De Vesuvius in vlammen

vesuvius_in_vlammen

Voor Plinius de Jongere heb ik altijd een zwak gehad: met plezier heb ik op het gymnasium enkele van zijn brieven vertaald en later heb ik een boekje over de man geschreven, Een interimmanager in het Romeinse Rijk. Het tiende boek van zijn correspondentie bestaat uit brieven die hij schreef aan keizer Trajanus en maken het mogelijk te reconstrueren hoe een gouverneur met buitengewone volmachten een crisissituatie bezweert. Ja, Plinius is een interessante man en zijn brieven zijn de moeite waard.

Dat vond ook Vincent Hunink, die werkzaam is aan de Nijmeegse Radbouduniversiteit en daar het werk doet waar universiteiten voor zijn: ervoor zorgen dat de samenleving beschikt over de actueelste wetenschappelijke inzichten. Ik ken hem – full disclosure – persoonlijk en sta altijd weer versteld van zijn enorme productiviteit als vertaler én als spreker. Er lijkt geen week voorbij te gaan waarin hij niet op Facebook vertelt over een lezing en er lijkt wel geen maand voorbij te gaan zonder dat hij een nieuwe vertaling produceert. Dit keer zijn het de brieven die Plinius schreef aan zijn vriend, de historicus Tacitus.

Wat bond die twee? Ze waren beide senator, ze kwamen beide uit de provincie en ze deelden het plichtsgevoel van de Romeinse bestuurlijke klasse: als je een hart had, nam je je verantwoordelijkheid, ook (of misschien wel juist) als de keizer Domitianus heette en een tiran was. Ondanks deze overeenkomsten presenteren zich op heel verschillende wijze. Tacitus is de denker, die voorbij de gebeurtenissen uit het verleden wil kijken om te peilen wat mensen eigenlijk zijn. Wie hem leest als historicus, doet hem tekort: hij is te diepgravend om historicus te zijn. Plinius is veel oppervlakkiger. Het is tekenend dat hij van de stoïcijnse filosoof Euphrates eigenlijk niet meer weet te zeggen dan dat hij zo’n mooie baard heeft.

Je kunt het echter ook anders zien. Tacitus mag dan dieper graven, zijn conclusies over de menselijke natuur zijn op het platvloerse af goedkoop: hij is zo’n cynicus die je vervelend zou vinden als hij niet zo knap zou schrijven. En misschien is Plinius wel de slimmere van de twee, omdat hij wist dat de grote waarheden aan de oppervlakte liggen. Wat ze als auteur delen is een enorme liefde voor de taal, voor de precieze formulering. En dan is het leuk te lezen wat de een de ander meldt.

De twee langste brieven zijn die waarin Plinius de Jongere aan Tacitus schrijft over de uitbarsting van de Vesuvius. Hunink heeft zijn boekje hier zelfs naar vernoemd: het heet De Vesuvius in vlammen. Je ziet duidelijk dat de epistolograaf zit te vlassen op een plek in de Historiën waaraan zijn penvriend aan het schrijven is. (Tacitus’ beschrijving van de catastrofe is, zoals de meeste teksten uit de Oudheid, verloren gegaan.)

Huninks vertaling – en u moet maar geloven dat ik in mijn oordeel niet wordt beïnvloed door het feit dat ik hem ken – leest als een trein en hij verraste me met een buitengewoon intrigerende aantekening. U moet weten dat tijdens de Vesuviusuitbarsting Plinius’ oom, de Romeinse admiraal én encyclopedist Plinius de Oudere, om het leven kwam. Hunink wijst er nu op hoe selectief de jongere Plinius ons over deze gebeurtenis informeert: je krijgt de indruk dat de doodsoorzaak een stoornis van de ademhaling was, terwijl we uit SuetoniusLevens van beroemde mannen weten dat Plinius door een slaaf is gedood. Het zou heel goed waar kunnen zijn, want Suetonius was een protegé van de Plinii en moet de familiegeschiedenis hebben gekend. Kortom: Plinius nam – althans in de gepubliceerde versie van deze brief – de vrijheid bepaalde feiten achter te houden.

Dat werpt, om te beginnen, een zeker licht op zijn vriendschap met de historicus. Dit past goed bij wat we denken te weten over antieke vriendschap, namelijk dat deze wat instrumenteel was en gebaseerd op “ik doe wat voor jou, jij doet wat voor mij”. Het werpt ook een zeker licht op de betrouwbaarheid van Tacitus’ geschiedwerk: afgaand op dat wat we weten, had de auteur van de Historiën dus geen gelukkige hand in het selecteren van informatiebronnen. We kennen Tacitus’ uiteindelijke verslag niet, maar ik zou niet weten hoe hij voorbij het bedrog heeft kunnen zien.

De andere brieven uit De Vesuvius in vlammen tonen vooral hoe Plinius de Jongere, door zich te presenteren als vriend van Tacitus, werkt aan zijn eigen imago, een punt waar Hunink in zijn aantekeningen verschillende keren op wijst. Misschien is het wel dé centrale gedachte achter de vertaling. Dat maakt uiteindelijk de lectuur van dit boekje de moeite waard en vormt ook een antwoord op de (als vraag vermomde) kritiek die ik een tijdje geleden hoorde: waarom Hunink zijn talent toch steeds aan van die kleine boekjes verspilde. Behalve dat de constatering onjuist is – Hunink werkt aan een vertaling van Tacitus’ volledige Annalen, een majeur project – zie je in De Vesuvius in vlammen een didactische strategie: hij heeft één boodschap en werkt die uit in één boekje.

Het lijkt me een strategie die zich leent voor een college of een les: een mooi afgerond geheel met een duidelijke pointe. Er bestaan communicatieve strategieën waarmee meer informatie sneller bij meer mensen komt, maar ik vind de door Hunink gekozen benadering alleszins respectabel. Ik las De Vesuvius in vlammen in de trein van Den Bosch naar Amsterdam in één ruk uit en had er dezelfde voldoening van als van een fijn college van een inspirerend docent.

Deel dit:

6 gedachtes over “De Vesuvius in vlammen

  1. Jaap-Jan Flinterman

    Citaat uit het bovenstaande: “…, terwijl we uit Suetonius’ Levens van beroemde mannen weten dat Plinius door een slaaf is gedood.” Maar Suetonius schrijft: “vi pulveris ac favillae oppressus est, vel ut quidam existimant a servo suo occisus, quem aestu deficiens ut necem sibi maturaret oraverat.” “He was suffocated by the shower of dust and ashes, although some think he was killed by a slave, whom he begged to hasten his end when he was overcome by the intense heat.” Hoe weten we dat wat Suetonius aan anonieme zegslieden toeschrijft, de werkelijke toedracht van de dood van Plinius de Oudere is? Is de (impliciete) veronderstelling dat de versie die Suetonius als eerste noemt, een leugentje uit overwegingen van piëteit is? ‘Weten’ vind ik dan wel een beetje sterk uitgedrukt.

    1. CK

      Wat een vreemde reactie. Dat antieke teksten meerdere interpretaties toestaan, weet iedereen. Het is voor Hunink’s betoog en voor de typering van zijn ‘communicatieve strategie’ niet belangrijk of Suetonius of Plinius gelijk had.

      1. Klopt, maar ik ging een stap verder dan een typering van Huninks werk: ik beschouwde het als bevestiging van Tacitus’ onvermogen goede informanten te vinden. Dat Suetonius niet precies schrijft wat ik in de snelligheid las, ondergraaft de gevolgtrekking wel degelijk.

      2. Jaap-Jan Flinterman

        Wellicht ten overvloede: het was geenszins mijn bedoeling op enigerlei wijze de verdiensten van Vincent Hunink in twijfel te trekken. Ik wilde gewoon een boom opzetten over de interpretatie van die Suetoniuspassage. Dat (antieke) teksten voor meerdere interpretaties vatbaar zijn, wil nog niet zeggen dat discussie daarover zinledig is.

Reacties zijn gesloten.