Ideologie, vermomd als geschiedenis

swerve

In 2011 werd de Martinus Nijhoffprijs toegekend aan classicus Piet Schrijvers, de vertaler van De natuur van de dingen van de Romeinse dichter Lucretius. Het is een fenomenale tekst, waarin wordt beschreven dat alle materie bestaat uit atomen, dat de kosmos niet is geschapen, dat de goden niet zijn geïnteresseerd in het menselijk lot, dat bij de dood de ziel in atomen uiteenvalt, dat er geen leven is na de dood en dat mensen zoveel mogelijk moeten genieten van het leven. Lucretius vat zo de ideeën samen van de Griekse filosoof Epikouros (341-270 v.Chr.).

Lucretius werd aanvankelijk geprezen (onder andere door zijn tijdgenoot Cicero) maar zijn populariteit zal zijn afgenomen toen in de late tweede eeuw na Chr. de literaire en filosofische smaak begon te veranderen. Andere wijsgerige ideeën, zoals het pythagorisme en het platonisme, wonnen aan invloed. Wanneer ergens een bibliotheek moest worden gekopieerd, kregen teksten als die van Lucretius geen prioriteit, zodat ze uit roulatie raakten. In de negende eeuw werd een oud manuscript nog enkele malen overgeschreven, maar een heel populair boek was De natuur van de dingen niet.

Dat veranderde in 1417, toen de Italiaanse geleerde Poggio Bracciolini de tekst aantrof in een Duitse kloosterbibliotheek. In The Swerve vertelt Harvard-hoogleraar Stephen Greenblatt hoe dit in zijn werk ging en hoe het manuscript invloed kreeg. De moderniteit zou zijns inziens in feite zijn gevormd door het Romeins gedicht.

The Swerve is een avontuurlijk boek, niet in de laatste plaats doordat de auteur de spanning stevig opvoert door regelmatig af te dwalen. Hij vertelt dus over het werk van de kopiisten, over het Concilie van Konstanz, over de ontdekking van boekrollen in Herculaneum en over het leven van antieke filosofen. Als hij het heeft over de carrière van Poggio, is hij op zijn best. Toch vertoont The Swerve ook ernstige gebreken.

Het eerste is inherent aan de hedendaagse geesteswetenschappen. Greenblatt is gespecialiseerd in de Renaissance, en is daarbuiten merkbaar minder op dreef. Dan vallen de ondoordachte formuleringen meteen op. In een passage over de bibliotheek van Alexandrië staan er vier in één alinea.

Het tweede probleem is de eigenlijke stelling, dat het moderne wereldbeeld is ontstaan door de kennismaking met dit gedicht. Greenblatt erkent dat andere factoren een rol hebben gespeeld, maar noemt ze nauwelijks. De experimenten die het bewijs leverden voor Lucretius’ atomisme blijven zo onvermeld. Greenblatts bewijs is daardoor onvolledig: hij vertelt weliswaar hoe atomisme opnieuw bekend werd, maar legt niet uit waarom het triomfeerde. Daarmee doet hij onvoldoende recht aan de eigen ontwikkeling van de natuurwetenschappen, die de atoomtheorie en hun moderne vorm vermoedelijk ook zonder Lucretius wel zouden hebben gekregen.

De derde moeilijkheid is dat de poëzie van Lucretius voor 1417 niet zo onbekend was als Greenblatt suggereert. Hij vermeldt bijvoorbeeld niet dat bisschop Isidorus van Sevilla, de auteur van de in de Middeleeuwen razendpopulaire Etymologieën, herhaaldelijk citeert uit De natuur van de dingen en de atoomtheorie aanvaardt. Rond 1200 biedt de Franse geleerde Pierre de Blois een opsomming van enkele studie-onderwerpen waaruit blijkt dat hij Lucretius heeft gelezen. Greenblatt laat ook hem onvermeld.

Tot slot het vierde en ernstigste probleem: Greenblatts schets van het christendom, dat vijandig tegenover Lucretius’ gedicht zou hebben gestaan. Inderdaad staan Lucretius’ opmerkingen over de afzijdigheid van de goden en het niet-voortleven van de ziel op gespannen voet met de christelijke leer, maar dat belette monniken niet het gedicht te kopiëren.

Greenblatts redenering om te tonen dat ‘het’ christendom toch vijandig stond tegenover Lucretius, is dan ook zwak. Hij beschrijft het literaire leven in Alexandrië, veronderstelt zonder bewijs dat dit representatief is voor het antieke literaire leven in het algemeen, gaat gedetailleerd in op de moord op de filosofe Hypatia door christenen, en oordeelt dat deze bewijst dat christenen geen waarde hechtten aan niet-christelijke denkers.

Aan de hand van passages uit diverse kerkvaders illustreert Greenblatt vervolgens hoe diep de christelijke haat tegenover niet-christelijk materiaal zou zijn geweest. De door hem gekozen auteurs zijn echter niet representatief voor het pluriforme christendom. De kerkvaders waren verdeeld over de waarde van de niet-christelijke teksten, die ze even vaak bestreden als gebruikten.

Terugkerend naar Lucretius stelt Greenblatt dat de christenen alles deden om de dichter zwart te maken en dat er een ‘grand design’ was om niet alleen het lezen van De natuur van de dingen te ontmoedigen, maar ook om datgene wat eenvoudig en natuurlijk was – dat een mens wil genieten – te presenteren als niet-navolgenswaard. Middeleeuwse christenen zouden hebben gestreefd naar versterving en zelfkastijding. Greenblatt beschrijft het gedetailleerd, met enkele boude claims zonder annotatie, maar geeft nergens aan waarom zijn sensationele voorbeelden representatief zouden zijn.

Hij is op steviger grond als hij de corruptie schetst van het Renaissance-pausdom. De amusante beschrijving van de complexe situatie rond 1417, toen er drie pausen waren en het Concilie van Konstanz probeerde orde op zaken te stellen, is accurater dan wat hij meldt over het antieke en middeleeuwse christendom. Alleen: het heeft niets te maken met Lucretius.

De fundamentele fout is dat Greenblatt meent dat de bewijsvoering voor een historische stelling kan bestaan uit het aandragen van voorbeelden. Daarbij gebruikt hij wat in zijn straatje past en laat hij weg wat hij niet kan gebruiken. The Swerve is zo geen wetenschappelijk boek, waarvan de auteur ook informatie evalueert die zijn ideeën ondergraaft, maar lijkt op een requisitoir. De aanklacht dat er een ‘grand design’ was om een tekst voor de mensheid verborgen te houden, met het Vaticaan als boosdoener, is leuk als complottheorie, maar beneden het peil van een hoogleraar. Hoe zou het toch komen dat de Letteren aan prestige inboeten?

[Oorspronkelijk verschenen in het NRC Handelsblad van 4 november 2011.]

Deel dit:

5 gedachtes over “Ideologie, vermomd als geschiedenis

  1. Dirk

    Een boek dat de strijdbare atheïsten onder mijn vrienden erg zouden waarderen, want het bevestigt het beeld dat Carl Sagan in het anders zeer genietbare Cosmos al ophing: de wetenschap begon bij Griekse verlichte denkers, werd vanaf de late oudheid (arme Hypatia) en gedurende de middeleeuwen bestreden door fanatieke christenen en gelukkig herontdekt door nieuwe verlichte geesten in de Renaissance.
    Zo’n debat polariseert al snel, en dan heb je aanklachten (zoals The Swerve) en apologieën (Gods filosofen) waarmee Dawkins-atheïsten en christenen elkaar mee om de oren kunnen slaan.

    1. mnb0

      Strijdbare atheïsten – ik ben er zelf één, zij het vooral op internet – die zich schuldig maken aan samenzweringsdenken zijn geen haar beter dan UFOlogen. Strijdbare atheïsten die zich schuldig maken aan kersenplukken zijn geen haar beter dan christelijke apologeten die volhouden dat ‘het’ christendom ondubbelzinnig anti-slavernij is.
      Cosmos heb ik niet gezien. Wie meent dat de wetenschap bij Griekse verlichte denkers begon maakt een aantal fundamentele fouten.

      1.In China en India doen ze ook al een paar millennia aan wetenschap. Die hadden daar nooit enige Griek bij nodig gehad.
      2. In wetenschap is systematisch observeren net zo belangrijk als verlicht denken. Alleen is dat van oorsprong geen Griekse, maar een Babylonische gedachte.
      3. Wetenschap zoals wij die kennen bestaat pas een dikke 200 jaar.

      Ik sla dan ook graag zowel Dawkins-atheïsten (Dawkins was een uitstekend bioloog, maar meer ook niet) als christelijke apologeten om de oren. Voor de eersten: tot de Renaissance heeft West-Europa nooit een intellectueel centrum gekend (met uitzondering van Ierland tot de 9e eeuw). Er viel niet zo veel te bestrijden en wat er was werd door eeuwenlange barbaarse plundertochten vernietigd (inclusief Ierland). Voor de laatsten: de opvolgersstaten van het Romeinse Rijk waren eerst Byzantium (dat zich Romeins noemde) en het Arabische kalifaat. Geen van beide was zelfstandig in staat tot wetenschappelijke vooruitgang, met uitzondering van het Grieks vuur. Elke vernieuwing (bekendste voorbeeld: het getal 0) werd geïmporteerd uit ….. India. Er zijn net een paar uitzonderingen die deze regel alleen maar bevestigen.

  2. rjvbever69

    Deze recensie, Jona, is me destijds ontgaan, helaas. Ik kende Greenblatt niet, maar op Wikipedia lees ik dat hij toch vooral een letterenman is en specialist in de Renaissance. Ik heb het e-boek meteen aangeschaft bij Amazon. Ik wil het boek toch lezen, al was het maar omdat het een Pulitzer Prize heeft gewonnen, wat natuurlijk ook niet alles zegt.
    Eén opmerking vond ik intrigerend. Ik weet niet of deze van de auteur afkomstig zijn of dat het jouw eigen commentaar is: is het echt zo dat Lucretius de opvattingen over het atomisme van Epikouros (341-270 v.Chr.) heeft overgenomen en zelfs gepropageerd. Het atomisme van Demokritos (ca. 460 v.Chr.-380/370 v.Chr.) wordt wel als de oorsprong van het atomisme gezien en geldt als preciezer dan dat van Epikouros (zie artikel over beide heren in de Stanford Encyclopedia of Philosophy). Daarin lees ik ook dat onbekend is in hoeverre Hellenistische filosofen toegang hadden tot het werk van Epikouros. Ik begrijp ook dat over zijn leven heel weinig bekend is.
    Toevallig ben ik begonnen met de lectuur van een Franse vertaling van De rerum natura (tweetalig) (1997) van de hand van José Kany-Turpin. Ik had eerder al eens een paar fragmenten van het werk gelezen, maar nooit het hele werk.

    Alleen al het zeer uitgebreide voorwoord is de moeite waard om te lezen.
    Er wordt gesteld dat Lucretius (99 v.Chr. – 55 v.Chr.) dit leerdicht zou geschreven hebben louter om het ‘systeem’ van Epicurus in Rome te introduceren. Hij zou ook geclaimd hebben dat hij de eerste was die bekendheid geeft aan Epikouros en zijn filosofie. Dat wordt sterk betwijfeld gezien er ruim twee eeuwen tussen hem en Epikouros liggen. Hij schrijft vanuit een enorme bewondering wat het rationele en wetenschappelijke karakter ervan niet ten goede komt. J. Brunschwig zegt (door mij vertaald):
    “…één van de interessantste aspecten van het gedicht van Lucretius is dat hij het standpunt inneemt van een filosofieconsument, niet dat van een filosofieproducent …Voor hem is het essentieel dat zijn filosofie anderman’s filosofie is. Wat anderman’s filosofie is voor Lucretius, is wat water is voor een dorstige …” Lucretius is in de loop van de geschiedenis op de meest diverse manieren geïnterpreteerd naar gelang de religieuze en andere opvattingen van de commentator. Verder wordt gesuggereerd dat er nog heel wat werk aan de winkel is wat de correctheid van de Latijnse tekst plus de exegese ervan.
    Ik merk dat ik aan het afdwalen ben van het onderwerp The Swerve.

    Misschien vind ik een antwoord op een aantal vragen in The Swerve, maar jouw recensie lezend, is de kans groot dat dat niet het geval is. Tussen haakjes: ik houd ook niet van complottheorieën, maar lees er graag over, omdat je zo kennis neemt van de schier grenzenloze menselijke fantasie.
    En …soms zijn er ook echte complotten.

    Roger van Bever

    1. mnb0

      “hij toch vooral een letterenman is”
      U stelt het niet, maar ik wil het toch even benadrukken: dat is geen excuus. Hoogleraren, ook letterenmannen, dienen te beseffen dat ze, als ze een leuk model hebben geformuleerd, actief op zoek moeten gaan naar feiten die hun model lijken tegen te spreken. Anders schiet het niet op en wordt het onderzoek zelfs misleidend.
      JL is te vriendelijk om het te schrijven, maar ik niet: Greenblatt’s onderzoek is prul. Je begint niet met een conclusie om dan feiten te zoeken die die conclusie lijken te bevestigen. Je formuleert open onderzoeksvragen en gaat dan aselect op zoek naar feiten die die vragen kunnen beantwoorden. Eerstejaars universiteit.
      Even opscheppen: een paar jaar geleden heb ik acht serieuze eindexamenkandidaten begeleid om een geschiedenisscriptie te schrijven (stoommachine en kernenergie). Ik heb ze deze weg laten behandelen en op het mondeling examen wisten ze tot hun eigen verbazing meer van hun onderwerpen dan hun leraar.
      Zij deden wat Greenblatt naliet.

  3. mnb0

    “De moderniteit zou zijns inziens in feite zijn gevormd door het Romeins gedicht.”
    Dat is nogal overdreven, al was het maar omdat het nog dik 350 jaar (vanaf 1417 gerekend) zou duren voordat wetenschap volledig naturalistisch werd (de methodologische versie). Newton had nog wel een plaatsje voor god(en) in zijn planetaire stelsel.
    Voor mij als natuurkundeleraar, die verplicht is in zijn lessen het belang van empirie te benadrukken, is de grootste tekortkoming van Greenblatt een heel andere. Hij negeert de belangrijkste, wellicht revolutionaire maar grotendeels onopgemerkte ontwikkeling uit de 16e eeuw: het idee dat observaties en experimenten kunnen beslissen tussen twee tegenstrijdige hypothesen en theorieën.
    Ik zie niet welke antieke of middeleeuwse auteur daar de hand in heeft gehad. Al zal JL onmiddellijk opmerken dat teveel teksten verloren zijn gegaan (zucht) om dat met stelligheid te kunnen zeggen.

    “dat er een ‘grand design’ was”
    Leuk dat je zo je best doet om de positieve kanten van het boek te presenteren, maar hier haak ik af. Dit is samenzweringsdenken en daar heb ik een gezonde allergie tegen ontwikkeld.

    “laat hij weg wat hij niet kan gebruiken.”
    Dat heet kersenplukken.

Reacties zijn gesloten.