Caesar in Kessel: terugblik (4)

De Waal (bij Druten, dus een eindje stroomopwaarts)

Ik ben de laatste dagen erg bezig met het derde nummer van uw favoriete oudheidkundige tijdschrift, waardoor deze kleine blog, die ik toch vooral schrijf als een plezierig extraatje naast mijn eigenlijke werk, er wat bij inschoot. Vandaag herneem ik echter de terugblik op de claim van Nico Roymans dat Julius Caesar bij Kessel een groep Usipeten en Tencteri had afgeslacht. Zoals ik al opmerkte, is het jammer dat het nieuws zo amateuristisch naar buiten kwam (De Wereld Draait Door ging ermee aan de haal), waarna het aan hyperbolen niet meer heeft ontbroken. De Volkskrant noemde het vorige week zelfs “de grootste Nederlandse oudheidkundige ontdekking ooit”, wat zó onwaar is dat ik het zelfs niet ga uitleggen.

Je kunt ook zonder oudheidkundige standaardoverdrijving kijken naar de vondsten in Kessel en mij viel op dat de discussies die ik zo links en rechts heb beluisterd, drie terugkerende kenmerken hadden. De eerste: er wordt over gesproken alsof het een archeologisch vraagstuk is. De tweede: er wordt over gesproken alsof het een gesloten vraag is. De derde: er wordt over gesproken alsof alleen de feiten – de vondsten in Kessel dus – relevant zijn. Dat is allemaal niet onjuist maar er zijn wat bomen over op te zetten en ik denk dat we moeten beginnen met de simpele vraag wat de vraag nu eigenlijk is.

Je kunt haar als volgt formuleren: “Heeft Julius Caesar ter hoogte van Kessel een grote groep Usipeten en Tencteri gedood?” Als je de vraag op deze wijze stelt, is ze even onzinnig als de vraag of het botmateriaal dat momenteel in Bulgarije wordt onderzocht, werkelijk dat is van Johannes de Doper. Zelfs al zou je met een koolstofdatering vaststellen dat het gebeente uit het begin van onze jaartelling komt, dan nog ontbreekt een methode om te bepalen dat het behoort aan precies dit ene individu. Evenzo hebben we, al zouden we kunnen vaststellen dat het materiaal in Kessel afkomstig is van een veldslag rond het midden van de eerste eeuw v.Chr., nog geen enkel bewijs dat het gaat om veldslag waarbij Caesar aanwezig is geweest.

Mutatis mutandis geldt hetzelfde voor een Usipeet of een Tencteer. We hebben geen idee hoe die specifieke groepen mensen herkenbaar zijn in het bodemarchief. We hebben te maken met een vraag die in feite niet valt te beantwoorden.

Laten we haar dus anders formuleren: “Hebben Romeinen in de eerste eeuw ter hoogte van Kessel een grote groep mensen uit het Overrijnse gedood?” Dat is al beter te beantwoorden, maar er kruipt nu wel een element van subjectiviteit binnen. De ene oudheidkundige zal concluderen dat je wat Romeinse wapens zou willen aantreffen voor je besluit dat hier Romeinse soldaten zijn geweest. De ander zal tegenwerpen dat het een Romeinse overwinning – als dat het woord is voor het afslachten van vluchtelingen – is geweest en dat overwinnaars hun wapens mee naar huis namen. Voor beide visies valt iets te zeggen en de keuze is in laatste instantie subjectief.

Dit is een belangrijk punt: de interpretatie wordt mede bepaald door factoren die niets met de data zelf te maken hebben. Hoe kon het ook anders zijn? Wie geschiedenis of filosofie deed op de havo of het vwo, weet dat een zuiver empirische wetenschap niet kan bestaan omdat het besluit “nu hebben we wel voldoende waarnemingen gedaan” allesbehalve empirisch is. Wie dit niet op de middelbare school leerde, pikte het wel op in zijn eerste weken aan de universiteit bij de colleges wetenschapsleer. Uiteraard proberen wetenschappers die keuze zo verantwoord mogelijk te maken, maar in laatste instantie blijft hier een subjectief element aanwezig.

Bij de keuze wat relevant is bij de interpretatie, worden twee groepen (doorgaans alleen halfbewust aanwezige) factoren onderscheiden:

  • de positieve heuristiek van redeneringen die wél zijn toegestaan (“om te besluiten dat dit een Romeins slagveld is, willen we Romeinse wapens hebben”)
  • de negatieve heuristiek van redeneringen die niet zijn toegestaan.

Juist deze laatste is de afgelopen jaren veranderd. Tot nog niet zo lang geleden gold het door Hugo Thoen expliciet gemaakte “Romeinen in de Lage Landen? Onvindbaar!”, maar de opgravingen in Thuin en Hermeskeil bewezen dat de negatieve heuristiek aanpassing behoefde.

Zo hoort het ook te gaan: je hoort je heuristieken voortdurend te ijken, want anders komt dogmatisme op de loer te liggen. Het viel me op dat ik weinigen hierover heb gehoord, terwijl elke oudheidkundige weet dat de interpretatie van vondsten kan veranderen door subjectieve veranderingen buiten die vondsten: ik blogde rond de jaarwisseling over de Perzische paarden, de Brutus, de Venus van Milo, de Romeinse vondsten van de oostelijke Rijnoever, en de Hludana-inscriptie. Allemaal voorwerpen die anders werden geïnterpreteerd zonder dat de naakte data zijn veranderd.

Kortom, het gaat niet uitsluitend om de positieve feiten. Roymans’ ontdekking heeft zelfs weinig te maken met de feiten. Het inzicht vloeide voort uit een veranderde negatieve heuristiek. Om dat uit te leggen, heb je – als althans dit stukje succesvol is – zo’n achthonderd woorden nodig en het kan dus niet worden uitgelegd op TV.

Het bovenstaande schrijf ik n.a.v. mijn constatering dat er vooral werd gesproken alsof alleen de feiten relevant zijn. Ik zeg niet dat die benadering onjuist is – ook ik vind het curieus dat het overvloedig gevonden dierlijke botmateriaal niet beter is onderzocht – maar ik constateer dat de discussie minder rijk is dan ze had kunnen zijn. Die neiging van archeologen vooral te kijken naar de data, heeft nadelen.

Daarover een volgende keer, als ik er ook op zal ingaan dat het jammer is dat er alleen naar werd gekeken alsof het een gesloten vraag betrof en dat het vooral werd behandeld als archeologisch vraagstuk. Maar vanmiddag eerst een ontroerend Bulgaars museumstuk en daarna de Livius Nieuwsbrief.

Deel dit:

6 gedachtes over “Caesar in Kessel: terugblik (4)

  1. Aernoud Witteveen

    Zelfs al was er een veldslag of een overval op een migrantenkampement dan nog hoeft dit niet te wijzen op Romeinse aanwezigheid daarbij. De bemoeienis van Caesar kan uiterst zijdelings zijn geweest. Het hoeft om weinig meer te gaan dan dat Caesar toestemming verleende aan zijn bondgenoten om de Usipeten en Tencteri aan te vallen.

  2. mnb0

    “nu hebben we wel voldoende waarnemingen gedaan”
    Het is opmerkelijk hoeveel mensen dit niet doorhebben. Ik mag het graag illustreren met “je kunt duizend keer van een toren springen en naar beneden vallen, misschien val je de duizend en eerste keer wel naar boven.” Ik kreeg het bij politicologie, toen ik Russell’s most lezen. Hij noemt het het Probleem van Inductie middels Eenvoudige Opsomming.
    Je stukje is onvolledig. DIt punt gaat niet alleen op voor feiten en de daaraan verbonden inductie. Het gaat net zo hard op voor theorieën, voor deductie. Dat hadden we al sinds Euclides moeten beseffen. De Stelling van Pythagoras is onomstotelijk aangetoond, zeg je? Ik hoef maar één axioma te wijzigen en er klopt helemaal niets van, zoals op een boloppervlak.
    Absoluut zekere kennis is onmogelijk. Precies daarom ben ik het woord “waarheid” gaan vermijden als het om wetenschap en dus ook als het om filosofie gaat. Dit wordt volledig ondersteund door Stephen Hawking in Het Heelal, hoofdstuk 1: “Iedere natuurkundige theorie draagt een voorlopig karakter.” Dan kunnen we van de humanoria niet méér verwachten.

    1. Jort Maas

      Inderdaad. Er is alleen maar een ‘op dit moment beste verklaring’. Wetenschap gaat ook niet om bewijzen, maar om het vinden van de best mogelijke verklaring.

  3. Jort Maas

    Inductie vind feitelijk nooit plaats. Zoals Popper jaren geleden al aantoonde. Omdat inductie nooit gebeurd is het empirisme overigens ook een onjuist hersenspinsel. Wetenschap gaat voort door het creatief ontwikkelen van nieuwe verklaringen (conjecture and refutation). Bewijs/data speelt de rol van arbiter tussen verschillende bedachte verklaringen/hypothesen. Ik zou daarom zeggen dat zij juist cruciaal is.

  4. Evert van Ginkel

    Ik keer met permissie even terug naar Kessel, de wetenschapstheoretische aspecten in het achterhoofd houdend. Ik denk dat wat er hier aan de hand is, net iets anders en ook wel simpeler ligt.
    Nico Roymans heeft om te beginnen geen `ontdekking’ gedaan. Als iemand tot in de kleinste details wist, wat hier aan archeologisch te vinden is, is hij het wel. Hij meende ook in 2004 al dat het gevecht (de slachting, wat u wilt) bij die roemruchte samenvloeiing heeft plaatsgevonden. Het enige wat hij nu heeft gedaan, is zijn mening van 2004 – dat het gevecht en de vondsten niet met elkaar in verband staan – herzien. De archeologische feiten (wat weer iets anders is dan absolute waarheden…) zijn niet veranderd. De passage bij Caesar ook niet. Er zijn uit het betoog een paar dingen onverklaard weggelaten: de herkomst van de zwaarden en de gordelhaken (in 2004 zeer gedetailleerd behandeld, nu snel weggezet als “eerste-eeuwse wapens” en “Germaans” – dús …); er is wat gegoocheld, namelijk met de C14-dateringen, er is wat terzijde geschoven, namelijk contraire geologische gegevens, en er is iets bijgekomen: de drie isotopenanalyses die uitwijzen dat drie mensen “niet van hier waren” (dús…) Er is óók bijgekomen dat Roymans nu `conflictarcheologie’ doceert. De `ontdekking’ is denk ik niet zozeer een `veranderde negatieve heuristiek’ als wel het masseren van feiten naar een nieuwe, gewenste uitkomst: een heuse veldslag, of nee: genocide. Past beter in het curriculum dan het wat sleetse `ritueel’ (hoewel Roymans daar ook nog wel aan vasthoudt, maar niet zo nadrukkelijk. Het één is ook best met het ander te verenigen, dat ben ik helemaal met hem eens). Klinkt hard, maar ik heb even geen andere verklaring.
    Is het nu allemaal onmogelijk/uitgesloten, wat Roymans voorstelt? Nee. Het wordt alleen niet door nieuwe of veranderde feiten ondersteund, althans niet in die mate, dat het de enig denkbare oplossing is. Sterker: alleen op archeologische basis zou niemand Jona’s vraag: `hebben de Romeinen in de eerste eeuw etc….’ positief beantwoorden. Simpelweg, omdat er niets Romeins uit die tijd is gevonden, niet alleen ter plekke maar ook niet in de wijde omgeving – en dan bedoel ik een zéér wijde omgeving.Kilometer of honderd, denk ik. Zo’n beetje ter hoogte van de tamelijk recente vondsten in België en Duitsland.
    `Maar daar dachten ze ook nooit, dat Caesar er was geweest – en kijk nou eens…’ Kan dat Caesarspul niet alsnog ook in Nederland gevonden worden? Welzeker, en die kans is zelfs groter omdat er nu beter op zal worden gelet. Tenzij er niets te vinden is omdat er nooit iets is gebeurd. Dan houdt alles op. Voorlopig hebben we helemaal niets (“en daar zult u het mee moeten doen’) .
    Kan er niet althans een deel van het materiaal van Kessel aan de bewuste gebeurtenis toe te schrijven zijn? O ja. Die kans is zelfs groter omdat het materiaal nu grondiger en op andere aspecten zal worden bekeken. Tenzij er niets te zien is omdat er geen doorslaggevende sporen op te vinden zijn. Dan houdt alles op. Voorlopig valt het niet aan te tonen.
    Blijven we zitten met het niet-archeologische gegeven: de melding van de plek bij Caesar. Ik zeg, dat die paar woorden het enige kapstokje zijn waar de hele hypothese aan hangt. En ik zeg ook, niet alleen gelet op de archeologische gegevens maar óók op wat Caesar verder zegt, dat je erg moet oppassen voordat je iets aan dat kapstokje hangt. Dit is al eerder ter sprake gekomen en hoeft hier niet te worden herhaald, omdat het een oneindig ja maar… ja maar… welles… nietes… wordt.
    Is dit nu allemaal een ” te sterk hechten aan data”? ik denk het niet. Nico Roymans hecht ook erg aan data, werkelijk waar. Maar hij hanteert ze wat soepeler.
    Of je denkt dat de Romeinen in de eerste eeuw ter hoogte van Kessel etc, is niet zozeer een kwestie van feiten of waarheden, maar van geloof. 100% geloof dat Caesar een volkomen ondubbelzinnige, ware mededeling heeft gedaan en een exacte locatie heeft aangewezen. Dáár was het. Zoiets als Tony Blair, die hartstochtelijk geloofde dat Saddam H. massavernietigingswapens had verborgen. En nou geef ik hem nog het voordeel van de twijfel dat hij dat écht geloofde, en misschien nog steeds. Maar ze zijn nooit gevonden.
    Al met al geloof ik het niet, dus. En blijf ik vinden dat het geen `ontdekking’ was, die op welke manier dan ook in het nieuws had moeten worden gebracht, met of zonder Herman Pleij. Misschien buig ik over een jaar deemoedig het hoofd, en dan valt er wat te lachen in dit blog. Maar ja, misschien brand ik later ook wel in de hel, waar ik ook maar nooit in wilde geloven!

  5. Jort Maas

    Aan de ene kant begrijp ik de ophef hierover niet helemaal. Er bestaan nu meerdere hypothesen, Roymans heeft gezegd dat hij op zoek gaat naar nieuwe informatie, en als daar zaken tevoorschijn komen die in strijd zijn met zijn hypothese dan zal hij zijn mening aanpassen (zoals het hoort). Het lijkt mij steeds dat men in deze discussie ‘hypothese’ met ‘waarheid’ wil verwarren (en Roymans ging daar in de fout met het gebruik van het woord ‘bewijs’ in de televisieuitzending). Dan krijg je inderdaad problemen, en dat heeft te maken met de wetenschapsfilosofische achtergronden die ik eerder noemde.

    De vraag die gesteld moet worden is: geeft de nieuwe hypothese een betere, verder reikende, verklaring dan de oudere hypothese? Als het antwoord daarop ‘nee’ is, dan moet de nieuwe hypothese verworpen of herzien worden. Het gaat dus ook niet per se om ontdekkingen, maar om betere verklaringen.

    Je kunt je natuurlijk afvragen of het op deze manier in het nieuws brengen het resultaat van een agenda was, en daar is al een heleboel over gezegd. Uiteindelijk maakt dat echter weinig uit, al is het maar omdat we daar de exacte waarheid niet over kennen en de discussie dan meer over meningen van individuen gaat. En dat is vanuit een wetenschappelijk perspectief gewoon niet zo interessant.

Reacties zijn gesloten.