Caesar in Noord-Gallië: belang

Caesar (Altes Museum, Berlijn)

Ik heb nu in twee stukken (1, 2) iets verteld over Roymans’ ontdekking van een deel van de kill zone tussen twee rivieren waar Caesar de Usipeten en Tencteren doodde, en vier stukken (1, 2, 3, 4) over soortgelijke ontdekkingen uit de laatste vijftien jaar. Is dit alles nu heel erg belangrijk?

Op zichzelf niet. Kennis over het verre verleden is altijd minder belangrijk dan kennis van het recentere verleden. Oudheidkundigen hebben wel eens geprobeerd hun vak extra belang te geven door erop te wijzen dat twee millennia geleden de grondslagen van onze cultuur zouden zijn gelegd, maar dat is geproblematiseerd door de sociale wetenschappen. Een andere claim voor het belang van de oudheidkunde, dat we het heden beter zouden begrijpen door het te vergelijken met de Oudheid, miskent dat we alleen maar dingen kunnen herkennen die we al kennen uit onze eigen wereld.

Het is ook niet erg dat het verre verleden zo weinig relevantie heeft. Als je mag genieten van een concert of een boswandeling, mag je ook genieten van geschiedenis of – in het geval van Caesars propaganda – een geweldig knap, manipulatief stuk proza. Caesars Gallische Oorlog is wereldliteratuur, punt.

We kunnen dus gewoon toegeven dat de ontdekkingen van de laatste jaren niet heel belangrijk zijn. Als puzzel was het echter wel leuk te zoeken hoe de situatie van asymmetrisch bewijs – de informatie uit de Gallische Oorlog kwam niet overeen met de archeologische informatie – kon worden beëindigd. Het idee van Hugo Thoen, dat een aanzienlijk deel van Caesars oorlogsverslag fictie was, mag dan zijn weerlegd, het was een alleszins respectabele hypothese. Als archeologen te lang niet vinden wat de bronnen melden, moeten we concluderen dat de bronnen niet letterlijk mogen worden genomen.

Oudheidkundigen worden dagelijks geconfronteerd met deze spanning tussen teksten en vondsten. Er zijn labels om de posities aan te duiden: “maximalisten” geloven in principe in de betrouwbaarheid van een tekst, tenzij er archeologische aanwijzingen zijn voor het tegendeel, “minimalisten” gaan ervan uit dat je geschreven teksten moet beschouwen als fictie, tenzij je archeologische aanwijzingen hebt die het bevestigen. Soms lijkt minimalisme verstandig, soms maximalisme.

Dat was bijvoorbeeld het geval voor Caesars veldtochten in noordelijk Gallië. De opgravingen in het Franse Bourges, Gergovia en Alesia bevestigden immers dat die belegeringen historische feiten waren. Dáár had Caesar, op zijn geheel eigen wijze, de waarheid gesproken, dus dat zou in België, Duitsland en Engeland ook wel zo zijn. Het ontbreken van bevestiging begon echter verontrustend te worden, zodat Thoens minimalisme gerechtvaardigd was.

De wetenschappelijke betekenis van de ontdekkingen van de laatste jaren is dat we deze twee onderzoeksstrategieën kunnen ijken. Is maximalisme of minimalisme verstandiger? Anders gezegd: wat is de relatie tussen de diverse oudheidkundige disciplines?

Momenteel is de keuze tussen deze strategieën wat subjectief, gebaseerd op algemene indrukken van deze of gene tekst. Die subjectiviteit kan worden teruggedrongen. Ik vrees echter dat de universiteit in haar huidige gedaante niet in staat is dit soort discipline-overschrijdende vragen te bestuderen. Het zou daarom onverwacht mooi zijn als de onverwachte vondsten in Kessel een vervolg kregen in de vorm van een onverwachte evaluatie van maximalisme en minimalisme.

***

Ik heb bij de eerste vier delen van dit stuk gebruik gemaakt van twee artikelen van Guido Cuyt, erelid van de Vlaamse Archeologische Raad en erevoorzitter van de Antwerpse Vereniging voor Romeinse Archeologie (A.V.R.A.): enerzijds “Geef aan Caesar wat Caesar toekomt…”, verschenen in het AVRA-bulletin 7 (2006), en anderzijds “Caesar versus archeologie. Het kleine bewijs…”, in: Hermes. Tijdschrift van de Vlaamse Vereniging Leraren Geschiedenis 18/56 (2014) 71-91.

Deel dit:

10 gedachtes over “Caesar in Noord-Gallië: belang

  1. Johan Thibaut

    Is het belang ook niet gelegen van het weten wat er zich nu in onze streken, waar we wonen en leven, effectief gebeurd is? Plus de romantiek van te kunnen zijn op die plaats waar zich heeft afgespeeld wat in een beroemd en invloedrijk boek is neergeschreven.

      1. mnb0

        Concreet nut hebben kennis over de Oerknal en het higgs-boson ook niet. Dit doet me denken aan een korte discussie die ik had met een Nederlandse dame, die iets nuttigs kwam doen bij ons op school. Ze vertelde dat ze geen enkele belangstelling had voor natuurkunde (mijn vak dus). Ik wees een beetje om me heen en gaf een paar voorbeelden van natuurkunde. Ze haalde haar schouders op en vond het allemaal best, zolang het maar werkte. Toen stond ik met mijn mond vol tanden.
        Concreet nut is een waardeloos criterium.

  2. Manfred

    “dat twee millennia geleden de grondslagen van onze cultuur zouden zijn gelegd, maar dat is geproblematiseerd door de sociale wetenschappen”
    Heb je hierover een leeslinkje voor me, misschien iets op deze site of Livius?

    “verleden zo weinig relevantie heeft. Als je mag genieten van een concert of een boswandeling, mag je ook genieten van geschiedenis”
    Je hebt geen idee wat er gebeurt in een pianoconcert van Mozart als je niets weet van de feodale verhoudingen van die tijd die gespiegeld worden in de orkestratie.
    En hoe weet je dat je een boswandeling maakt als je het verschil niet weet tussen een boom en een struik, de seizoenen niet uit elkaar kunt houden en niet weet wat die rat met die dikke staart is die de boom inloopt? Enige kennis van het voorafgaande is nodig om als mens ergens van te kunnen genieten. Mooi/niet mooi en lekker/niet lekker is daarvoor niet voldoende. Anders ben je niet meer dan een beest die voorgeprogrammeerd moet kiezen tussen veilig/onveilig, eetbaar/oneetbaar, neukbaar/wegrennen.

      1. Manfred

        Wel. Als je in een restaurant het verschil niet begrijpt tussen het bestek en het voedsel dan eet je je vork op en kom je aan genieten niet toe. Iemand die helemáal niets van klassieke muziek weet heeft geen idee wat dat orkest aan het doen is en zal de muziek niet willen beluisteren. Zonder begrip kom je niet verder dan het bevredigen van je basisbehoeften, als een dier.

  3. Vooral dit laatste deel bevalt me omdat het in feite schetst hoe we verder moeten en dat het mogelijk is de wetenschap zélf te verbeteren. Daar lees je anders nooit over.

  4. Ton Spamer

    Als leraar geschiedenis in het voortgezet onderwijs heb ik mijn collega’s ooit verbijsterd met de mededeling dat ik het veel interessanter vond om te weten wanneer Karel de Dikke was gestorven dan de theorieën van Marx te onderwijzen. Let wel, Ik vond het niet belangrijker, maar wel interessanter. Een daar ligt voor mensen als ik het belang van de archeologische vondsten. Het is interessant om te weten en ik ga er kijken als er iets te zien valt. Op een van mijn lezingen gebruik ik dat weer en de toehoorders vinden het op hun beurt weer interessant. Waarom eigenlijk? Tja, wie zal dat zeggen. Weetlust wellicht ofwel intellectuele eetlust.

  5. mnb0

    De behoefte aan een verhaal vanaf het begin tot het hier en nu schijnt erg menselijk te zijn. Wetenschap levert ook een dergelijk verhaal. Dat begint met de Oerknal (of misschien nog eerder, wie weet), gaat via expansie van ons Universum, vorming van sterrenstelsels, ons Zonnestelsel en de Aarde, abiogenesis, evolutie, prehistorie, oudheid, middeleeuwen, moderne tijd tot MNb achter zijn computer die dit stukje tikt.
    Oudheidkunde is een essentieel onderdeel van dat verhaal (ik vind Karel de Dikke dan ook net zo interessant als Karel Marks). Julius Caesar mag nooit in de noordelijke Nederlanden zijn geweest en de toenmalige bewoners mogen mijn voorouders niet zijn, hij is onderdeel van dat verhaal.
    Dus kom me niet vertellen dat je stukjes en die vondsten weinig relevant zijn.

Reacties zijn gesloten.