De vaart der volkeren (4): Kritiek

Gordon Childe
Gordon Childe

In de voorgaande stukjes heb ik uitgelegd hoe Montelius in de negentiende eeuw een empirische basis gaf aan het achttiende-eeuwse vooruitgangsidee. Gordon Childe verfijnde en corrigeerde Montelius’ systeem en benutte de archeologische vondsten als basis om de samenleving te reconstrueren die ze had voortgebracht.

Om die samenleving te beschrijven, benutte hij twee tegengestelde bronnen van inspiratie: het functionalisme en de archeologie van de Sovjet-Unie. Het eerste analyseerde de samenleving alsof deze een organisme was, waarin alles met elkaar samenhing. De diverse delen hadden alle als functie een bijdrage te leveren aan de stabiliteit en het voortbestaan van het geheel. Het was een op harmonie gerichte, conservatieve visie met weinig ruimte voor verandering. De tweede visie, geïnspireerd door het marxisme, stelde zich daarentegen ten doel te beschrijven hoe er in een samenleving allerlei spanningen waren: de klassenstrijd die de “motor” vormde achter de wereldgeschiedenis. Nu ik dit schrijf, herinner ik me hoe in het Maastrichtse Bonnefantenmuseum, toen dat nog een archeologische afdeling had, bij een bepaald tijdvak als uitleg werd gegeven dat dit de eerste aanwijzingen waren voor sociale ongelijkheid in de Lage Landen. Het maakte destijds (1976) indruk op me dat je zó kon kijken naar die oude voorwerpen. Inmiddels hoor ik Gordon Childe lachen.

Hoe was de geschiedenis volgens Childe verlopen? Hij concludeerde dat de menselijke ontwikkeling zich schoksgewijs had voltrokken, in revoluties. Hij onderscheidde onder andere:

  1. de ontdekking van de landbouw (de “neolithische revolutie”), die Childe dateerde tussen 4500 en 4000 v.Chr.;
  2. de opkomst van de steden;
  3. de Industriële Revolutie.

Er valt wel wat op deze indeling aan te merken. Zo is gebleken dat de ontdekking van de landbouw zo’n vijf millennia eerder plaatsvond en zich eigenlijk ook niet zó snel voltrok als Childe meende. Het was geen revolutie maar een proces, dat we eigenlijk niet goed begrijpen. Omdat het boerenleven zoveel arbeidsintensiever is dan een bestaan als jagers en verzamelaars, is de ontwikkeling simpelweg onlogisch.

Dwong een groeiende bevolking de mensen tot een arbeidsintensieve maar productievere manier om voedsel te produceren? Of omgekeerd, maakte de landbouw de bevolkingsgroei mogelijk? Of begon men het graan niet te cultiveren als voedsel maar om een roesdrank te bereiden? Deze laatste theorie verklaart waarom in de vroegste fase zo vaak de sporen worden aangetroffen van vliegenzwammen, die hallucinogeen zijn. (Het betreffende onderzoek is overigens betaald door een Beierse bierbrouwer.) We weten het niet, maar een religieuze reden valt niet uit te sluiten en als dat correct is, betekent het dat we de oorzaak van de overgang nooit meer weten kúnnen.

De opkomst van de landbouw, ruwweg in het gebied van Taurus en Zagros, moet een enorme schok zijn geweest. De diverse neolithische samenlevingen hadden onderling verschillen, maar als het ware binnen een bepaalde bandbreedte. De eerste boeren waren echter in alle opzichten anders en verwijdden die bandbreedte: ze waren sedentair en ontwikkelden een complexere samenleving. Er ontstond monumentale architectuur (zoals Göbekli Tepe) en men leerde – zo rond 7000 v.Chr. – aardewerk maken.

Op dat moment hadden de boeren de jagers en verzamelaars al overvleugeld: met akkerbouw kun je per vierkante kilometer veel meer mensen voeden dan wanneer je leeft van jagen en verzamelen, zodat de boerenbevolking alle andere levenswijzen eruit concurreerde. Tegen de tijd dat het aardewerk zijn intree deed, was landbouw in het Midden-Oosten de dominante levenswijze. Er was, om zo te zeggen, een nieuwe bandbreedte ontstaan waarbinnen de diverse culturen zich bevonden.

De opkomst van de steden vormde opnieuw een enorme schok: dit viel niet binnen de oude bandbreedte en was totaal anders. En het was succesvol: binnen de kortste keren was het platteland aan de steden ondergeschikt. Niet dat alle boeren in de Vruchtbare Halve Maan nu produceerden voor de stedelijke markten, maar ze waren er ook niet onafhankelijk van. Echte autarke boeren, die de levenswijze van na de Neolithische Revolutie voortzetten, waren voortaan zeldzaam.

Ook al zijn er overeenkomsten tussen het ontstaan van de landbouw en de steden, er was ook een verschil: de schok van de verstedelijking was groter. Het proces voltrek zich in slechts twee of drie eeuwen en was veel meer een revolutie dan de trage groei naar de agrarische samenlevingen. Ik heb weleens gedacht dat het feit dat men kort na het ontstaan van de steden begon te schrijven, niet alleen te maken had met de behoefte van een administratie – anders was men wel met schrijven begonnen in Göbekli Tepe – maar omdat de opkomst van de steden de mensen zo diep schokte. Ze móesten hun gedachten wel opschrijven, het was een manier van afreageren. Uiteraard valt dit idee niet te toetsen, maar één ding staat als een paal boven water: na het ontstaan van de steden was de wereld nooit meer hetzelfde.

[Binnenkort meer]

Deel dit:

10 gedachtes over “De vaart der volkeren (4): Kritiek

  1. “Nu ik dit schrijf, herinner ik me hoe in het Maastrichtse Bonnefantenmuseum, toen dat nog een archeologische afdeling had” Ik herinner me nog het oude Groninger Museum, met een ouderwetse, maar uitgebreide archeologische collectie, en de presentatie van het nieuwe Groninger Museum, met veel bombarie en politiek gemasturbeer en ja, de archeologische collectie in depot.

    1. Ja. Mijn hart breekt als ik eraan denk. En dan is het Groningse museum nog gewoon saai ook. Het is één keer grappig, maar geen Groninger die niet zegt dat het gaat vervelen.

      In Leeuwarden was ik ooit op de zaal met het terpenaardewerk. Ik moest zelf het licht aan doen.

      1. Dat Groningse museum is inderdaad een beetje sneu. Een stad die het eigenlijk prima deed, zich door een museumdirecteur laat aanpraten dat het anders moet en dan eindigt met een architectonische psychose.

  2. Hmmm, de beschrijving van “de” opkomst van landbouw is wel erg de ex Oriente Lux visie van een classicist. Landbouw is op diverse plaatsen onafhankelijk van elkaar ontstaan: naast in het Nabije Oosten ook al vroeg in Nieuw-Guinea, China en in Mesoamerica. En heel vroeg aardewerk was er bijvoorbeeld – zonder landbouw lijkt het – in Japan. Juist dat onafhankelijk van elkaar opduiken van het fenomeen in verschillende gebieden in het Midden-Holoceen maakt het zo interessant. Er was blijkbaar een factor (of faktoren) welke in ál die gebieden speelde. Min of meer gelijktijdig.

    1. Ja, dat is waar. Ik ben echter bezig met een reeks over het Midden-Oosten, vandaar de zelfbeperking. Zondag en maandag rond ik af met twee stukjes over een antropoloog met een Fik Meijer-achtige kryptochristelijke agenda. Ik kan daar slecht tegen. Ik waardeer het christendom als een serieuze poging de negatieve kanten van de menselijke natuur te beheersen, maar laat de discussie dan dáár over gaan, zodat we deze religie op haar eigen verdiensten kunnen beoordelen. Religieuze denkbeelden over bijv. de Zondeval propageren onder het mom van wetenschap is ronduit leugenachtig en dat is noch wetenschap noch christendom.

      1. mnb0

        “een serieuze poging de negatieve kanten van de menselijke natuur te beheersen,”
        Eens. Dat is zo’n beetje de enige relevantie die dat geloof heeft voor een 21e Eeuwse atheist als ik.

        “dat is noch wetenschap noch christendom.”
        Jawel, dat is ook christendom. Het gaat jou evenmin aan om figuren als Ken Ham, hoe geschift en oneerlijk hij ook is, te vertellen dat ze het christendom niet aanhangen als Richard Dawkins aan christenen die weigeren de Bijbel letterlijk te lezen.

  3. Maurits de Groot

    Het verhaal over de vliegenzwam kende ik niet. Wel is het zo dat graan een schimmelziekte heeft die moederkoorn heet, waaruit later LSD gedistilleerd is. Wie weet wat voor ’trip’ onze verre voorouders heeft bewogen tot het gaan verbouwen van graan. Of waren zij gewoon de eerste drugsdealers? Blijft toch boeiend, geschiedenis.

  4. Ik bezocht een paar jaar geleden deze tentoonstelling in Herne: http://www.uruk.lwl.org/

    Daarin werd verteld: Eine der folgenreichsten Erfindungen in Uruk war die Schrift. Nicht Dichter, sondern Händler und Verwalter entwickelten diese, um Waren und Produkte zählen zu können. Sie nutzten Bildzeichen, aus denen schließlich die Keilschrift wurde.

    Ik vermoed dat landbouw en vaste woonplaatsen daar wel een belangrijke rol bij hebben gespeeld. (Ruil)handel bestond vast al langer, maar zonder vaste woonplaats, kon je ook geen verhaal halen bij je handelspartner. Door de toegenomen specialisatie werd het ook letterlijk (what’s in word) van levensbelang om transacties vast te leggen.

Reacties zijn gesloten.