Caesar in Noord-Gallië (3)

Caesar (Vaticaanse Musea, Rome)

[Dit is het derde uit een korte reeks stukjes waarin de Vlaamse archeoloog Guido Cuyt en ik de recente identificatie van Caesars slagveld bij Kessel proberen te plaatsen in de wijdere context van het onderzoek. In het eerste deel behandelden we dat de archeologische vondsten het verslag in Caesars Gallische Oorlog niet bevestigden, in het tweede zochten we naar het slagveld aan de Sabis en naar het heuvelfort van de Aduatuci.]

Atuatuca (54-53 v.Chr.)

Caesar keerde in 55 terug naar Noord-Gallië om te strijden tegen de Usipetes en Tencteri. Deze gebeurtenis heb ik hier en daar voldoende behandeld en zal ik nu laten rusten. Na deze campagne stak Caesar voor het eerst de Rijn en Het Kanaal over, en dat laatste deed hij in 54 opnieuw. Toen hij terugkeerde, legerde hij zijn legioenen in Noord-Gallië. Eén eenheid, gecommandeerd door Quintus Tullius Cicero (inderdaad, broer van), verbleef bij de Nerviërs; een tweede lag in het grensgebied van de Remers en de Treveri, gecommandeerd door Titus Labienus. Bij de Eburonen lag onder andere het Veertiende Legioen, gecommandeerd door Sabinus en Cotta. Dit versterkte kamp – Caesar noemt het een castellum en geen oppidum, wat duidt op door mensen gemaakte muren – heette Atuatuca, wat verdacht veel lijkt op de naam van de in 57 verslagen stam maar toch iets anders is. Caesar zelf was niet in Noord-Gallië, maar wilde overwinteren in het zuiden.

In de winter wist de koning van de Eburonen, Ambiorix, de Romeinen te verleiden Atuatuca te verlaten, maar ze liepen in de val: in een dal werden ze door de Eburonen aangevallen en vernietigd. Daarop begonnen de Eburonen de blokkade van het kamp van Cicero, maar Caesar arriveerde net op tijd om de legionairs te ontzetten. Er waren ook gevechten bij het kamp van Labienus, maar hier slaagden de Romeinen erin hun aanvallers te verslaan. In het voorjaar van 53 nam Caesar wraak: Atuatuca gebruikend als basis, roeide hij de Eburonen uit.

Het is lastig te bepalen waar deze gevechten plaatsvonden. Zelfs het land van de Eburonen kan niet precies op de kaart worden aangewezen: ze gingen ten onder voordat Romeinse geografen hun land konden intekenen. Gelukkig hebben we Eburoonse munten, die vooral zijn gevonden in de omgeving van het huidige Tongeren, dat in de eeuwen ná Christus Atuatuca heette. Dat suggereert dat het moderne stadje de plaats is waar het Veertiende ten onder ging, en op het centrale plein staat daarom een stoer standbeeld van Ambiorix, maar helaas zijn er geen Romeinse vondsten van vóór 10 v.Chr.

Een aarden wal bij Kanne-Caestert

Toch kan de plaats van de Romeinse nederlaag niet ver van Tongeren zijn geweest, en Kanne-Caestert is dan een geloofwaardige kandidaat. Het ligt op de Sint-Pietersberg, aan de Belgische zijde van de grens met Nederland. De naam is suggestief: Caestert is afgeleid van het Latijnse castra, “kasteel”. Toen de plaats in de vroege jaren zeventig werd onderzocht, werd een nederzetting uit de Late IJzertijd ontdekt, versterkt met door mensenhanden opgerichte wallen. De opgraver beweerde de resten van Romeinse soldaten te hebben gevonden, maar overleed voor hij deze kon publiceren en het is niet bekend waar de vondsten zich nu bevinden. Daarom is lang geloofd dat ze er domweg nooit zijn geweest, temeer omdat dendrochronologisch onderzoek uitwees dat Kanne-Caestert in 31/30 v.Chr. werd versterkt. Dat was te laat en dus werd geconcludeerd dat dit niet het castellum kon zijn waarvandaan Sabinus en Cotta hun ondergang tegemoet marcheerden.

Maar het kan verkeren. Toen de plaats in 2008 opnieuw werd onderzocht, werden er stukken hout opgestuurd naar het lab. Koolstofdateringen suggereerden dat het fort was gebouwd tussen 200 en 40 v.Chr., en bij nader inzien bleek het dendrochronologisch onderzochte stuk hout afkomstig te zijn uit een latere reparatie. Anders gezegd, dit heuvelfort was in gebruik in de dagen van Caesar.

Er zijn verschillende dalen waar de Eburonen de Romeinen kunnen hebben verslagen. Eén van die dalen, dat van het riviertje de Jeker, past precies bij Caesars beschrijving van de plaats waar het Veertiende Legioen in de val werd gelokt. Toevallig is hier een Romeinse helm gevonden. Dat vormt geen doorslaggevend bewijs maar mag niet onvermeld blijven. (De resten van de Romeinse soldaten die door de oorspronkelijke opgraver zijn gevonden, zijn nog altijd zoek.)

[Wordt vervolgd]

Deel dit: