Marcus Aurelius

Ruiterstandbeeld van Marcus Aurelius (Capitolijnse Musea, Rome)

De eerste keer dat ik in Rome was, in oktober 1982, wachtte me op het Capitoolplein een teleurstelling: het ruiterstandbeeld van keizer Marcus Aurelius was weg. Een lege sokkel, daarmee moesten we het doen. Het monument was zwaar aangetast door luchtvervuiling en moest worden geconserveerd – iets wat geen volk ter wereld zo goed kan doen als de Italianen.

Aangetast: in feite was het een wonder dat het beeld überhaupt de twintigste eeuw had gehaald. Terwijl we letterlijk tienduizenden marmeren beelden hebben uit de oude wereld, zijn er nauwelijks beelden van brons. Ze moeten er destijds echter ook bij duizenden zijn geweest: een aardige aanwijzing bood de expositie “Van hun voetstuk” vorig jaar in het Nijmeegse Valkhof, waarbij in kaart werd gebracht welke bronzen standbeeldresten er benoorden de Alpen waren – en dat waren er, zo ontdekten de betrokkenen, verbluffend veel. De meeste beelden zijn echter verloren: we hebben slechts fragmentjes over of kennen alleen de sokkel. Het ruiterstandbeeld van Marcus Aurelius is een unicum, dat we uitsluitend te danken hebben aan het feit dat de Middeleeuwers dachten dat dit beeld de christelijke keizer Constantijn voorstelde. Daarom werd het niet omgesmolten om er bommen en granaten van te maken.

Enkele jaren later zag ik het beeld dan voor het eerst: restaurateurs waren ermee bezig. Het bleek groener van de koperuitslag dan ik had verwacht. Het was toen duidelijk dat paard en keizer te kwetsbaar waren om weer in de buitenlucht terug te plaatsen, zodat de sokkel leeg bleef. Ik herinner me een Nederlands initiatief om een replica te maken en cadeau te doen aan de urbs ipsa, “de stad zelf”. Dat is niets geworden en zoals u zich herinnert, is in mensenheugenis de enige werkelijke Nederlandse bijdrage aan het culturele leven in de Italiaanse hoofdstad geweest dat Rotterdamse kunstliefhebbers in woord en daad toonden dat ruïnes niet alleen antiek hoeven zijn maar ook eigentijds kunnen zijn.

Op 21 april 1997 was ik in Rome toen een replica van het beeld werd onthuld. Het plein stond vol mensen en het beeld was bedekt met een witte plastic doek. Tot de genodigden behoorden burgemeesters van alle steden ter wereld die Rome heetten, en ik meen dat zij het doek zouden wegtrekken. Helaas hield de wind zich niet aan de afspraak en toen hij eenmaal vat op het plastic had gekregen, begon dat al snel te zakken. De keizer stak zijn hoofd door het doek en keek ons vriendelijk aan. Daarna werd ook het paardenhoofdstel zichtbaar en vervolgens een schouder, een arm.

Dat was het moment waarop de brandweer ons opdracht gaf weg te gaan, want het plastic moest opnieuw worden opgehesen om een leuk TV-beeld te hebben van de onthulling. Protest, gefluit. En niemand die aan de kant ging. Burgemeester Rutelli van Rome – ik bedoel het Rome in Italië – redde de situatie met een geïmproviseerde toespraak, waarin hij – als ik het in de wind goed heb verstaan – zei dat als de goede keizer zich zelf richtte tot zijn onderdanen, het niet aanging dat burgemeesters of de TV dat ongedaan maakten, en daarmee was het beeld dan onthuld.

Het echte ruiterstandbeeld is inmiddels gerestaureerd. Het staat in de Capitolijnse Musea en domineert een zaal die er speciaal voor is ontworpen. Het is een interessant beeld van een interessante keizer. Maar om de waarheid zeggen: ik vind het vooral ontzettend mooi.

[Vandaag is het 1836 jaar geleden dat Marcus Aurelius overleed. Dit was de 143e aflevering in mijn reeks museumstukken; een overzicht is hier.]

Deel dit:

3 gedachtes over “Marcus Aurelius

  1. Peter J.I.

    Het (Nederlandse) initiatief kwam van de in paardenhoofden en -torsi gespecialiseerde en mede daartoe in Maastricht en Milaan opgeleide beeldhouwer Arthur Spronken (1930) en er werd druk gelobbyd door de Limburgse gevestigde orde onder aanvoering van de gouverneur (zoals de commissaris der koningin en intussen des konings hier liefkozend genoemd wordt) Dr. Sjeng Kremers. Het is er niet (van) gekomen, omdat de ‘Urbs Aeterna’ (om het met Marcus Aurelius’ voorganger Hadrianus te zeggen) dat haar cultuurhistorische eer te na vond: ‘exit Arthur’. Het
    is inderdaad een prachtig beeld of in de woorden van F.L. Bastets sonnet:

    Stralend in glorie na behaalde zege,
    de arm gestrekt, de benen wijd gespreid,
    het rechte lichaam louter majesteit,
    heeft hij gelijk een god zijn paard bestegen.

    En toch – hij houdt het grijze hoofd genegen,
    vermoeid, onmerkbaar haast, en niet bevrijd:
    niet enkel triomferend na de strijd
    maar wrokkend tevens, tegen macht en degen.

    In ’t centrum rijst hij van het Capitool,
    keizer en wijsgeer, pool en tegenpool,
    en houdt de wacht. Ik weet hem achter mij

    en voel zijn blikken langs de Dioscuren
    over de kerken en de koepels turen,
    de heuvels en de horizon voorbij.

    Gelukkig de leraar die dit gedicht, staande naast de kopie ervan, aan zijn leerlingen mag
    voorlezen (in de hoop zijn ontroering meester te blijven): ‘O tempora, o mores’.

    1. Wat een mooi gedicht! Ik kende het niet. Ik heb aan het einde van de wel een ander sonnet, dat Marcus’ stoïcisme samenvat als “lieverkoekjes worden niet gebakken”.

Reacties zijn gesloten.