gelaten nu zelfs de EO in de smiezen heeft dat men daar zó vaak overdrijft dat het maar beter is er geen aandacht aan te besteden. Dat onderzoekers willens en wetens hun inzichten ondergeschikt maken aan de politieke correctheid, laat ik ook maar buiten beschouwing. Nieuws over de Oudheid is vrijwel altijd onzin. Niet omdat journalisten schrijven voor het grote publiek en niet voor mensen die er al wat van weten: in alle genoemde voorbeelden is het de wetenschap zélf die misleidende persberichten de wereld in stuurde.

Daarom is het zo fijn dat ik nu eens kan schrijven over een onderwerp waar gewoon wél alles aan klopt.

In 55 v.Chr. werd Julius Caesar, die net Gallië had onderworpen, geconfronteerd met twee stammen uit het Overrijnse, de Usipetes en de Tencteri, die een inval hadden gedaan in de meest noordelijke gebieden. Ze hadden het land van de Menapiërs (zeg maar Zeeland) bezet, hadden daar al het voedsel opgemaakt en voerden raids uit naar de Maasvallei.

De diplomatie faalde. Caesar zag een kans zich ten overstaan van de Gallische stamhoofden, wier loyaliteit nog niet vanzelf sprak, te profileren als degene die hen zou beschermen. Hij had belang bij een conflict. De Usipetes en Tencteri daarentegen wilden het vermijden en stuurden onderhandelaars die hem beloofden dat ze in ruil voor land loyale bondgenoten zouden zijn. Caesar antwoordde dat hij hun steun niet nodig had en rukte op langs de Maas.

Nieuwe gezanten van de Usipetes en Tencteri hoopten geweld te voorkómen. Helaas: tijdens de wapenstilstand die gedurende de onderhandelingen in acht werd genomen, kwam Caesar ter ore dat de cavalerie van de Usipetes en Tencteri graan aan het verzamelen was en dat slechts 800 jonge krijgers het kamp beschermden.

Naar eigen zeggen stuurde Caesar 5000 ruiters die kant op, vrijwel zeker Gallische bondgenoten die hij eerder had gerekruteerd. Die moesten, zo beweerde de Romeinse generaal later, de vijand niet uitdagen tot vechten en hoefden, als ze zelf werden uitgedaagd, alleen maar stand te houden tot Caesar met de hoofdmacht ter plekke was. Het gevecht kwam er natuurlijk toch en we hoeven, gegeven de getalsverhoudingen, het hoofd niet te breken over de vraag hoe dat zo kwam: de Romeinen hebben hun tegenstanders geprovoceerd.

Het treffen bood Caesar een voorwendsel niet meer te onderhandelen. Toen de volgende dag toch gezanten kwamen om over vrede te praten, arresteerde hij ze. Wat daarna gebeurde, leest u hier in de vertaling die de Nijmeegse classicus Vincent Hunink maakte van Caesars Gallische Oorlog.

Caesar was blij dat hij ze in handen kreeg en gaf bevel ze vast te zetten. Zelf voerde hij alle troepen het kamp uit. … Met het leger opgesteld in drievoudige slagorde legde hij snel een tocht van acht mijl af, en hij kwam al bij het vijandelijk kamp aan voordat de Germanen door konden hebben wat er gebeurde. Door dit alles raakten ze plotseling in paniek: wij waren snel ter plaatse, hun stamhoofden waren weg en er was geen tijd om te vergaderen of wapens te pakken. Er ontstond grote verwarring: moesten ze nu de troepen tegen de vijand laten oprukken, of het kamp verdedigen, of hun heil zoeken in de vlucht – wat was het beste? Hun angst was duidelijk te merken aan het geschreeuw en gedrang.

Op dat moment drongen onze soldaten … het kamp binnen. Wie daar snel wapens had kunnen pakken bood korte tijd verzet tegen onze mensen en leverde slag tussen de vrachtkarren en de zware bagage. Maar de rest, de massa van kinderen en vrouwen (want ze waren met heel hun volk van huis weggetrokken en de Rijn overgegaan) begon alle kanten op te vluchten. Caesar stuurde er de cavalerie achteraan.

De Germanen hoorden het geschreeuw achter hun rug. Toen ze zagen dat hun mensen afgemaakt werden, gooiden ze hun wapens neer, lieten hun veldtekens achter en stormden halsoverkop het kamp uit. Eenmaal beland op het punt waar Maas en Rijn samenkomen, beseften ze dat verder vluchten hopeloos was. Een groot aantal van hun mensen was al afgemaakt en de rest stortte zich in de rivier. De angst, de vermoeidheid en de sterke stroming werden hun daar fataal en ze kwamen om. Onze mensen waren tot op de laatste man toe gespaard gebleven, met slechts een heel klein aantal gewonden. Bevrijd van de angst voor zo’n enorme oorlog (de vijand had 430.000 man geteld), trokken ze zich terug in hun kamp.

Het meest cynische moest nog komen. Caesar had in zijn kamp immers de onderhandelaars van de Usipetes en Tencteri, die hij eerder die dag had gearresteerd.

Ze waren beducht voor straf en foltering door de Galliërs, van wie ze de akkers verwoest hadden, en zeiden dat ze bij hem wilden blijven. Caesar schonk hun de vrijheid.

Met andere woorden: hij leverde de onderhandelaren uit aan hun vijanden.

En nu het nieuws dat zo geweldig is: dit slagveld is geïdentificeerd.

[Wordt vervolgd]

Deel dit:

4 gedachtes over “Caesar, de Tencteri en Usipetes

  1. Ha, ik hoopte al dat je hier op zou schrijven.
    Geen commentaar op het hopeloos overdreven getal van 430.000 stamleden? Ik ga voor 1% van dat aantal.
    Waren dit nu Germanen (volgens de ‘Caesar-methode’ gedetermineerd) of Kelten? of kunnen we dat helemaal niet meer vaststellen?

    1. Je kunt het zo noemen maar dat was het niet.
      Ten eerste werden er geen volken uitgemoord (het woord slachting is er beter voor), en later duiken de stammen elders (weer) op.
      Ten tweede kunnen we ernstige twijfels zetten bij de waarheid van het verhaal. De aantallen zijn waarschijnlijk veel lager, en velen zullen niet gedood zijn maar als slaaf verkocht (al zal dat voor hun lot weinig beter zijn geweest dan de dood).
      Ten derde, we kunnen dit nu wel van en afstand van 2000 jaar neerbuigend aanzien met een ’tjonge jonge wat een rotzakken die Romeinen’, maar wat kwamen die stammen hier doen? Plunderen en andere stammen onderdrukken – ze hadden de pech dat Caesar in de buurt was, met een agenda.
      Maar vergeet niet dat onze mooie maatschappij is gebouwd op 1900 jaar van nagenoeg dezelfde praktijken, alleen wat verder van huis.

  2. “Ze hadden het land van de Menapiërs (zeg maar Zeeland) bezet, hadden daar al het voedsel opgemaakt en voerden raids uit naar de Maasvallei.”
    Volgens Caesar:
    “Maar de rest, de massa van kinderen en vrouwen (want ze waren met heel hun volk van huis weggetrokken en de Rijn overgegaan)”
    Een vreemde route van beide stammen om via Zeeland met familie, huis en have terug stroomopwaarts tot Kessel te trekken om daar en masse te worden afgeslacht door Caesar. Ik hecht dan ook niet veel waarde aan de interpretatie dat het gebied van de voor-Germaanse Menapiers, waarvan de twee stammen het land waren binnengevallen, beperkt was tot Zeeland. Aan Menapiers verwante stammen zullen langs de Rijn tot veel verder stroomopwaarts hebben gewoond, waar Chamaven en Ubiers tot aan Bonn een soortgelijke, aan godin Nehalennia gelieerde religie hadden. De inval van de Usipetes en Tencteri lijkt daarom ook meer op een vroege, waarschijnlijk niet geheel abortieve fase in de voortschrijdende germanisatie van het rivierengebied.

Reacties zijn gesloten.