Het einde van de Oudheid

Drie gezanten op het Afrosiab-fresco (Samarkand)
Drie gezanten op het Afrosiab-fresco (Samarkand)

De foto hierboven is niet heel geweldig, ik weet het. De ruis is ontstaan doordat ik de foto nam in een nauwelijks verlicht vertrek: fresco’s verbleken immers als ze lang worden blootgesteld aan het volle daglicht en daarom heeft het Archeologisch Museum van Afrosiab in Samarkand deze schilderingen geplaatst in een kamer met alleen wat schemerlicht. De ruimte wordt bovendien kunstmatig gekoeld tot 17°, wat behoorlijk fris is als het buiten 30° is.

Al die zorg is terecht want de fresco’s, die in 1965 zijn opgegraven in het enorme ruïnecomplex Afrosiab, zouden werelderfgoed kunnen zijn. Het zijn er drie. De zuidelijke wand toont een processie: op olifanten, paarden en dromedarissen komt een enorme stoet mensen aan, met in hun midden koning Varkhuman, die u zo rond 650 na Chr. moet plaatsen. Er zijn ook offerdieren afgebeeld: niet alleen ganzen maar ook een prachtig opgetuigde hengst. Het is denkbaar dat Varkhuman een oeroud type offer bracht dat we het beste kennen uit India en dat daar aśvamedhá wordt genoemd: een paardenoffer waarmee een vorst zichzelf legitimeerde.

Het noordelijke fresco toont een voorname dame – een prinses of een koningin – met haar hofdames in een boot, terwijl mannen op de oever op leeuwen aan het jagen zijn. Deze afbeelding is in Chinese stijl geschilderd. Een leuk detail is dat de voorname dame een gebaar maakt dat we zouden kunnen vertalen als “ja ik wil”. Het is interessant dat we weten dat de Chinese keizer in 648 huwelijksallianties in Centraal-Azië overwoog. Weliswaar wordt Varkhuman niet vermeld als kandidaat, maar de keizer voelde zich dus niet te verheven voor een huwelijk.

De oostelijke muur bevatte de deur. Wie hier naar binnen kwam, keek dus uit op de westelijke muur, waarop vermoedelijk te zien is geweest hoe Varkhuman op zijn troon zat, gasten ontvangend die hem geschenken brachten. Van rechts komen de mensen uit het oosten – er is zelfs een Koreaan geïdentificeerd – en van links komen tribuutbrengers uit het westen.

De bovenstaande figuren maken daar deel van uit: het zijn gezanten uit het verre westen. Het is wat moeilijk te zien maar de middelste van de drie figuren draagt een kistje en de voorste presenteert een soort ring. Als je heel goed kijkt, kun je zien dat deze meest rechtse man bovendien mooie stiksels heeft op zijn gewaad:

De simurgh op de kaftan van een van de gezanten op het Afrosiab-fresco
De simurgh op de kaftan van een van de gezanten op het Afrosiab-fresco

Een adelaar met een pauwenachterlijf. Maar die kennen we: dit is hoe de Perzen in de zevende eeuw de simurgh afbeeldden, de fabelvogel die de Perzische vorsten beschermde. We vinden hem ook afgebeeld op de kaftan van koning Khosrau II in de grote grot van het Iraanse Taq-e Bostan.

De simurgh op de kaftan van Khosrau II in Taq-e Bostan
De simurgh op de kaftan van Khosrau II in Taq-e Bostan

Met andere woorden, de voorste van de drie gezanten is niemand minder dan de Perzische koning en we weten zelfs wie het is: Yazdgard III (r. 632-651), de allerlaatste heerser van onafhankelijk Iran. Deze was in 642 verslagen door de Arabieren en werd steeds verder naar het noordoosten gedrongen. Hij handhaafde zich nog in de oase van Merw maar zou daar worden vermoord – volgens de traditie door een molenaar. Dat de grote Perzische koning in Samarkand staat afgebeeld als een tribuutbrenger van Varkhuman is zo vreemd niet: wat door Yazdgard kan zijn beschouwd als het kopen van militaire steun kan door Varkhuman zijn gezien als erkenning van Varkhumans soevereiniteit.

Het Perzische Rijk was uiteengevallen en in Centraal-Azië was een machtsvacuüm ontstaan dat werd gevuld door regionale heersers als Varkhuman. We zien zijn onafhankelijkheidsverklaring, het huwelijk met een Chinese prinses dat zijn zelfstandigheid garandeerde en een scène waarin gezanten uit de hele bekende wereld hem geschenken brengen – met inbegrip van zijn vroegere vorst.

Het Afrosiab-fresco illustreert dus meer dan Varkhumans machtsaanvaarding. Het documenteert ook het einde van een wereld waarin de Perzen de dienst uitmaakten. De Oudheid was voorbij, de Middeleeuwen begonnen.

[Dit was de 154e aflevering in mijn reeks museumstukken; een overzicht is hier. En wie meer wil weten, kan daar terecht.]

Deel dit:

7 gedachtes over “Het einde van de Oudheid

  1. Dank voor deze interessante post, ik heb alleen wat bezwaar tegen de terminologie in de laatste alinea. Dat je het begrip ‘Oudheid’ geografisch graag oprekt is bekend en vind ik eigenlijk wel een zinnige gedachte. Waar ik echt bezwaar tegen heb is het gebruik van de term ‘Middeleeuwen’ in deze context. De Middeleeuwen zijn in mijn optiek strikt beperkt tot Europa en wellicht zelfs tot West-Europa. Toen het Byzantijnse Rijk (dat in zekere zin “altijd” al is bedreigd door de oprukkende Islam) in de 15e eeuw omviel en daar de “Middeleeuwen” dus zouden moeten beginnen, had in Italië de Renaissance allang ingezet. Waar plaatsen we de Middeleeuwen dan, zowel qua tijd als plaats ? Afgezien van het lastige feit dat als je de geschiedenis tot in de finesses detailleert, er nauwelijks perioden te onderscheiden zijn, slechts een glijdende schaal. (Ik heb minder warrige reacties geschreven, maar het is dan ook een voege zondagochtend). Los hiervan: de vorige post ‘Den Haag Centraal’ is mij uit het hart gegrepen.

    1. Daar heb je wel gelijk in, om “Middeleeuwen” te beperken tot Europa. Temeer omdat het een negatieve bijklank heeft, terwijl de Arabische heerschappij over Groter Iran vooral een periode vormde van culturele bloei – juist voor een stad als Samarkand.

    2. mnb0

      Qua tijd is het hoe dan ook onmogelijk de Middeleeuwen te plaatsen. Het begin veronderstelt immers het einde van de Klassieke Oudheid. Grote delen van Europa (Scandinavie bv.) hebben die nooit meegemaakt. Wat heeft het voor zin om over de Baltische Middeleeuwen te praten?
      In verschillende delen van Europa eindigde de Oudheid op verschillende tijdstippen.
      Maar mijn grootste bezwaar is dat een scherpe afbakening suggereert dat mensen op 31 december in het ene tijdvak gingen slapen en de volgende ochtend in het volgende wakker warden, in een geheel andere “wereld”. Dat is evidente onzin.
      De enige zinnige manier om over Middeleeuwen te praten is dus niet mbv een scherpe deductieve definitie, maar middels een lijstje van criteria. Dat is niet zo moeilijk. Dan valt inderdaad te betwijfelen of Byzantium (de inwoners noemden zichzelf altijd Romeinen!) en de mohammedaanse rijken de Middeleeuwen hebben doorlopen. Osman I bv. stichtte rond 1300 CE een rijk dat tot 1918 voortduurde.
      De Renaissance is helemaal een geval apart. Die was lokaal, iig in Italie beperkt tot de elite (de rest van de bevolking bleef Middeleeuws) en men kan volhouden dat er minstens drie versies van zijn, die chronologisch niet samenvielen: naast Italie ook de Lage Landen (vooral Vlaanderen) en delen van het huidige Polen (denk aan Copernicus).
      Als we de geleidelijke overgangen herkennen herkennen we plotseling ook de Middeleeuwse trekjes van onze eigenste opstand tegen de Spanjolen (de verdediging van adellijke privileges bv.).

  2. Ook de term Oudheid is in verband met het Midden-Oosten problematisch. Hoorde de Arabische Umayyaden-dynastie (661-750) niet meer tot de Oudheid? Er was helemaal niet zo’n scherpe breuk met wat daarvoor was. En de eerste Abbasidische kaliefen, zeg maar van 750–900, deden erg hun best de Perzische Oudheid voort te zetten. Het was ook in deze tijd dat de grote erfenis van de Grieks-Romeinse Oudheid in een breed gedragen vertaalslag weer onder de mensen werd gebracht. De kerk van Constantinopel had het werk van de heidense ‘Grieken’ liever zien ondersneeuwen, het waren Perzen die het weer naar voren haalden. Franz Rosenthal sprak dan ook van Das Fortleben der Antike im Islam.

  3. eduard

    Matteo Compareti heeft een tijdje geleden een overtuigende lezing gegeven waarin hij het fabelwezen op de jas van de shahanshah (en vliegend boven Rustam in vergelijkbare fresco’s van het Sogdische Pianjikant) niet identificeert als de simurgh, maar als de farn, de “glorie” (die dus niet exclusief voor de koning der koningen was, want een lager geplaatste heerser als de held Rustam werd ook van die farn voorzien).

    1. Leuk idee! Ook omdat de “glorie” wel vaker vliegend wordt afgebeeld. Dat is althans een van de interpretaties van de “man op de ring tussen twee vleugels” die in de Achaimenidische tijd voorkomt. Ik weet niet of het klopt, overigens; moderne zoroastriërs willen liever niet dat dat Ahuramazda voorstelt en zijn nogal creatief, heb ik het idee, in hun interpretatie.

Reacties zijn gesloten.