Vechtende filosofen

Sokrates wist alleen maar dat hij niets wist. (Louvre, Parijs)

Ik beken dat ik moest grinniken toen een collega me gistermiddag vol smaak een bericht voorlas hoe aan de universiteit in Leuven een meningsverschil tussen twee filosofen dermate ontspoorde dat het kwam tot een handgemeen. “De betrokkenen moesten gescheiden worden door omstaanders”: grijns. Het verhaal werd grif gedeeld op de sociale media. “Het ging viral,” zoals we dan zeggen.

Maar is het wáár? Het lijkt wel heel sterk op een beroemde anekdote over twee grammatici uit de Late Oudheid die twee weken discussieerden over de aanspreekvorm van het woord “ik”. Umberto Eco zet de klassieke mop nog wat vetter aan als hij in De naam van de roos de hoofdpersoon, William van Baskerville, laat mijmeren over de tijden van weleer:

Het waren tijden waarin de grammatici, om vergetelheid te zoeken voor een slechte wereld, zich vermaakten met onbegrijpelijke vraagstukken. Ze hebben me verteld dat de retoren Gabundus en Terentius veertien dagen en veertien nachten lang over de vocatief van ego discussieerden en ten slotte naar de wapens grepen.

Mocht u het willen nalezen: bladzijde 327. Ik zou me het volgende kunnen voorstellen – niet dat ik beweer dat het echt zo is gegaan, maar het is een denkbaar scenario: een groep mensen heeft dit verhaal de wereld in gestuurd om te bewijzen hoe goedgelovig de sociale media alles overnemen dat buitenissig is (en wellicht ter ere van de overleden Eco). En inderdaad: iedereen heeft het zonder vragen te stellen overgenomen.

Nogmaals: ik weet niet of mijn wantrouwen terecht is. Ik weet alleen dat geen van de mensen die ik er gisteren of vanmorgen over hoorde of las, zich afvroeg of het wel echt is gebeurd. Iedereen nam gewoon aan dat filosofen werkelijk met elkaar op de vuist kunnen gaan.

En dat brengt me bij mijn eigenlijke punt: wat weten we nu eigenlijk zeker? Ik neem aan dat Trump en Clinton de voorverkiezingen gisteren hebben gewonnen (maar controleren kan ik het niet), ik neem aan dat stikstof bij 196 graden onder nul vloeibaar wordt (maar dat is alleen omdat ik het ooit moest leren) en ik neem aan dat Zuid-Afrika bestaat (maar ik ben er nooit geweest). Ik nam gisteren aan dat Frissen had gezegd wat hij volgens de NOS had gezegd – maar nu ik het commentaar onder mijn stukje lees, denk ik dat ik in een val ben gelopen die de PVV zet.

Wanneer geloven mensen dingen? Ik denk:

  • als ze passen bij eerdere informatie, als ze passen in een “groter plaatje”
  • als de boodschapper betrouwbaar is.

Over Frissen: ik verwees gisteren al naar discussies over de vervagende grenzen tussen wetenschap en politiek – het paste dus in een groter plaatje van een openbaar bestuur dat steeds ondemocratischer en steeds technocratischer wordt. Ik vertrouw de boodschapper, de NOS, want ze biedt doorgaans geen riooljournalistiek. Het zijn dezelfde factoren die spelen als ik aanneem dat Zuid-Afrika bestaat, dat het punt waarop stikstof vloeibaar wordt -196°C is en dat Trump en Clinton gisteren wonnen: de gegevens passen bij eerdere informatie en komen uit betrouwbare media.

De anekdote van de vechtende filosofen zal bij vrijwel niemand passen in een groter plaatje. Bij iemand met een oudheidkundige opleiding wel – namelijk dat van de grap over de twee classici. Kortom, de grotere plaatjes zijn ook al niet voor iedereen hetzelfde.

Over dit soort kentheoretische vragen is in de loop van de afgelopen eeuwen nogal veel gezegd en geschreven door filosofen. Althans, dat denk ik te weten uit betrouwbare bronnen en het past in een groter plaatje. Of zo.

Deel dit:

7 gedachtes over “Vechtende filosofen

      1. mnb0

        Er staan net teveel gemakkelijk verifieerbare gegevens in.
        Het door u gegeven citaat is feitelijk juist – dat is precies wat Veto deed.

  1. mnb0

    “wat weten we nu eigenlijk zeker?”
    Niets. Er is altijd wel een samenzweringstheorie te bedenken.

    “ik neem aan dat stikstof bij 196 graden onder nul vloeibaar wordt”
    Dit is een ietwat merkwaardige opmerking voor een oudheidkundige. Hoe weten we dit? Multiple attestation natuurlijk. Dit is in meer dan één tabellenboek terug te vinden. En precies als hier

    http://www.livius.org/articles/theory/testis-unus-testis-nullus/

    mbt de wet van Gracchus kunnen we hier en daar lichte afwijkingen vinden (het is een misverstand te denken dat natuur- en scheikunde exacte vakken zijn).

    “Ik vertrouw de boodschapper”
    Dat is mbt de natuurwetenschappen ook niet altijd gerechtvaardigd. Van Kolfschooten vertelt in Valse Vooruitgang een tragikomisch verhaal over de ervaringen van een student wetenschapsfilosofie die bij de scheikundefaculteit rondkijkt – de man is uiteindelijk maar gepromoveerd op, jawel, geschiedkunde.

Reacties zijn gesloten.